ECLI:NL:RBROT:2021:1334

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
19 februari 2021
Zaaknummer
10/750284-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor bijstandsfraude met betrekking tot het niet tijdig verstrekken van benodigde gegevens

Op 5 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bijstandsfraude. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door haar raadsvrouw mr. Y.M. Schrevelius. De officier van justitie, mr. M. Blotwijk, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 september 2013 tot en met 28 februari 2019 in Schiedam opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Sociale dienst van de gemeente Schiedam. Dit betreft gegevens die van belang waren voor de vaststelling van haar recht op bijstandsuitkering krachtens de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet. De verdachte heeft erkend dat zij een gezamenlijke huishouding voerde en samenwoonde, terwijl zij dit niet heeft gemeld aan de betrokken instanties.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die haar strafbaarheid uitsluiten. De opgelegde straf is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is bepaald dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de taakstraf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750284-18
Datum uitspraak: 5 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. Y.M. Schrevelius, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 februari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blotwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij, in de periode van 3 september 2013 tot en met 28 februari 2019, te Schiedam, in strijd met een bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de wet Werk en bijstand en/of artikel 17 van de Participatiewet opgelegde verplichting(en), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan Stroomopwaarts en of/de Sociale dienst van de gemeente Schiedam en/of de
Dienst werk en inkomen van de gemeente Schiedam en/of de gemeente Schiedam, immers heeft zij (in die periode en op die plaats) niet aan genoemde dienst(en) medegedeeld of kenbaar gemaakt dat:
- zij een gezamenlijke huishouding voerde en
- zij samenwoonde
zijnde dit gegevens waarvan zij wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat deze gegevens van belang waren voor de vaststelling van het recht op een verstrekking, namelijk een bijstandsuitkering krachtens de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking , zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan
strekken tot bevoordeling van haarzelf of een ander, terwijl zij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 227b van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
90 (negentig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
86 (zesentachtig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
43 (drieënveertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J.C.M. Persoon en L. Daum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.M.H. van Mullekom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 februari 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij, in of omstreeks de periode van 3 september 2013 tot en met 28 februari 2019, te Schiedam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, in strijd met een bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de wet Werk en bijstand en/of artikel 17 van de Participatiewet opgelegde verplichting(en), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan Stroomopwaarts en of/de Sociale dienst van de gemeente Schiedam en/of de
Dienst werk en inkomen van de gemeente Schiedam en/of de gemeente Schiedam, immers heeft zij en/of haar mededader te weten [ [naam medeverdachte] ], (in die periode(n) en op die plaats) geheel of gedeeltelijk niet aan genoemde dienst(en) medegedeeld of kenbaar gemaakt dat:
- zij en/of haar mededader een gezamenlijke huishouding voerde(n) en of hadden gevoerd en/of
- zij en/of haar mededader samenwoonde(n) en/of had(den) samengewoond
zijnde dit (een) gegeven(s) waarvan zij en/of haar mededader wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat dit/deze gegeven(s) van belang was/waren voor de vaststelling van het recht op een verstrekking of tegemoetkoming, namelijk een bijstandsuitkering krachtens de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, zulks terwijl dit feit kon strekken en/of had kunnen strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander.