ECLI:NL:RBROT:2021:1337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
ROT 20/5085
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke ontheffing arbeidsverplichting en re-integratieverplichting onder de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. N. Talhaoui, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door mr. J.F. Jim. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin een tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting op grond van de Participatiewet (Pw) was verleend. Eiseres had aanvankelijk een permanente ontheffing aangevraagd, maar verweerder verleende slechts een tijdelijke ontheffing van 29 mei 2019 tot en met 28 mei 2021. Na bezwaar wijzigde verweerder de ontheffing naar een periode van 25 maart 2020 tot en met 24 maart 2022, maar verklaarde het bezwaar tegen het eerste besluit gegrond en het bezwaar tegen het tweede besluit ongegrond.

Tijdens de zitting op 8 februari 2021 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat zij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is en dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar haar medische situatie. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht slechts een tijdelijke ontheffing heeft verleend, omdat eiseres geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een medisch onderzoek rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de medische klachten van eiseres, zoals diabetes en hoge bloeddruk, niet voldoende zijn om een serieus vermoeden van duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid aan te nemen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat eiseres niet in aanmerking komt voor een tijdelijke ontheffing van de re-integratieverplichting en de tegenprestatie, omdat zij haar stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de zorgen die eiseres heeft voor haar gezin niet op zichzelf een reden zijn om van de tegenprestatie te worden ontheven, tenzij zij kan aantonen dat deze zorgtaken haar daadwerkelijk belemmeren om aan de verplichtingen te voldoen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van griffier mr. C.I. Kieviet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/5085

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 februari 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. N. Talhaoui,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. J.F. Jim.

Procesverloop

In het besluit van 24 maart 2020 heeft verweerder eiseres een tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting op grond van de Participatiewet (Pw) verleend voor de periode van 29 mei 2019 tot en met 28 mei 2021.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Hangende bezwaar heeft verweerder bij besluit van 23 juli 2020 de periode van ontheffing veranderd naar 25 maart 2020 tot en met 24 maart 2022.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 24 maart 2020 gegrond verklaard en het besluit ingetrokken. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 23 juli 2020 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft telefonisch plaatsgevonden op 8 februari 2021. Namens eiseres is verschenen mr. I. Car, als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering. Op 29 mei 2019 heeft eiseres op grond van artikel 9, vijfde lid, van de Pw een permanente ontheffing van alle verplichtingen van artikel 9, eerste lid, van de Pw aangevraagd. Verweerder heeft slechts een tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting verleend.
2. Eiseres voert als reden voor haar beroep aan dat zij een permanente ontheffing van de arbeids- en re-integratieverplichting en de tegenprestatie moet krijgen omdat zij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is. Als dat niet kan dan vindt eiseres dat zij in plaats daarvan tijdelijk ontheven moet worden van de re-integratieverplichting en de tegenprestatie. De rechtbank vindt dat verweerder terecht slechts een tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting heeft verleend.
2.1
Eiseres licht de reden van haar beroep als volgt toe.
Haar aanvraag van 29 mei 2019 was gericht op het verkrijgen van een permanente ontheffing van alle in artikel 9, eerste lid, van de Pw opgenomen verplichtingen. Er zijn aanknopingspunten dat zij medische klachten heeft. Daarom had verweerder onderzoek moeten doen naar haar medische gesteldheid en op basis daarvan een besluit moeten nemen. In plaats daarvan heeft verweerder zonder onderzoek besloten alleen een tijdelijke ontheffing van de arbeidsverplichting te verlenen. Verweerder had haar moeten vragen haar standpunt te onderbouwen, maar dat is niet gebeurd. Eiseres vindt dat zij gelijk heeft omdat zij lichamelijke klachten heeft, zij al sinds 1997 in de bijstand zit, haar man ook permanent is ontheven en zij veel zorgtaken heeft voor haar zieke man en haar kinderen. Ook moet zij alles in het huishouden doen. Zij is daardoor psychisch en lichamelijk overbelast geraakt. Verweerder heeft de permanente ontheffing dus geweigerd op basis van onvolledig en onzorgvuldig onderzoek.
Wat de tijdelijke ontheffing betreft vindt eiseres dat er dringende redenen zijn in de zin van artikel 9, tweede lid, van de Pw. Daarom had zij ook van de re-integratieplicht en de tegenprestatie moeten worden vrijgesteld. Zij verwijst daarvoor naar de argumenten die hierboven zijn vermeld.
2.2
De rechtbank geeft verweerder gelijk om de volgende redenen.
Het is aan eiseres als aanvrager om haar stellingen nader te onderbouwen. Wat de permanente ontheffing betreft heeft eiseres geen feiten of omstandigheden aangevoerd die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om medisch onderzoek te laten verrichten. Zo’n aanleiding zou er kunnen zijn als een aanvrager medische informatie verstrekt die een serieus vermoeden van arbeidsongeschiktheid oplevert. Diabetes, hoge bloeddruk en cholesterolproblemen zijn op zich niet zo ernstig dat ze een serieus vermoeden van duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid opleveren. Meer dan dat is niet over de medische situatie van eiseres bekend.
Verweerder was ook niet verplicht om eiseres tijdelijk te ontheffen van de
re-integratieverplichting en de tegenprestatie. Wat de re-integratieverplichting betreft wijst de rechtbank op het feit dat artikel 9, tweede lid, van de Pw geen mogelijkheid biedt voor een tijdelijke ontheffing daarvan. Onder omstandigheden is een tijdelijke ontheffing van de tegenprestatie wel mogelijk. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres zwaar is om in haar eentje voor haar man, kinderen en het huishouden te moeten zorgen. Veel mensen in Nederland hebben echter soortgelijke zorgtaken. Dat is op zichzelf geen reden om tijdelijk ontheven te worden van de tegenprestatie. Zorgtaken kunnen wel een reden zijn om een tijdelijke ontheffing van de tegenprestatie te verlenen. Maar dan moet wel duidelijk zijn dat eiseres door die zorgtaken niet in staat is om daaraan te voldoen. Ook dit moet eiseres als aanvrager zelf onderbouwen. Dat heeft ze niet gedaan.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.I. Kieviet, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.