ECLI:NL:RBROT:2021:13412

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
9030623 \ CV EXPL 21-6531
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis over bewijsopdracht en terugbetaling van onverschuldigd betaalde overwerkuren

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 12 november 2021 een tussenvonnis uitgesproken in een geschil tussen Havenbedrijf Rotterdam N.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer had een bewijsopdracht gekregen met betrekking tot overwerk dat hij in de jaren 2018 en 2019 zou hebben verricht. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd. Hij moest aantonen op welke dagen en hoeveel uren hij buiten zijn feitelijke arbeidsduur werkzaamheden had verricht voor het Havenbedrijf. De kantonrechter concludeerde dat de uren die de werknemer aan fotowerkzaamheden had besteed, niet als overwerk konden worden gekwalificeerd, omdat er geen bewijs was dat het Havenbedrijf opdracht had gegeven voor deze werkzaamheden buiten de reguliere werktijden.

De kantonrechter heeft verder overwogen dat de werknemer, ondanks dat hij geen bewijs had geleverd, wel een aantal foto’s en e-mailcorrespondentie had overgelegd. Echter, deze stukken gaven geen aanleiding om te concluderen dat de werknemer in opdracht van het Havenbedrijf buiten zijn reguliere werktijden had gewerkt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werknemer het salaris dat hem in 2018 en 2019 aan overwerk was uitbetaald, voor zover dit 11 uur overwerk per maand overstijgt, aan het Havenbedrijf als onverschuldigd betaald moest terugbetalen. De vordering van het Havenbedrijf tot volledige terugbetaling van alle door de werknemer gedeclareerde overuren werd afgewezen, omdat het Havenbedrijf geen berekening had overgelegd die rekening hield met de 11 uur overwerk per maand.

De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere beslissingen en partijen de gelegenheid gegeven om een akte in te dienen. Dit tussenvonnis is een belangrijke stap in de procedure, waarin de rechten en plichten van beide partijen verder worden onderzocht.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9030623 \ CV EXPL 21-6531
uitspraak: 12 november 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Havenbedrijf Rotterdam N.V.,
statutair gezeteld te Rotterdam,
eiseres in conventie bij exploot van dagvaarding van 8 februari 2021,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. R. van der Stap te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. J.A. Noordam (Arag Rechtsbijstand) te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Havenbedrijf” respectievelijk “[gedaagde]”.

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 20 augustus 2021. Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de ter rolzitting van 16 september 2021 door [gedaagde] ingediende akte uitlating bewijslevering;
  • de ter rolzitting van 14 oktober 2021 door het Havenbedrijf ingediende akte.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

In conventie en in reconventie

2.1.
In voornoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat de bewijslast wordt omgekeerd en dat [gedaagde] dient te bewijzen op welke dagen en gedurende hoeveel uren op die dagen hij in de jaren 2018 en 2019 in opdracht van het Havenbedrijf werkzaamheden buiten zijn feitelijke arbeidsduur heeft verricht ten behoeve van het Havenbedrijf. De kantonrechter heeft verder overwogen dat uren die [gedaagde] heeft besteed aan fotowerkzaamheden niet als (voor vergoeding in aanmerking komend) overwerk kwalificeren, nu [gedaagde] tegenover de betwisting door het Havenbedrijf geen feiten en omstandigheden heeft gesteld die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat het Havenbedrijf [gedaagde] opdracht heeft gegeven de fotowerkzaamheden buiten zijn gebruikelijke werktijd te verrichten, laat staan dat hij deze uren als overwerk mocht declareren. [gedaagde] is toelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt op welke dagen en gedurende hoeveel uren op die dagen hij in de jaren 2018 en 2019 in opdracht van het Havenbedrijf werkzaamheden buiten zijn feitelijke arbeidsduur heeft verricht ten behoeve van het Havenbedrijf.
2.2.
In de akte uitlating bewijslevering heeft [gedaagde], samengevat weergegeven, het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft met [naam 1] (hierna: [naam 1]) gesproken over de fotografie en de beeldbank, die hij moest opschonen. [naam 1] wenste dat vlekken en ruis op de foto’s werden verwijderd, waarop [gedaagde] heeft aangegeven dat hij een fotobewerkingsprogramma nodig had. Omdat dit binnen het Havenbedrijf niet mogelijk was, is met [naam 1] en [naam 2] besproken dat hij dit thuis in de avonduren en in de weekenden kon doen. [naam 2] heeft aangegeven dat er geen budget was, maar dat ze er met [naam 3] over zou praten. Zij gaf aan dat als [gedaagde] niets zou horen, het dan goed was. Aangezien [gedaagde] niets meer hoorde, is hij de werkzaamheden blijven verrichten. [gedaagde] heeft steeds opgave van uren aan [naam 3] gedaan, die deze accordeerde. Daarna werden de lijsten gescand en naar HR gezonden. Eerder heeft [gedaagde] ter onderbouwing een usb stick overgelegd met bij elkaar 5.170 foto’s waarvan er 2.546 zijn bewerkt. Deze foto’s zijn in opdracht van het Havenbedrijf gemaakt. Eerst na twee jaar is gevraagd hoe het komt dat [gedaagde] zoveel werkte. [gedaagde] is zijn werk aan de foto’s te goeder trouw blijven verrichten en kreeg er steeds voor betaald. Voor zover [gedaagde] weet is er iedere drie maanden overleg over het budget en is er nooit ingegrepen. [gedaagde] heeft verschillende (ongenummerde) stukken overgelegd, waaronder een aantal (bewerkte) foto’s en e-mailcorrespondentie over foto’s.
2.3.
In reactie op de akte van [gedaagde] heeft het Havenbedrijf, samengevat weergegeven, het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft niet aan de bewijsopdracht voldaan. Het Havenbedrijf verwijst naar rechtsoverweging 5.8 (bedoeld zal zijn 5.7) van het tussenvonnis en stelt dat de ‘producties’ en de toelichting van [gedaagde] zien op fotowerkzaamheden, waarbij hij herhaalt hetgeen hij reeds bij conclusie van antwoord heeft aangevoerd. Verder stelt het Havenbedrijf dat nimmer expliciet of impliciet aan [gedaagde] opdracht is gegeven buiten werktijd foto’s te maken. Ook is hem nooit toegezegd of bevestigd dat hij daarvoor overwerk mocht noteren. [gedaagde] heeft op heimelijke wijze gehandeld door overuren pas achteraf bij te schrijven.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet is geslaagd in het aan hem opdragen bewijs. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter in rechtsoverweging 5.7 reeds geoordeeld dat uren die [gedaagde] heeft besteed aan fotowerkzaamheden niet als (voor vergoeding in aanmerking komend) overwerk kwalificeren. Voor zover [gedaagde] met de akte uitlating bewijslevering beoogd heeft te bewerkstelligen dat de kantonrechter terugkomt op dit oordeel, geldt dat hiervoor geen reden is. Zelfs indien wordt aangenomen - hetgeen het Havenbedrijf betwist - dat [gedaagde] de door hem bij akte overlegde foto’s in de avonduren en in het weekend heeft bewerkt, kan hieruit niet worden afgeleid dat [gedaagde] deze werkzaamheden in opdracht van het Havenbedrijf buiten zijn feitelijke arbeidsduur heeft verricht. Ook uit de door [gedaagde] overgelegde e-mails blijkt geenszins dat het Havenbedrijf [gedaagde] opdracht heeft gegeven fotowerkzaamheden buiten zijn feitelijke arbeidsduur te verrichten. Integendeel; in de e-mail van [naam 4] van 16 mei 2018 wordt vermeld: “
Ik wel er geen gewoonte van maken. En het is geen must maar zie hieronder. Dus we zijn geïnteresseerd in een foto van [naam schip 1] maar ook van de [naam schip 2] (als het werk het toelaat!!).” Een opdracht tot het verrichten van fotowerkzaamheden buiten de feitelijke arbeidsduur kan hieruit niet worden afgeleid. [gedaagde] heeft in zijn akte uitlating bewijslevering verder op geen enkele manier bewijs geleverd van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat hij in 2018 en 2019 in opdracht van het Havenbedrijf andere (dan foto-)werkzaamheden buiten zijn feitelijke arbeidsduur heeft verricht ten behoeve van het Havenbedrijf.
2.5.
Nu [gedaagde] niet in de bewijsopdracht is geslaagd zal [gedaagde] – zoals reeds in het tussenvonnis in rechtsoverweging 5.8 is geoordeeld – het salaris dat hem in 2018 en 2019 aan overwerk is uitbetaald, voor zover dit 11 uur overwerk per maand overstijgt, aan het Havenbedrijf als onverschuldigd betaald moeten terug betalen.
2.6.
De door het Havenbedrijf gevorderde volledige terugbetaling van alle door [gedaagde] gedeclareerde overuren is niet toewijsbaar, nu op deze vordering 11 uur overwerk per maand over de jaren 2018 en 2019 in mindering dient te worden gebracht. Het Havenbedrijf heeft geen berekening in het geding gebracht, waarbij voor wat betreft de hoogte van de vordering rekening is gehouden met 11 uur overwerk per maand over de jaren 2018 en 2019. Het Havenbedrijf zal derhalve in de gelegenheid worden gesteld zich hierover bij akte uit te laten.
2.7.
[gedaagde] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hier op te reageren.
2.8.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van de procedure aangehouden.
2.9.
Mochten partijen naar aanleiding van hetgeen hiervoor is overwogen alsnog in overleg treden over een minnelijke regeling en hierover overeenstemming bereiken, dan wordt partijen verzocht zich hierover op de genoemde rolzitting uit te laten.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
stelt het Havenbedrijf in de gelegenheid om zich ter rolzitting van
donderdag 9 december 2021 om 14.30 uureen akte te nemen zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.7 bedoeld, onder aantekening dat een schriftelijk stuk dat niet op de zitting wordt overhandigd uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uur ter griffie ontvangen moet zijn;
[gedaagde] zal daarna op een nader te bepalen rolzitting in de gelegenheid worden gesteld op de akte van het Havenbedrijf te reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44483