In deze zaak, uitgesproken op 20 augustus 2021 door de kantonrechter te Rotterdam, betreft het een geschil tussen Havenbedrijf Rotterdam N.V. en een voormalige werknemer, [gedaagde]. De werknemer heeft gedurende zijn dienstverband van 1 januari 1980 tot 20 februari 2020 een aanzienlijk aantal overuren gedeclareerd, die door de werkgever zijn uitbetaald. Het Havenbedrijf stelt dat deze betalingen onverschuldigd zijn, omdat de overuren niet zijn goedgekeurd door de leidinggevende en er geen formele opdrachten waren gegeven voor het verrichten van overwerk. De werknemer heeft op zijn beurt betwist dat hij opzettelijk onterecht uren heeft gedeclareerd en heeft verklaard dat hij de uren daadwerkelijk heeft gewerkt, met name in verband met fotowerkzaamheden voor het Havenbedrijf.
De procedure begon met een dagvaarding van het Havenbedrijf op 8 februari 2021, waarin het bedrijf vorderingen indiende voor terugbetaling van de onverschuldigd betaalde overuren, die in totaal bijna € 100.000,- bedroegen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer in verschillende gevallen uren heeft gedeclareerd die niet als overwerk konden worden gekwalificeerd, en dat hij deze uren pas na goedkeuring door zijn leidinggevende heeft genoteerd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de werknemer misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van zijn werkgever.
De kantonrechter heeft de werknemer toegelaten tot het bewijs van de door hem gewerkte uren, maar heeft ook aangegeven dat hij moet aantonen dat hij daadwerkelijk in opdracht van het Havenbedrijf heeft gewerkt buiten zijn reguliere werktijden. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering, waarbij de werknemer moet aantonen op welke dagen en hoeveel uren hij heeft gewerkt.