ECLI:NL:RBROT:2021:13402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
10/281944-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en veroordeling tot taakstraf na mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van zware mishandeling. De verdachte heeft het slachtoffer in het gezicht geslagen, waardoor het slachtoffer ten val kwam en zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en heeft hem daarom vrijgesproken van de zware mishandeling. Wel is de verdachte veroordeeld voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, wat door de verdachte zelf is bekend. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 120 uur opgelegd en de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, waaronder de invloed van alcohol en de eerdere ruzie tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een opwelling van woede handelde, maar dat hij niet de intentie had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De gevolgen voor het slachtoffer waren echter ernstig, met langdurige ziekenhuisopnames en complicaties.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten. De reclassering heeft positieve ontwikkelingen in de begeleiding van de verdachte gerapporteerd, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van het feit.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer:
10/281944-20
Datum uitspraak: 17 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] [woonplaats verdachte]
raadsman mr. C.C.M. Welten, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt primair verweten dat hij het slachtoffer [naam slachtoffer] heeft geslagen, waardoor het slachtoffer ten val is gekomen en zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Epozdemir heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met uitzondering van het onderdeel ‘al dan niet met een boksbeugel, althans een hard voorwerp’;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (primaire feit)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde (zware mishandeling) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (subsidiaire feit)
Het subsidiair ten laste gelegde (mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg) is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard, met uitzondering van het onderdeel ‘al dan niet met een boksbeugel, althans een hard voorwerp’.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 15 augustus 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] met kracht tegen het hoofd te slaan of te stompen, ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] (hard) ten val kwam op de grond / het wegdek, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten breuken van het kuitbeen en het scheenbeen ter rechterzijde ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in een opwelling van woede het slachtoffer een vuistslag in het gezicht gegeven. Beiden waren onder invloed van alcohol en een eerdere discussie was uitgelopen in een ruzie. De verdachte was al door familie weggehaald bij het slachtoffer, maar kon zich toch niet bedwingen toen hij dacht dat zijn moeder bedreigd werd. De verdachte rende op het slachtoffer af en sloeg hem (hard) in het gezicht. Het slachtoffer viel en kwam erg ongelukkig terecht, waardoor hij zijn been op verschillende plekken heeft gebroken.
Hoewel het niet de intentie was van de verdachte zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zijn de gevolgen voor het slachtoffer enorm. Hij moest geopereerd worden, heeft – mede ten gevolge van optredende complicaties – lange tijd in het ziekenhuis en in een revalidatiecentrum moeten doorbrengen en is arbeidsongeschikt geraakt. Nu nog is hij niet volledig hersteld.
De rechtbank neemt de verdachte dit feit kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
22 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 mei 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Bij de totstandkoming van het delictverleden speelden het alcoholgebruik, de verstandelijke beperking en een gebrek aan zelfbeheersingsvaardigheden van de verdachte een rol. Deze risicofactoren speelden ook bij dit delict een rol. De reclassering vindt het positief dat de verdachte momenteel zelfstandig woont. Het contact met zijn ouders doet steunend aan. De verdachte heeft een bewindvoerder en werkt goed mee aan de ambulante begeleiding door het Leger des Heils.
De verdachte heeft zijn alcoholgebruik, na een deels klinische behandeling door YOUZ, geminderd en is voornemens om nog minder alcohol en drugs te gaan gebruiken. Met het Leger des Heils is afgesproken dat de verdachte zich weer aanmeldt bij de verslavingszorg. De verdachte heeft hiermee ingestemd. Via de behandeling kan hij opnieuw aan de slag gaan met zijn middelengebruik en zijn zelfbeheersingsvaardigheden. De reclassering denkt dat deelname aan therapie een beschermende factor kan vormen.
De verdachte is taakstrafgeschikt. Gelet op de hulp van het Leger des Heils en het niet willen overvragen van verdachte, is ervoor gekozen geen bijzondere voorwaarden te adviseren, maar om hem aan te melden bij verslavingszorg.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de strafsoort en duur heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De officier van justitie heeft gevorderd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Gelet op het advies van de reclassering, maar ook op het gegeven dat de verdachte in de afgelopen anderhalf jaar die sinds het onderhavige feit zijn verstreken, niet meer voor de rechter heeft gestaan, is de rechtbank van oordeel dat de dreiging die uit kan gaan van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet nodig is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [naam slachtoffer] zich in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.647,- aan materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van de post ‘verlies arbeidsvermogen’. De behandeling van die schadepost vormt een onevenredige belasting van het strafgeding en de benadeelde partij moet daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat betekent dat een vergoeding van in totaal € 12.809,- moet worden toegewezen. Verzocht is het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering zeer kort voor de behandeling van de zaak is ingediend en dermate ingewikkeld is dat meer voorbereidingstijd nodig is om verweer te kunnen voeren. De vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Subsidiair is inhoudelijk ingegaan op de vordering. De raadsman heeft aangevoerd dat het eigen aandeel van het slachtoffer moet worden meegewogen bij de beoordeling van de vordering. Daarnaast is aangevoerd dat de posten ‘eigen risico 2021’, ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ en ‘huishoudelijke hulp’ onvoldoende onderbouwd zijn. Voorts is onduidelijk waar het gevorderde bedrag aan ‘verlies arbeidsvermogen periode 2021’ op gebaseerd is. Tot slot is verzocht geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, aangezien de verdachte onder bewind staat en verwacht mag worden dat de bewindvoerder rekening zal houden met de schadevergoeding.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De rechtbank zal de gevorderde schadeposten afzonderlijk behandelen.
Wat betreft het ‘eigen risico 2021’ is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij ook in 2021 het eigen risico heeft gebruikt voor de ziektekosten die het gevolg waren van het bewezenverklaarde feit. Deze post zal worden toegewezen (€ 385,-).
De rechtbank acht ook voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij ruim twee maanden in het ziekenhuis en in een revalidatiecentrum heeft verbleven en dat hij daarna nog lange tijd niet in staat was bij te dragen in het huishouden. De schade wat betreft de posten ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’ en ‘huishoudelijke hulp’ zal worden geschat op de gevorderde bedragen, te weten € 1.335,- en € 1.170,-.
De schadepost ‘verlies arbeidsvermogen periode 2021’ is door de verdediging gemotiveerd betwist. De rechtbank oordeelt dat niet duidelijk is óf de benadeelde partij door het bewezenverklaarde inkomsten heeft misgelopen (in 2021) en zo ja, hoeveel dat verlies precies is geweest. De benadeelde partij zal daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan door de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Aan materiële schade zal worden toegewezen een bedrag van € 2.890,-.
Immateriële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. Namens de verdachte is aangevoerd dat de benadeelde partij een eigen aandeel heeft gehad in de aanleiding tot het bewezenverklaarde. De rechtbank is echter van oordeel dat het aandeel van de benadeelde partij dermate gering is dat het in het niet valt bij het onrechtmatige handelen van de verdachte. Dat de benadeelde partij ongelukkig ten val is gekomen en dat deze val ernstige gevolgen voor hem heeft gehad, zijn omstandigheden die voor rekening en risico van de verdachte komen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Dit deel kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 augustus 2020.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.390,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De schadevergoedingsmaatregel zal
nietworden opgelegd, gelet op hetgeen de raadsman daarover heeft aangevoerd.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 5.390,- (zegge: vijfduizend driehonderdnegentig euro), bestaande uit € 2.890,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. F.J.E. van Rossum en A.M.J. van Buchem-Spapens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) breuk(en) van het kuitbeen en/of het scheenbeen ter rechterzijde, heeft toegebracht door die [naam slachtoffer] (met kracht) al dan niet met een boksbeugel, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] (hard) ten val kwam op de grond / het wegdek;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2020 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] (met kracht) al dan niet met een boksbeugel, althans een hard voorwerp, op en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen, ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer] (hard) ten val kwam op de grond / het wegdek, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) breuk(en) van het kuitbeen en/of het scheenbeen ter rechterzijde ten gevolge heeft gehad.