ECLI:NL:RBROT:2021:13281

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
C/10/621674 / FA RK 21-5201
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in een familiezakenprocedure met betrekking tot de verdeling van zorg- en opvoedingstaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige. De vrouw heeft een verzoek ingediend tot wijziging van de bestaande zorgregeling, die oorspronkelijk was vastgesteld bij beschikking van 23 februari 2018. De man heeft een zelfstandig verzoek ingediend om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de minderjarige om de week van vrijdag tot zondag bij hem verblijft. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 november 2021 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet alle relevante stukken bij de raad voor de kinderbescherming bekend waren, waardoor het advies van de raad niet kon worden meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzoeken van beide partijen tot wijziging van de zorgregeling gegrond zijn, en heeft de zorgregeling als volgt vastgesteld: de minderjarige verblijft tweewekelijks bij de man van vrijdag 18:00 uur tot zondag 17:00 uur, en daarnaast van donderdag uit school tot vrijdag naar school. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minderjarige de helft van alle schoolvakanties en feestdagen bij de man verblijft. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er staat hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/621674 / FA RK 21-5201
Beschikking van 29 november 2021 betreffende de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw],
advocaat mr. L.A.E. Timmer te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], de man,
wonende te [woonplaats man],
advocaat mr. M.C. Bekkering te Rotterdam.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 7 juli 2021;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, ingekomen op 17 november 2021
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op
24 november 2021. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam].

2..De vaststaande feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
- [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2013 te [geboorteplaats minderjarige].
2.3.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.4.
Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
2.5.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 23 februari 2018 is bepaald dat de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken – uiteindelijk - als volgt zal zijn:
  • de minderjarige is van vrijdagmiddag uit de BSO van 17.30 uur tot maandagochtend naar school bij de man;
  • de minderjarige is de helft van alle schoolvakantie en feestdagen bij de man;
  • de man zal de minderjarige halen en brengen;
Daarnaast is bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 4 april 2017, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, zal uitkeren € 261,- per maand.

3..De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling van het verzoek van de man en het zelfstandig verzoek van de vrouw betrekt de rechtbank niet het advies van de raad. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat niet alle stukken bij de raad bekend waren. Een advies mist in dat geval de zorgvuldigheid die is vereist.
3.2.
De vrouw verzoekt wijziging van voormelde beschikking in die zin, dat de minderjarige in het kader van de zorgregeling om de week van vrijdag uit de BSO tot zondag 17.00 uur bij de man verblijft, waarbij de man de minderjarige haalt en brengt.
3.2.1.
De man voert gemotiveerd verweer en verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek wijziging van voormelde beschikking in die zin, dat de minderjarige bij de man verblijft:
  • om de week van vrijdag 18.00 uur voor het eten tot zondag 17.00 uur voor het eten, waarbij de man de minderjarige ophaalt en terugbrengt bij de vrouw;
  • in de andere week van donderdag na school tot vrijdag naar school, waarbij de man de minderjarige ophaalt bij de vrouw en op vrijdag naar school brengt.
3.2.2.
De rechtbank kan op verzoek van de gezaghebbende ouders of van een van hen krachtens artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing inzake een zorgregeling of een door ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.2.3.
Omdat beide partijen verzoeken tot wijziging van voormelde beschikking voor zover het de zorgregeling betreft, zal de rechtbank daartoe overgaan.
Daarbij zijn partijen het eens dat de minderjarige in ieder geval tweewekelijks zorgt voor de minderjarige van vrijdag 18:00 uur tot zondag 17:00 uur, waarbij de man de minderjarige ophaalt bij de vrouw en hem bij haar terugbrengt. De rechtbank zal beslissen in overeenstemming daarmee.
3.2.4.
Daarnaast zal de rechtbank beslissen tot de aanvullende zorg die man verzoekt, tweewekelijks van donderdag uit school tot vrijdag naar school. Haar stelling dat de man vaak op het laatste moment afzegt, onderbouwt de vrouw onvoldoende, mede gelet op de weerspreking door de man. Bovendien onderbouwt de man door te verwijzen naar zijn vriendin met wie hij samenwoont en naar de zus van de vrouw, dat hij in staat is opvang te regelen voor de minderjarige als dat onverhoopt nodig is. Daarbij onderbouwt de man dat hij er niet op uit is zich te onttrekken aan de zorg. Hij stelt in dat verband onweersproken dat hij buiten de zorgregeling om altijd de minderjarige heeft gebracht en gehaald naar voetbalactiviteiten. Ook wil hij de minderjarige gaan helpen met taal en rekenen. Uiteindelijk leek de weerstand bij de vrouw te zijn gelegen in het voor haar ontbreken van respect van de man, wat zich voor haar had geuit in het niet tijdig voorstellen aan de vrouw van de nieuwe vriendin van de man. Dit betreft een kwestie tussen de ouders en is geen reden de minderjarige de kans te ontnemen om een goede band te onderhouden met zowel zijn moeder als zijn vader.
3.3.
Ten overvloede vermeldt de rechtbank dat op initiatief van de man tijdens de mondelinge behandeling ook is gesproken over de wijze waarop gezamenlijk gezag moet worden uitgevoerd. De vrouw heeft daarop via haar advocaat uitdrukkelijk erkend dat gezamenlijk gezag inhoudt dat voor belangrijke beslissingen die de minderjarige betreffen – er is gesproken over de voorbeelden van een nieuwe school en van een nieuwe voetbalvereniging – voorafgaand tijdig overleg nodig is door partijen zelf.
3.4.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de bij beschikking van deze rechtbank van 23 februari 2018 gegeven beslissing inzake de zorgregeling in die zin dat die zorgregeling nu wordt vastgesteld als volgt:
  • de minderjarige verblijft tweewekelijks bij de man van vrijdag 18:00 uur tot zondag 17:00 uur, waarbij de man de minderjarige ophaalt bij de vrouw en hem bij haar terugbrengt;
  • de minderjarige verblijft tweewekelijks (de andere week dan de week waarin de minderjarige voormeld weekend bij de man verblijft) bij de man van donderdag uit school tot vrijdag naar school;
  • de minderjarige is de helft van alle schoolvakantie en feestdagen bij de man;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.A. van 't Zelfde op 29 november 2021.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.