Op 5 februari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bijstandsfraude. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door haar raadsvrouw mr. Y.M. Schrevelius. De officier van justitie, mr. M. Blotwijk, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 september 2013 tot en met 28 februari 2019 in Schiedam opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Sociale dienst van de gemeente Schiedam. Dit betreft gegevens die van belang waren voor de vaststelling van haar recht op bijstandsuitkering krachtens de Wet werk en bijstand en/of de Participatiewet. De verdachte heeft erkend dat zij een gezamenlijke huishouding voerde en samenwoonde, terwijl zij dit niet heeft gemeld aan de betrokken instanties.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die haar strafbaarheid uitsluiten. De opgelegde straf is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 90 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is bepaald dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de taakstraf.