ECLI:NL:RBROT:2021:13406

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
C/10/625856 / KG ZA 21-821
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over afstemmingsregel en vorderingen tot nakoming van eerdere uitspraak

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eiseres, MAAS EN KLEIBERG SUBSIDIEADVIES ROTTERDAM B.V. (MKS), vorderingen heeft ingesteld tegen [persoon A]. De procedure is gestart naar aanleiding van een eerder vonnis van 9 juni 2021, waarin [persoon A] was veroordeeld om een Excel-bestand, dat bedrijfsgevoelige informatie bevatte, aan MKS ter beschikking te stellen. MKS vorderde in dit kort geding nakoming van die verplichting, alsook een dwangsom voor het geval [persoon A] niet zou voldoen aan de veroordeling. De rechtbank oordeelde dat de afstemmingsregel van toepassing was, wat betekent dat de rechter in kort geding de eerdere uitspraak van de bodemrechter dient te volgen, tenzij er sprake is van een kennelijke misslag. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van een dergelijke misslag en dat [persoon A] gehouden was om het bestand aan MKS te retourneren. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval hij hier niet aan zou voldoen. In reconventie vorderde [persoon A] opheffing van de executoriale beslagen die MKS had gelegd, maar deze vordering werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat MKS recht had op de executie van het vonnis van 9 juni 2021, omdat er geen misbruik van bevoegdheid was aangetoond. De vorderingen van MKS werden toegewezen, terwijl de vorderingen van [persoon A] werden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/625856 / KG ZA 21-821
Vonnis in kort geding van 11 november 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAAS EN KLEIBERG SUBSIDIEADVIES ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.T. Poot te Rotterdam,
tegen
[persoon A],
wonende te [woonplaats A] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R. Stekelenburg te Kerkwijk.
Partijen worden hierna MKS en [persoon A] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 september 2021, met producties;
  • de brief van mr. Stekelenburg van 26 oktober 2021, met producties en eis in reconventie;
  • het e-mailbericht van mr. Poot van 27 oktober 2021, met aanvullende producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 28 oktober 2021;
  • de pleitnota van mr. Poot;
  • de pleitnota van mr. Stekelenburg;
  • de, tijdens de mondelinge behandeling toegestane, wijziging van eis van MKS.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
MKS is een onderneming die zich (onder meer) bezighoudt met het verstrekken van subsidieadvies.
2.2.
Enig aandeelhouder en bestuurder van MKS is Maas en Kleiberg Subsidieadvies Holding B.V. (hierna: MKS Holding).
2.3.
W.B. Maas Holding B.V. (hierna: Maas Holding) en B.A. Kleiberg Holding B.V. (hierna: Kleiberg Holding) houden ieder 50% van de aandelen in MKS Holding en zijn tevens bestuurders van MKS Holding.
2.4.
Maas Holding is de persoonlijke vennootschap van W.B. Maas (hierna: Maas). Kleiberg Holding is de persoonlijke vennootschap van B.A. Kleiberg (hierna: Kleiberg).
2.5.
Per 31 mei 2012 werd [VOF A] , de persoonlijke vennootschap van [persoon A] (hierna: [VOF A] ), voor 33,3% aandeelhouder van MKS Holding. [persoon A] is van 31 mei 2012 tot 11 juni 2019 middellijk bestuurder geweest van MKS Holding (en daarmee ook van MKS).
2.6.
Op 2 juli 2014 hebben Maas, Kleiberg en [persoon A] een aandeelhoudersovereenkomst gesloten. In de aandeelhoudersovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Artikel 9 - Niet-concurrentiebeding.
Vertrouwelijkheid. Verbod op afwerving van personeel en klanten
1.
De aandeelhouders verbinden er zich eveneens toe om tijdens de volledige duur van deze
overeenkomst evenals gedurende een periode van vijf jaar na de beëindiging van deze
overeenkomst:
op het grondgebied van de Europese Unie (territorium eventueel uitbreiden indien gewenst) geen activiteiten uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect, hetzij als bediende, hetzij als bestuurder, aandeelhouder, lasthebber, consultant, agent van een vennootschap, vereniging of andere entiteit of optredend in een andere hoedanigheid hiervoor, die rechtstreeks of onrechtstreeks concurrerend zijn met de bedrijfsactiviteit van Maas & Kleiberg, die bestaat in de dienstverlening aan bedrijven aangaande het bekomen van Nationale en eventueel Europese subsidies.
geen vertrouwelijke informatie die verband houdt met Maas & Kleiberg, zo onder meer doch niet beperkend, gegevens met betrekking tot klanten, personeel, de samenwerking tussen de aandeelhouders, de organisatie van de activiteiten en de boekhouding, te gebruiken voor welke doeleinden dan ook. Deze verbintenis betreft alle als vertrouwelijk te beschouwen informatie, ongeacht of het vertrouwelijke karakter ervan uitdrukkelijk is vermeld.
geen enkele vertrouwelijke informatie, zoals hierna gedefinieerd, mee te delen aan derden, behoudens in het geval van 1) wettelijke verplichting, 2) voorafgaande en schriftelijke toestemming tot mededeling door de andere aandeelhouders of 3) informatie die reeds publiek is op het ogenblik van de mededeling.
Wordt beschouwd als vertrouwelijke informatie (niet limitatief bedoeld):
  • elk document, elke overeenkomst, alle knowhow, alle zakengeheimen en informatie met betrekking tot de werking van de vennootschap en/of van de samenwerking tussen de aandeelhouders, alle informatie met betrekking tot het personeel, de klanten, de organisatie, de leveranciers, de belangen, de activa in de ruimste zin, de werkwijzen, de geschillen, de publiciteit, de marketing, de deelnames enzovoort van de vennootschap en/of van de andere aandeelhouders;
  • de overeenkomst die tussen de aandeelhouders in het kader van hun samenwerking wordt afgesloten.
2.
De aandeelhouders verbinden er zich toe om bij de beëindiging van hun samenwerking, alle documenten met betrekking tot de vennootschap (inclusief kopieën en ongeacht op welk medium bewaard), die zij bezitten en die vertrouwelijke informatie bevatten, terug te bezorgen aan de vennootschap.
(…)”
3.
In geval van inbreuk op hoger vernoemde verbintenis, zal in voorkomend geval de inbreuk plegende partij aan de andere partij van rechtswege een forfaitaire schadevergoeding verschuldigd zijn ten hoogte van EUR 25.000,- per inbreuk, vermeerderd met EUR 2.500,- per dag dat de overtreding voortduurt. De betaling van deze schadevergoeding doet geen afbreuk aan het recht van de andere aandeelhouder om een hoger bedrag aan schadevergoeding te eisen, indien kan worden aangetoond
dat het bedrag van de effectief geleden schade dit bedrag overschrijdt, noch aan het recht van de andere aandeelhouder om een rechtsvordering in te stellen tegen de inbreuk plegende partij. (…)”
2.7.
Eveneens op 2 juli 2014 hebben MKS Holding en [VOF A] een managementovereenkomst gesloten. In de managementovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…)
6. Geheimhouding / publicatie
6.1.
[VOF A]zal gedurende deze overeenkomst en na beëindiging daarvan al hetgeen tot haar kennis mocht komen omtrentM&K Subsidieadviesof daarmee verbonden ondernemingen, strikt vertrouwelijk behandelen en niet aan derden bekend maken zonder schriftelijke toestemming vanM&K Subsidieadvies, zulks op straffe van een boete van € 10.000,-- voor elke overtreding van de in dit artikel neergelegde geheimhoudingsplicht.
6.2
[VOF A]zal aan de heer [persoon A] de verplichting opleggen de bedoelde aantekeningen, notities brieven dan wel andere bescheiden van welke aard ook, alsmede kopieën daarvan, welke hij in zijn bezit mocht hebben, op diens eerste verzoek aanM&K Subsidieadviester beschikking stellen, zodra de heer [persoon A] de werkzaamheden voorM&K Subsidieadviesheeft beëindigd.
(…)
6.4
Alle correspondentie, documenten, modellen, bestanden, software en andere zaken met inbegrip van kopieën terzake vanM&K Subsidieadviesof daarmee verbonden ondernemingen en haar relaties zijn en blijven eigendom vanM&K Subsidieadviesen zullen bij beëindiging van deze overeenkomst terstond aanM&K Subsidieadviester beschikking worden gesteld zonder achterhouding van kopieën.
(…)

10..Aansprakelijkheid

(…)

10.4
[VOF A]en de heer [persoon A] verbeuren bij overtreding van enige bepaling in deze overeenkomst een onmiddellijk opeisbare boete van € 25.000,-- per overtreding, vermeerderd met € 2.500 voor iedere dag dat de overtreding voort duurt, onverminderd het recht vanM&K Subsidieadviesom schadevergoeding te vorderen en/of de nakoming van de onderhavige bedingen. (…)”
2.8.
Op 16 augustus 2016 heeft [VOF A] 13,3% van de aandelen in MKS Holding (terug) verkocht aan Maas Holding en Kleiberg Holding, voor een totaalbedrag van € 119.790,-, welke koopsom is omgezet in een geldlening van [VOF A] aan Maas Holding en Kleiberg Holding.
2.9.
Met betrekking tot de resterende 20% van de aandelen van [VOF A] , zijn partijen in een addendum op de aandeelhoudersovereenkomst van 29 april 2016 overeengekomen dat [VOF A] aan Maas Holding en Kleiberg Holding een koopoptie verleent.
2.10.
Begin 2019 is [persoon A] afgetreden als CFO en op 11 juni 2019 is [VOF A] ontslagen als bestuurder.
2.11.
Tussen MKS Holding en [VOF A] (en ook voor een deel met [persoon A] in privé) is op 15 november 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten. De vaststellingsovereenkomst vermeldt onder meer het volgende:
“(…)
Overwegende als volgt.
a. [VOF A] is aandeelhouder en voormalig bestuurder van M&K Holding. Maas Holding en Kleiberg Holding zijn bestuurder en eveneens aandeelhouder in M&K Holding.
(…)
c) Doel van deze Vaststellingsovereenkomst is om afspraken te maken omtrent onder meer de verkoop van de Aandelen (derhalve van [VOF A] ) aan Maas Holding en Kleiberg Holding.
d) Voorts hebben Partijen aanspraken, uit respectievelijk een leningsovereenkomst met datum 29 april 2016 en kenmerk [kenmerk leningsovereenkomst] (hierna te noemen: de “Leningsovereenkomst’) en in verband met gestelde schade door het handelen van [VOF A] als bestuurder, zoals (niet uitputtend) opgesomd in de brief van 23 augustus 2019 gericht aan [VOF A] , alsmede aan de heer [persoon A] in persoon (hierna te noemen: de "Schadeclaim")
e) Partijen en aan hen gelieerde personen wensen deze en andere claims en geschilpunten finaal op te lossen en te integreren in de onderhavige algehele overeenkomst, terwijl partijen elkaar voorts finale kwijting verlenen in de ruimste zin des woords.
f) Partijen wensen de zaken waarop deze vaststellingsovereenkomst (hierna: deze 'Vaststellingsovereenkomst' ziet uitputtend in deze Vaststellingsovereenkomst te regelen. (…)
Komen overeen als volgt.

2..Niet-concurrentie- en relatiebeding

2.1.
Vanaf het moment dat [VOF A] ten gevolge van de levering op de Leveringsdatum op grond van deze Vaststellingsovereenkomst geen aandeelhouder meer zal zijn, worden de non concurrentie en relatiebedingen van artikel 9 (lid 1, aanhef en onder a, lid 4 en lid 5) van de Aandeelhoudersovereenkomst en artikel 8 (leden 2, 3, 4 en 8) van de Managementovereenkomst vervangen door de volgende tekst:
Het is zowel [VOF A] als de heer [persoon A] gedurende een periode vanaf het moment dat [VOF A] geen aandeelhouder meer zal zijn tot een periode van drie (3) jaar daarna, verboden om, direct of indirect (in de breedste zin des woords):
i) activiteiten die gelijk of concurrerend zijn met die van Maas & Kleiberg Subsidieadvies te ondernemen in de subsidieadviesmarkt bij of voor op Leveringsdatum bestaande concurrenten van Maas & Kleiberg Subsidieadvies, tenzij daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming door de aandeelhouders is verleend;
ii) Relaties van Maas & Kleiberg Subsidieadvies en aan haar gelieerde ondernemingen te benaderen voor het verlenen van diensten gelijk aan die van Maas & Kleiberg Subsidieadvies mits met die relaties op Leveringsdatum een actief contract bestond;
iii) personeelsleden of freelancers waarmee Maas & Kleiberg Subsidieadvies een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht had in de periode gelegen van 6 maanden voor 1 juli 2019, in dienst nemen of enige vorm van samenwerking mee aan te gaan, direct of indirect en al dan niet tegen vergoeding.
2.2.
De overige bepalingen, waaronder nadrukkelijk begrepen: de bepalingen omtrent geheimhouding, blijven onverkort van kracht.
2.3.
Indien [VOF A] of de heer [persoon A] een verplichting uit hoofde van artikel 2.1 (Niet
concurrentie - en relatiebeding), van deze Overeenkomst niet nakomt, verbeurt deze aan M&K Holding door de niet-nakoming een - eerst na schriftelijke ingebrekestelling houdende een redelijke termijn om alsnog deugdelijk na te komen - en zonder rechterlijke tussenkomst - opeisbare boete van EUR 10.000,- (tienduizend euro) per overtreding, te vermeerderen met EUR 500,-- (vijfhonderd euro) voor iedere dag of gedeelte van een dag, dat de overtreding na de eerste dag van de overtreding voortduurt, zonder dat de andere Partij enig verlies of schade behoeft te bewijzen en onverminderd het recht van de niet in overtreding zijnde Partij om naast de boete nakoming alsmede vergoeding van werkelijk geleden schade te vorderen voor zover die meer zou bedragen dan de boete. (…)

4..Finale kwijting

4.1.
Partijen verlenen elkaar behoudens juiste uitvoering van hetgeen zij zijn overeengekomen over en weer finale kwijting, ten aanzien van alle conflicten, claims, ongeacht aard, achtergrond of (rechts)grond, welke finale kwijting zich eveneens uitstrekt tot alle aan Partijen gelieerde personen of entiteiten.
4.2.
Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat de finale kwijting zoals bedoeld in het vorige lid zich mede uitstrekt tot:
a.
De aanspraken op grond van de Leningsovereenkomst, zodat die overeenkomst komt te vervallen, en de aanspraken op grond van de Schadeclaim;
b.
Maas Holding, Kleiberg Holding, M&K Holding, de heer [persoon B] en de heer [persoon C] op de heer [persoon A] , persoonlijk en visa versa. (…)”
2.12.
[VOF A] heeft het restant van haar aandelen in MKS Holding aan Maas Holding en Kleiberg Holding verkocht voor een bedrag van € 240.000,00.
2.13.
Bij e-mail van 15 november 2019 heeft [persoon A] aan (onder meer) de advocaat van MKS het volgende geschreven:
“(…)
Nou, wie had dat op 1 november kunnen bedenken - een VSO. Ik (toen) in ieder geval niet:)) (…)
Over de prijs ben ik niet helemaal tevreden maar op deze manier heb ik daar wel volledige vrijheid voor terug. Kan niet werken bij of voor concurrenten op moment van ondertekenen (wil ik ook niet) maar kan nu wel zelf (via [VOF A] ) doen en ondernemen wat ik wil zonder gezeur of procedures. Maakt dan gelukkig niet meer uit of dat buiten, in, half in/op of helemaal op dezelfde subsidiemarkt is. Die vrijheid is dat dan wel waard hou ik mijzelf maar voor.
Ik zie de betaling van 28-12-2019 tegemoet en hoop dat de andere termijnen ook soepel verlopen zodat verder contact niet meer nodig is. (…)”
2.14.
In reactie daarop heeft de advocaat van MKS in een brief van 10 december 2019 aan de advocaat van [persoon A] het volgende geschreven:
“(…)
Interpretatie en partijbedoeling
De interpretatie dat [persoon D] , in persoon of via een aan hem gelieerde entiteit, ook binnen de
subsidiemarkt, zou mogen ‘doen en ondernemen wat hij wil’ is onjuist. In alle gesprekken tussen de advocaten is steeds expliciet aangegeven dat dit in ieder geval niet de bedoeling is. Dit komt ook terug in diverse e-mailberichten, ook in het laatste stadium van de onderhandeling. (…)
Primair stellen cliënten zich op het standpunt dat de zinsnede in artikel 2.1 ‘activiteiten die gelijk of concurrerend zijn met die van Maas & Kleiberg Subsidieadvies te ondernemen in de subsidieadviesmarkt’ voldoende duidelijk maakt dat dit beding mede ziet op het ondernemerschap. Anders zou immers het (ruime) woord ‘ondernemen' niet gebruikt hoeven te worden en had er 'werken' kunnen staan. (…)
Namens cliënten verzoek, en voor zover nodig, sommeer ik (…) [persoon D] , [VOF A] als iedere gelieerde entiteit derhalve om, voor zover toepasselijk:
(…) Te stoppen met iedere vorm van concurrentie (…)
(…) Per ommegaande aan te geven over welke bestanden, gegevens, informatie en kennis gerelateerd aan Maas en Kleiberg (…) uw cliënten nog beschikken;
(…) Alle bestanden, gegevens, informatie en kennis over of gerelateerd aan Maas & Kleiberg (…) te retourneren (…)”
2.15.
Op 15 april 2020 heeft de advocaat van MKS een laatste sommatie gestuurd aan [persoon A] c.s., waaraan geen gehoor is gegeven. MKS heeft hierop [persoon A] , en de B.V.’s waarvan hij (indirect) bestuurder en aandeelhouder is, te weten [VOF A] , FSH B.V., Funding Solution Holding B.V. en Innovation Funding B.V. gedagvaard.
2.16.
Bij vonnis van 9 juni 2021 van deze rechtbank is [persoon A] onder meer veroordeeld om het Excel-bestand genaamd ‘ [naam bestand] ’ (hierna: het bestand) aan MKS ter beschikking te stellen, zonder achterhouding van kopieën. [persoon A] is daarnaast veroordeeld tot betaling van € 250.000,00 aan MKS. De rechtbank heeft hiertoe voor zover van belang als volgt overwogen:
“(…)
4.14.
Ten aanzien van vordering III heeft MKS gesteld dat zij na beëindiging van de managementovereenkomst meermaals heeft verzocht stukken met betrekking tot MKS Holding of daarmee verbonden ondernemingen terug te krijgen, zonder achterhouding van kopieën. Deze vordering baseert MKS op artikel 9 lid 2 van de aandeelhoudersovereenkomst en artikel 6.4 van de managementovereenkomst. [persoon A] c.s. hebben geen gehoor gegeven aan de verzoeken van MKS, aldus MKS.
4.15.
Vooropgesteld wordt dat ook deze vordering niet toewijsbaar is jegens FSH, Innovation Funding en Funding Solution, reeds omdat zij geen partij zijn bij de aandeelhoudersovereenkomst noch de managementovereenkomst. Voorts verwerpt de rechtbank het beroep op het beding tot finale kwijting in de vaststellingsovereenkomst. Dat beding geldt behoudens het in de vaststellingsovereenkomst geregelde. De vaststellingsovereenkomst verklaart dat alleen de non concurrentie- en relatiebedingen worden gewijzigd en dat de overige bedingen, waaronder de geheimhoudingsbedingen, van kracht blijven. Daarop kan dus ook nu nog een beroep worden gedaan.
4.16.
[persoon A] en [VOF A] hebben (onder meer) betwist dat zij nog stukken van MKS onder zich hebben, anders dan stukken die zij uit hoofde van de op hen rustende fiscale bewaarplicht moeten behouden en stukken die betrekking hebben op de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst dan wel op aandeelhoudersvergaderingen.
4.17.
De artikelen waar MKS zich op beroept, artikel 9 lid 2 van de aandeelhoudersovereenkomst en artikel 6.4 van de managementovereenkomst, gaan – kort gezegd – om stukken die bedrijfsgevoelige informatie van (onder meer) MKS bevatten. Bij correspondentie valt dan te denken aan correspondentie met klanten en contacten van het bedrijf. De stelling van MKS dat praktisch ieder stuk onder de reikwijdte van voornoemde artikelen valt, kan niet worden gevolgd. Het is evident dat bijvoorbeeld correspondentie tussen aandeelhouders of (met) (oud-)bestuurders daar niet onder kan worden geschaard. Immers valt niet in te zien, en dit is ook niet toegelicht door MKS, waarom de omstandigheid dat dergelijke stukken zich bij een oud-bestuurder en -aandeelhouder bevinden een risico vormt voor (de bedrijfsvoering van) MKS.
4.18.
In aanloop naar de zitting hebben [persoon A] en [VOF A] (als productie 5) een inventarislijst overgelegd van de bij hen aanwezige stukken. Die lijst ziet er als volgt uit:
“(…)
Jaarrekeningen 2011 -2017 (2018/2019 overigens niet in bezit).
Oprichtingsakte 2012 Maas en Kleiberg Subsidieadvies Holding B.V.
Leveringsakte 2016 aandelen MKS aan [VOF A] .
Kamer van Koophandel uittreksels.
Facturen van MKS inbreng omzet [VOF A] over 2014.
Facturen van MKS inbreng omzet [VOF A] over 2015.
Aandeelhoudersovereenkomst inclusief daarmee verband houdende correspondentie en stukken (addenda).
Managementovereenkomst inclusief daarmee verband houdende correspondentie en facturen.
Vaststellingsovereenkomst (VSO) inclusief concepten en daarmee verband houdende correspondentie.
AVA notulen augustus 2019 inclusief daarmee verband houdende correspondentie (oproep, agenda en verweer).
AVA notulen juni 2019 inclusief daarmee verband houdende correspondentie (oproep, agenda en verweer).
Juridische fusieakte 28 juni 2019 waarbij MKR verkrijgende rechtspersoon was.
Correspondentie (brieven, e-mails en whatsapp verkeer) uit de periode 2018-2020 tussen [VOF A] , de heer [persoon A] en MKS en aan haar gelieerde personen (de heer [persoon B] , de heer [persoon C] , hun vennootschappen e.d.) over een veelvoud van geschillen (o.a. opeisbare leningen, beweerdelijke fraude).
De VSO tussen MKS - [VOF A]
Akte levering aandelen op grond van de VSO.
Processtukken inclusief daarvan deel uitmakende producties.”
4.19.
Desgevraagd heeft MKS ter zitting ten aanzien van de in de inventarislijst onder 1 tot en met 16 genoemde stukken (met uitzondering van 13), aangegeven het geen probleem te vinden dat deze stukken bij [persoon A] dan wel [VOF A] blijven, zodat de vordering van MKS in ieder geval ten aanzien van deze stukken niet toewijsbaar is. Met betrekking tot de stukken genoemd onder 13 heeft MKS gesteld dat zij niet kan beoordelen of deze stukken geretourneerd moeten worden, omdat het te ruim is geformuleerd. Om die reden is de vordering op dit punt ook niet toewijsbaar.
4.20.
[persoon A] en [VOF A] hebben met bovenstaande lijst hun betwisting gemotiveerd. Gelet hierop is het aan MKS om aannemelijk te maken welke stukken zij terug wil, die [persoon A] en [VOF A] (nog) bezitten.
4.21.
MKS heeft weliswaar betwist dat de inventarislijst volledig en juist is en heeft gesteld dat [persoon A] en [VOF A] informatie achterhouden, maar zij heeft haar stelling slechts op één punt concreet gemaakt, namelijk dat uit een intern technisch onderzoek is gebleken dat [persoon A] informatie die aan MKS toebehoort naar zijn privémail heeft verzonden. [persoon A] heeft dit niet betwist. In dit verband is komen vast te staan dat [persoon A] op 2 april 2019 om 14:43, in de tijd dat hij nog werkzaam was bij MKS, van zijn werkmail naar zijn privémail een Excel-bestand heeft gestuurd genaamd ‘ [naam bestand] ’ (hierna: het bestand).
4.22.
Verder is als onvoldoende gemotiveerd betwist komen vast te staan dat het bestand bedrijfsgevoelige informatie van MKS bevat als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de aandeelhoudersovereenkomst. Het betreft informatie over meer dan 16.000 klanten, waaronder commerciële informatie, contactgegevens en subsidies waarvoor deze klanten in aanmerking zouden (kunnen) komen.
4.22.1.
[persoon A] heeft ter zake aangegeven dat het maken van rapporten onderdeel was van zijn functie en dat hij het bestand wellicht naar zijn privémail heeft gestuurd voor analysewerkzaamheden of om te testen of het bestand kon worden geopend. Echter, een duidelijke verklaring over waarom dit bestand is aangemaakt heeft [persoon A] niet gegeven. Zijn verklaring dat hij wilde proberen of het bestand kon worden geopend, is niet geloofwaardig; het is kennelijk een standaard Excel-bestand en niet valt in te zien waarom dat problemen met openen zou kunnen opleveren. Dit valt te minder in te zien, omdat [persoon A] erkent dat hij vaker dergelijke rapporten maakte en verklaart dat dat bij zijn werk hoort. Waarom hij dan ineens zou moeten testen of een bestand met zo goed als alle klantgegevens naar zijn privémailadres zou moeten verzenden, is voor de rechtbank dan ook een raadsel.
4.22.2.
[persoon A] heeft evenmin kunnen toelichten wat er precies met het bestand is gebeurd. In zoverre heeft hij niet voldaan aan zijn stelplicht.
4.22.3.
De rechtbank kan dan ook vaststellen dat het bestand naar [persoon A] is gegaan en kan niet vaststellen dat het daarna is gewist. In dit licht moet het ervoor worden gehouden dat het bestand zich ten onrechte nog steeds bij [persoon A] bevindt, zodat het terug moet naar MKS. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe, want daarvoor moet [persoon A] eerst concreet stellen wat hij zou willen bewijzen en aan die stelplicht heeft hij niet voldaan.
4.23.
MKS heeft haar stelling dat [persoon A] over stukken beschikt waarover hij niet zou mogen beschikken voor het overige onvoldoende gehandhaafd, zodat de vordering slechts met betrekking tot het bestand en ten aanzien van [persoon A] kan worden toegewezen.
vordering IV
4.24.
MKS heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [persoon A] en [VOF A] boetes hebben verbeurd in verband met overtreding van bepalingen uit de aandeelhoudersovereenkomst, de managementovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst. De rechtbank zal afzonderlijk ingaan op de gestelde overtredingen.
a. overtreding aandeelhoudersovereenkomst?
4.25.
Zoals reeds hiervoor is overwogen, staat vast dat [persoon A] in strijd met artikel 9 lid 2 van de aandeelhoudersovereenkomst heeft nagelaten het bestand aan MKS te retourneren. In artikel 9 lid 3 van de aandeelhoudersovereenkomst is bepaald dat bij een inbreuk op artikel 9 lid 2 de inbreuk makende partij een forfaitaire schadevergoeding is verschuldigd van € 25.000,- per inbreuk, vermeerderd met € 2.500,- per dag dat de overtreding voortduurt. De overtreding van [persoon A] van artikel 9 lid 2 is aangevangen op 29 november 2019, zijnde de dag van de levering van de aandelen, zodat [persoon A] vanaf die datum een boete is verschuldigd.
4.26.
Volgens MKS dient [persoon A] een boete van minimaal € 1.205.000,- aan MKS te betalen. De rechtbank is van oordeel dat de billijkheid klaarblijkelijk vereist dat de boete wordt gematigd tot een bedrag van € 250.000,-, omdat de boete anderszins in een disproportionele verhouding komt te staan tot de overtreding. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat partijen ten aanzien van de boete geen limitering zijn overeengekomen en dat het bedrag dat zal worden toegewezen een tienvoud is van het bedrag dat ineens opeisbaar was op grond van de aandeelhoudersovereenkomst. Dat, zoals MKS heeft gesteld, de boetebedingen volledig afkomstig zijn van [persoon A] en er verder niet over is onderhandeld, leidt niet tot een ander oordeel ter zake.
4.27.
Vordering IV onder a zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 250.000,-. Over het beroep op de finale kwijting oordeelde de rechtbank al in rechtsoverweging 4.15.
(…)
4.42.
De veroordelingen zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De vordering daartoe is gegrond op de wet en is niet weersproken. Het verbod kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, omdat dit een beslissing is die – anders dan de veroordelingen – niet door een deurwaarder ten uitvoer kan worden gelegd.

5..De beslissing

De rechtbank
(…)
5.2.
veroordeelt [persoon A] om het bestand, genoemd in 4.21, aan MKS ter beschikking te stellen, zonder achterhouding van kopieën;
5.3.
veroordeelt [persoon A] om aan MKS te betalen een bedrag van € 250.000,00 (tweehonderdvijftig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling; (…)
5.7.
verklaart onderdelen 5.2, 5.3, 5.4, 5.5 en 5.6 uitvoerbaar bij voorraad;(…)”
2.17.
Bij e-mailbericht van 11 juni 2021 aan de advocaat van [persoon A] heeft de advocaat van MKS verzocht om een onvoorwaardelijke bevestiging dat [persoon A] het bestand binnen 15 dagen zal retourneren en de op grond van het vonnis verschuldigde bedragen zal voldoen. Partijen hebben daarna nog uitvoerig gecorrespondeerd. Tot op heden heeft [persoon A] het bestand niet ter beschikking gesteld aan MKS.
2.18.
Op 29 september 2021 is in opdracht van MKS ten laste van [persoon A] executoriaal bankbeslag gelegd onder de Coöperatieve Rabobank U.A., ter executie van het vonnis van 9 juni 2021. Op 18 oktober 2021 is in opdracht van MKS voorts executoriaal beslag gelegd op de onverdeelde helft van de woning van [persoon A] .
2.19.
[persoon A] is tegen het vonnis van 9 juni 2021 in hoger beroep gegaan. De appeldagvaarding is op 19 oktober 2021 aangebracht bij het hof Den Haag.

3.Het geschil in conventie

3.1.
MKS vordert – na wijziging van eis – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[persoon A] te veroordelen tot nakoming van de uit het vonnis van 9 juni 2021 voor [persoon A] voortvloeiende verplichtingen als bedoeld in rechtsoverweging 5.2., op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 en € 1.000,00 per dag of dagdeel dat hij deze verplichting niet nakomt;
[persoon A] te veroordelen tot alle proceskosten in dit geding, alsmede kosten gemachtigde en nakosten;
de vorderingen onder 1. en 2. te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans wettelijke rente, tot de dag der algehele voldoening.
3.2.
MKS legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [persoon A] voldoet niet aan het vonnis van 9 juni 2021. Aan de veroordeling is geen dwangsom gekoppeld waardoor het gebod om het bestand over te leggen voor [persoon A] kennelijk een lege huls is. [persoon A] weigert immers om het bestand ter beschikking te stellen aan MKS. Het bestand bevat informatie over meer dan 16.000 klanten van MKS, waaronder commerciële informatie, contactgegevens en subsidies waarvoor deze klanten in aanmerking zouden (kunnen) komen en is daardoor zeer waardevol.
3.3.
[persoon A] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van MKS in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[persoon A] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair MKS te gebieden het door haar op 29 september 2021 gelegde executoriale beslag onder de Rabobank en het op 18 oktober 2021 gelegde executoriale beslag op de onverdeelde helft van de woning van [persoon A] op te heffen en MKS te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis alle handelingen die benodigd zijn ter opheffing van deze execuroriale beslagen te verrichten, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00, met een maximum van € 150.000,00, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat MKS daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft;
Subsidiair, MKS te verbieden het vonnis van 9 juni 2021 op welke wijze dan ook verder ten uitvoer te leggen dan wel de executie te staken en gestaakt te houden tot en met de uitspraak in hoger beroep, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00, met een maximum van € 150.000,00, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat MKS daarmee in gebreke blijft;
en MKS te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
MKS voert verweer dat strekt tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
Bij de beoordeling stelt de voorzieningenrechter voorop dat de rechter die in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, zijn vonnis in beginsel dient af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in de beslissing, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, wat aan de orde kan zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht of indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
5.2.
[persoon A] is in het bodemvonnis van 9 juni 2021 veroordeeld om het bestand aan MKS ter beschikking te stellen, zonder achterhouding van kopieën. De rechtbank heeft hiertoe overwogen in de overwegingen 4.20. tot en met 4.22.3. zoals hiervoor geciteerd. De afstemmingsregel brengt met zich dat er in dit kort geding van uit moet worden gegaan dat [persoon A] beschikt over het bestand en dat hij gehouden is om het bestand aan MKS ter beschikking te stellen.
5.3.
De voorzieningenrechter begrijpt dat [persoon A] zich beroept op een misslag. [persoon A] heeft zijn stelling dat hij niet beschikt over het bestand en daarom niet in staat is om aan het vonnis van 9 juni 2021 te voldoen, onderbouwd met een rapport van Invictus waarin staat dat uit de uitgevoerde analyses is gebleken dat het bestand niet is aangetroffen en ook nooit is geopend op de laptop van [persoon A] .
De voorzieningenrechter is van oordeel dat hieruit niet, met voldoende mate van aannemelijkheid, kan worden afgeleid dat [persoon A] niet over het bestand (heeft) beschikt. Dat het niet op de laptop van [persoon A] is aangetroffen en daar nooit is geopend doet niets af aan de vaststelling van de rechtbank dat [persoon A] het bestand van zijn werkmail naar zijn privémail heeft gestuurd. Er zijn, zoals MKS ook stelt, tal van alternatieve scenario’s denkbaar waaronder de situatie dat [persoon A] het bestand vanaf zijn privémail heeft doorgestuurd naar een ander e-mailadres, waarna hij het vanaf iedere willekeurige laptop heeft kunnen downloaden, kunnen opslaan in de Cloud en vanaf waaruit het bestand door [persoon A] kan worden geladen, bewerkt en gebruikt. Daarnaast kan ook niet worden vastgesteld dat [persoon A] de onderzochte laptop al in 2019 had of dat [persoon A] slechts één laptop heeft om maar eens wat te noemen. Voorts zet MKS terecht vraagtekens bij de wijze waarop de analyse heeft plaatsgevonden. Uit het door [persoon A] overgelegde rapport – waarbij het bestand nota bene met een foutieve naam is aangeduid – blijkt niet hoe en waarop precies is gezocht op de laptop van [persoon A] . De voorzieningenrechter is daarom van oordeel is dat het oordeel van de bodemrechter, dat [persoon A] beschikt over het bestand, niet berust op een klaarblijkelijke misslag.
5.4.
[persoon A] heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat sprake is van zodanig gewijzigde omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter wanneer hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. [persoon A] heeft weliswaar, naar het zich laat aanzien voor het eerst in dit kort geding, nog de stelling ingenomen dat hij in die tijd onder grote druk werd gezet om zijn aandelen te verkopen en dat het kan zijn dat hij het bestand naar zijn privémail heeft verzonden met het oog op de prijsbepaling van zijn aandelenpakket en het vervolgens weer heeft gewist. Nog daargelaten dat ook dit geen duidelijke verklaring is, acht de voorzieningenrechter het niet aannemelijk dat dit tot een andere beslissing zou hebben geleid. Daarvoor is van belang dat [persoon A] inmiddels meerdere uiteenlopende verklaringen heeft gegeven waarom het bestand is aangemaakt.
5.5.
Het voorgaande brengt mee dat [persoon A] gehouden is en blijft om het bestand aan MKS ter beschikking te stellen, zonder achterhouding van kopieën. In de gegeven situatie is er aanleiding om een dwangsom aan die verplichting te verbinden, die wordt beperkt en gemaximeerd. Die beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [persoon A] vreest executie van dwangsommen die hij dan per de datum van het vonnis, de voorzieningenrechter begrijpt het vonnis in de bodemzaak, verschuldigd zou zijn. Een dwangsom kan, gelet op artikel 611a lid 3 Rv, echter niet met terugwerkende kracht worden opgelegd. Voor zover [persoon A] in meer algemene zin executie van dwangsommen vreest, wordt hij er op gewezen dat hij daar geen hinder van ondervindt wanneer hij de veroordeling nakomt.
5.6.
[persoon A] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van MKS worden begroot op:
- betekening oproeping € 98,52
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
€ 1.016,00
Totaal € 1.781,52
5.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6..De beoordeling in reconventie

Opheffen beslag

6.1.
In deze zaak is sprake van een executoriaal bankbeslag en een executoriaal beslag op de onverdeelde helft van de woning van [persoon A] . Vooropgesteld wordt dat voor opheffing van dergelijke beslagen slechts plaats is in zeer uitzonderlijke gevallen, te weten in gevallen waarin sprake is van misbruik van bevoegdheid in de zin van artikel 3:13 BW. Als uitgangspunt geldt namelijk dat de MKS op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 9 juni 2021 beschikt over een executoriale titel voor het innen, ten laste van [persoon A] , van een bedrag van € 250.000,00. MKS is derhalve in beginsel bevoegd executiemaatregelen ten laste van [persoon A] te treffen.
6.2.
Beoordeeld moet worden of MKS de grens van haar bevoegdheid overschrijdt. Hiervan is ingevolge het bepaalde in artikel 3:13 BW onder meer sprake als die bevoegdheid wordt uitgeoefend met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend, en in geval MKS, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.
6.3.
[persoon A] stelt dat MKS misbruik maakt van haar bevoegdheid door de beslagen te handhaven omdat de executie onrechtmatig en onnodig is. [persoon A] heeft van het uit hoofde van het vonnis verschuldigde bedrag reeds € 135.000,00 betaald. Partijen zijn daarnaast overeengekomen dat het resterende bedrag wordt verrekend met de nog openstaande koopsom van € 197.000,00 voor de aandelen in MKS Holding. Dat betekent dat [persoon A] nog een bedrag van € 72.000,00 tegoed heeft van MKS. Als verrekening met de koopsom niet aan de orde is, dan geldt dat MKS voldoende zekerheid heeft door (de termijnen van) de koopsom niet te voldoen. In onderhavig geval wegen de belangen van [persoon A] bij behoud van de bestaande toestand zwaar genoeg om af te wijken van de hoofdregel dat MKS het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 9 juni 2021 direct ten uitvoer mag leggen.
6.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is dat MKS haar bevoegdheid tot executie uitoefent met geen ander doel dan [persoon A] te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. [persoon A] heeft weliswaar gesteld dat hij MKS niets meer verschuldigd is, maar die stelling miskent dat het [VOF A] is, en niet hij zelf, die haar aandelen in MKS heeft verkocht aan Maas Holding en Kleiberg Holding. De vordering van MKS op [persoon A] kan daarom ook niet zonder meer worden verrekend met de vordering van [VOF A] op Maas Holding en Kleiberg Holding. Het standpunt van [persoon A] dat en waarom sprake moet zijn van vereenzelviging tussen de verschillende rechtspersonen is niet eerder door hem ingenomen en bovendien niet nader onderbouwd. Dat [persoon A] het vonnis, voor wat betreft de veroordeling tot betaling van een geldsom, volledig is nagekomen is gelet op het voorgaande niet aannemelijk. Dat MKS in een betere situatie zou komen dan waarop zij volgens het vonnis recht heeft als de executie wordt voortgezet evenmin. Voor zover [persoon A] meent dat hij nog iets te vorderen heeft in het kader van de koopsom omtrent de aandelen dan dient hij daartoe zelf executiemaatregelen te treffen tegen de partij(en) die het betreft.
6.5.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat niet aannemelijk is dat MKS in redelijkheid niet tot uitoefening van haar recht tot executie heeft kunnen komen. Het belang van opheffing bij het beslag is door [persoon A] niet onderbouwd. Zo heeft [persoon A] aanvankelijk niets onderbouwd gesteld over zijn financiële situatie. Ter zitting heeft hij [persoon A] verklaard dat het bankbeslag nauwelijks iets heeft geraakt. Dat [persoon A] door het executoriale beslag op de onverdeelde helft van zijn woning het risico loopt dat zijn woning binnen afzienbare termijn wordt verkocht, heeft hij evenmin onderbouwd. Beslag op de woning is bovendien gerechtvaardigd nu blijkbaar verder geen vermogensbestanddelen voor het verhaal van de vordering van MKS zijn gevonden. Het belang van MKS weegt in die situatie daarom zwaarder te wegen dan het belang van [persoon A] . Dat leidt ertoe dat de vordering van [persoon A] wordt afgewezen.
De schorsing van de executie
6.6.
[persoon A] heeft subsidiair gevorderd om MKS te verbieden het vonnis van 9 juni 2021 (verder) ten uitvoer te leggen tot het moment van de uitspraak in hoger beroep. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar bij voorraad dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, of diens belang bij zekerheidstelling, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan. Bij de toepassing van voormelde maatstaf moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
6.7.
[persoon A] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat sprake is van een feitelijke en juridische misslag in het vonnis van 9 juni 2021. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.15. ten onrechte overwogen dat de, gesteld overeengekomen, finale kwijting toepassing zou missen. Volgens [persoon A] strekt de finale kwijting zich blijkens artikel 4.2 van de vaststellingsovereenkomst ook uit tot de ‘schadeclaim’ die in de overwegingen is gedefinieerd. Voorts heeft [persoon A] gesteld dat MKS had moeten bewijzen dat dat [persoon A] het bestand nog in zijn bezit had of heeft. MKS heeft dit op geen enkele manier gedaan waardoor de rechtbank door te oordelen dat [persoon A] over het bestand beschikt, ook de regels van bewijslastverdeling heeft geschonden.
6.8.
De voorzieningenrechter heeft hiervoor al overwogen dat het oordeel van de bodemrechter, dat [persoon A] beschikt over het bestand, niet berust op een klaarblijkelijke misslag. Van een schending van de bewijslastverdeling is evenmin sprake. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat in het vonnis van 9 juni 2021 geen sprake is van een kennelijke misslag met betrekking tot de finale kwijting. Een klaarblijkelijke juridische of feitelijke misslag in een reeds gewezen vonnis wordt niet lichtvaardig aangenomen. Dat geldt zeker als het, zoals hier, een op tegenspraak gewezen vonnis betreft. Van een dergelijke misslag is naar het oordeel van de voorzieningenrechter alléén sprake als de vergissing in het recht of in de feiten zó in het oog springt dat daarover geen redelijke twijfel kan bestaan of, mogelijk, in het geval dat de motivering van de bewijsbeslissing onbegrijpelijk en/of inhoudelijk tegenstrijdig is. De bodemrechter is in het vonnis van 9 juni 2021 uitvoerig ingegaan op de omstandigheden van het geval en heeft in rechtsoverweging 4.15. gemotiveerd waarom het beroep op in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen finale kwijting wordt verworpen. Dat de bodemrechter daarmee volgens [persoon A] is uitgegaan van verkeerde aannames, maakt niet dat er sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis, nu zij geen betrekking hebben op een evidente vergissing in het recht of in de feiten terwijl bovendien sprake is van een duidelijke en begrijpelijke motivering. De vraag of de bodemrechter de feiten al dan niet juist heeft gewaardeerd, dient in hoger beroep aan de orde te komen. De voorzieningenrechter kan daar niet op vooruit lopen, dat zou neerkomen op een verkapt appel.
6.9.
Dit alles leidt tot de conclusie dat er geen grondslag bestaat om MKS te verbieden het vonnis van 9 juni 2021, verder, ten uitvoer te leggen. De vordering van [persoon A] wordt daarom afgewezen.
6.10.
[persoon A] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van MKS worden begroot op € 508,00 aan salaris advocaat (factor 0,5 × tarief € 1.016,00).

7..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie:
7.1.
veroordeelt [persoon A] tot nakoming van de uit het vonnis van 9 juni 2021 voor [persoon A] voortvloeiende verplichtingen als bedoeld in rechtsoverweging 5.2.,
7.2.
veroordeelt [persoon A] om aan MKS een dwangsom te betalen van € 5.000,00 ineens en van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 7.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van in totaal € 10.000,00 is bereikt,
7.3.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, aan de zijde van MKS tot op heden begroot op € 1.781,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.4.
veroordeelt [persoon A] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [persoon A] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
7.6.
wijst de vorderingen af,
7.7.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, aan de zijde van MKS tot op heden begroot op € 508,00,
7.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2021.
2180/2009