ECLI:NL:RBROT:2021:13396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
9235559 CV EXPL 21-17996
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling onverschuldigde betaling door bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de bewindvoerder van het vermogen van [naam 1] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De bewindvoerder, Ambulante Begeleiding Rotterdam (ABR) B.V., vorderde een bedrag van € 4.000,- van [gedaagde 2], stellende dat dit bedrag onverschuldigd was betaald. De procedure volgde op een reeks van gebeurtenissen waarbij [naam 1], die aan dementie lijdt, onder bewind was gesteld. De bewindvoerder stelde dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] onterecht geld uit het vermogen van [naam 1] hadden ontvangen. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder niet voldoende bewijs had geleverd dat de betaling onverschuldigd was en wees de vordering af. In reconventie vorderden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een bijdrage voor levensonderhoud en het verlies van AOW van [eiser 1], wat gedeeltelijk werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9235559 CV EXPL 21-17996
uitspraak: 10 december 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ambulante Begeleiding Rotterdam (ABR) B.V.,
als bewindvoerder over het vermogen van [naam 1],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. L.E.M. Elbertse,
tegen

1..[gedaagde 1],

wonende te [woonplaats gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
vertegenwoordigd door J.H. [gedaagde 2].
Partijen worden hierna ‘de bewindvoerder’, ‘[gedaagde 1]’ en ‘[gedaagde 2]’ genoemd. Degene van wie het vermogen onder bewind is gesteld wordt hierna ‘[naam 1]’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van de bewindvoerder met bijlagen;
het antwoord van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], met een tegeneis en met bijlagen;
de brief van mr. Elbertse van 17 juni 2021;
het tussenvonnis van 5 juli 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
het antwoord van de bewindvoerder op de tegeneis;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 juli 2021;
de akte van [gedaagde 2] van 18 september 2021;
de akte van de bewindvoerder van 27 september 2021 met bijlage.
De datum voor de uitspraak van dit vonnis is nader bepaald op vandaag.

2..Feiten

2.1
[naam 1] heeft een affectieve relatie gehad met [gedaagde 1]. [naam 1] lijdt aan dementie en sinds 2016 woonde zij bij [gedaagde 1], eerst gedeeltelijk maar vanaf 2017 geheel. [gedaagde 2] is een kennis van [gedaagde 1]. Hij heeft [gedaagde 1] gedurende jaren geholpen met zijn financiën.
2.2
De financiën van [naam 1] werden eerst door haar dochter [naam 2] beheerd.
2.3
Sinds 2019 beschikte [gedaagde 1] over de bankpas en bankrekening van [naam 1]. Er is daarna, in juli 2020, vanaf de rekening van [naam 1] € 4.000,- aan [gedaagde 2] betaald in verband met hulp bij de financiën van [naam 1].
2.4
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben, omdat zij vermoedden dat [naam 2], de dochter van [naam 1], grote bedragen aan zichzelf had uitgekeerd uit het vermogen van [naam 1] in de periode dat zij het vermogen beheerde, in december 2020, om de erfenis van het andere kind van [naam 1] veilig te stellen, uit het vermogen van [naam 1] € 10.000,- betaald aan [gedaagde 2] en € 3.000,- aan [gedaagde 1]. Deze bedragen zijn inmiddels terugbetaald aan [naam 1].
2.5
De goederen van [naam 1] zijn onder bewind gesteld van de bewindvoerder op 23 december 2020.
2.6
[gedaagde 1] is overleden op 16 september 2021.

3..De vordering en het verweer in conventie

3.1
De bewindvoerder vordert - na eisvermindering tijdens de mondelinge behandeling - in conventie dat [gedaagde 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.000,-, met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2
Volgens de bewindvoerder is het bedrag van € 4.000,- onverschuldigd betaald en moet dit daarom worden terugbetaald.
3.3
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verweer gevoerd. Daarop zal - voor zover van belang - hierna worden ingegaan.

4..De vordering en het verweer in reconventie

4.1
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat de bewindvoerder wordt veroordeeld tot:
  • i) betaling van een bijdrage voor levensonderhoud en het verlies van AOW van [eiser 1] vanaf januari 2021 tot 17 juni 2021;
  • ii) betaling van de kosten voor het opstellen van het verweerschrift door [eiser 2], zijnde een bedrag van € 300,-;
  • iii) het terugbetalen van de eigen bijdrage van € 327,-, welke bijdrage ten laste van mevrouw [naam 1] is gekomen.
4.2
De bewindvoerder heeft verweer gevoerd. Hierop zal - voor zover van belang - hierna worden ingegaan.

5..De beoordeling

5.1
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren onder meer als verweer aan dat de bewindvoerder niet bevoegd is om te oordelen over zaken die zich voor het instellen van het bewind hebben afgespeeld. Dat standpunt is echter niet juist. Door het bewind komt het beheer over het vermogen toe aan de bewindvoerder. [1] Een vordering van de onder bewind gestelde die is ontstaan vóór het instellen van het bewind valt onder het onder bewind gestelde vermogen. De bewindvoerder vertegenwoordigt de betrokkene in en buiten rechte en zij kan voor de betrokkene alle handelingen verrichten die aan een goed bewind bijdragen. [2] Hieruit volgt dat de bewindvoerder bevoegd is om namens de onder bewind gestelde een vordering in te stellen, ook als die vordering is ontstaan voordat het bewind werd ingesteld.
5.2
Bij dagvaarding heeft de bewindvoerder gevorderd dat aan de bewindvoerder € 17.000,- wordt betaald, waarbij [gedaagde 1] maximaal € 7.000,- hoeft te betalen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat van dit bedrag inmiddels € 13.000,- aan [naam 1] was terugbetaald. De bewindvoerder heeft haar vordering overeenkomstig verminderd. Zij vordert nu € 4.000,- van [gedaagde 2], omdat dit bedrag aan deze onverschuldigd is betaald.
5.3
[gedaagde 1] is overleden op 16 september 2021. [gedaagde 2] heeft in zijn akte van 18 september 2021 uitstel gevraagd voor het indienen van een reconventionele vordering namens [gedaagde 2] en de (andere) erfgenamen van [gedaagde 1]. Dat is in dit stadium van de procedure echter niet mogelijk. De bewindvoerder vraagt zich af welke consequentie het overlijden van [gedaagde 1] heeft voor deze procedure. Gelet op artikel 225 Rv wordt de procedure voortgezet op naam van de oorspronkelijke partij ([gedaagde 1]).
Vordering in conventie
5.4
Op grond van artikel 150 Rv rust de stelplicht en zo nodig de bewijslast van feiten en omstandigheden, waaruit blijkt dat [naam 1] [gedaagde 2] geld heeft gegeven zonder dat daarvoor een rechtsgrond aanwezig was, bij de bewindvoerder.
5.5
[gedaagde 2] voert aan dat hij met [gedaagde 1] en de zoon van [naam 1] als vertegenwoordigers van [naam 1] is overeengekomen dat hij recht heeft op € 4.000,- voor zijn hulp bij de financiën van [naam 1]. Dat er door [gedaagde 2] werkzaamheden zijn verricht wordt door de bewindvoerder niet betwist. De bewindvoerder vraagt zich af of daar een vergoeding tegenover moet staan van € 4.000,-. [gedaagde 2] heeft de bewindvoerder een urenspecificatie toegezonden om zijn werkzaamheden als zaakwaarnemer te onderbouwen. Volgens het urenoverzicht heeft [gedaagde 2] in totaal 220,45 uren gemaakt waar een vergoeding tegenover staat van € 8.818,-. [gedaagde 2] heeft van dit totale bedrag € 4.000,- in rekening gebracht bij [naam 1]. De bewindvoerder heeft de urenspecificatie inhoudelijk niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. De urenspecificatie geeft geen aanleiding tot terugbetaling van enig bedrag. De bewindvoerder heeft geen andere feiten of omstandigheden aangevoerd op basis waarvan kan worden vastgesteld dat er geen rechtsgrond was voor de betaling. Zij heeft haar vordering - gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 2] - dan ook onvoldoende onderbouwd. De vordering van de bewindvoerder wordt daarom afgewezen.
Vordering in reconventie
Bijdrage voor levensonderhoud en verlies AOW van [eiser 1]
5.6
De vordering tot een bijdrage voor levensonderhoud en het verlies van AOW van [eiser 1] strekt tot betaling van een ongespecificeerde geldsom. De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen mee dat in een petitum (eis) de geldsom zo concreet mogelijk wordt gevorderd en in het lichaam van de dagvaarding uiteen wordt gezet hoe het bedrag is berekend. Hieraan is niet voldaan. In het petitum is geen bedrag genoemd en in de conclusie van antwoord/eis in reconventie worden verschillende bedragen genoemd, zodat het voor de kantonrechter niet duidelijk is welke bedragen door [eiser 2] en [eiser 1] nu precies worden gevorderd. Een vergoeding voor het verlies van AOW van [eiser 1] wordt door de bewindvoerder bovendien betwist en door [eiser 2] en [eiser 1] niet onderbouwd of toegelicht. Dit deel van de vordering dient dan ook te worden afgewezen. Naar de kantonrechter begrijpt wordt betaling van een bedrag aan levensonderhoud van € 357,70 per maand aan [eiser 1] door de bewindvoerder niet betwist, zodat dit bedrag wordt toegewezen. Dit bedrag wordt toegewezen vanaf 1 januari 2021 tot 17 juni 2021.
Terugbetalen eigen bijdrage
5.7
Door [eiser 2] en [eiser 1] wordt gesteld dat de bewindvoerder de eigen bijdrage aan [eiser 2] en [eiser 1] moet terugbetalen. Een wettelijke grondslag voor deze vordering ontbreekt, zodat de vordering wordt afgewezen.
Proceskosten
5.8
[eiser 1] en [eiser 2] hebben verzocht om een bedrag van € 300,- voor het opmaken van een verweerschrift door [eiser 1]. Zowel in conventie als reconventie zijn partijen over en weer in het (on)gelijk gesteld, zodat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
in conventie:
wijst de vordering af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
in reconventie:
veroordeelt de bewindvoerder aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 357,70 per maand vanaf 1 januari 2021 tot 17 juni 2021;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
47636

Voetnoten

1.Artikel 1:438 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek
2.Artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek