ECLI:NL:RBROT:2021:13224

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
C/10/584273 / HA ZA 19-971
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake waardering recht van erfpacht en benoeming deskundigen in civiele procedure

In deze civiele procedure, die voor de Rechtbank Rotterdam aanhangig is gemaakt, betreft het een tussenvonnis in de zaak tussen de naamloze vennootschap Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna: HbR) en de besloten vennootschap Sluisjesdijk B.V. (hierna: Sluisjesdijk). De rechtbank heeft op 29 december 2021 een tussenvonnis gewezen na eerder tussenvonnis van 28 juli 2021. In dit tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat zij voornemens is een deskundige te benoemen om de waarde van het recht van erfpacht op 31 december 2018 vast te stellen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen en de vragen die aan hen voorgelegd dienen te worden.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van beide partijen met betrekking tot de benoeming van deskundigen. HbR heeft aangegeven geen goede afloop te verwachten van een alternatieve oplossing die door de rechtbank werd voorgesteld. De rechtbank heeft besloten dat er drie deskundigen benoemd zullen worden, waarbij zowel HbR als Sluisjesdijk een deskundige moeten kiezen die geen binding heeft met de partijen. De voorzitter van de deskundigencommissie moet erkend zijn bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs en ervaring hebben met de waardering van aflopende erfpachtrechten in het Rotterdamse havengebied.

De rechtbank heeft verder bepaald dat partijen de gelegenheid krijgen om op elkaars akten te reageren, om ervoor te zorgen dat de rechtbank een beslissing neemt op basis van argumenten waarop beide partijen hebben kunnen reageren. De verdere beslissing is aangehouden in afwachting van de inbreng van partijen over de benoeming van de deskundigen en de formulering van de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/584273 / HA ZA 19-971
Vonnis van 29 december 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
HAVENBEDRIJF ROTTERDAM N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D.J. Beenders te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLUISJESDIJK B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. Y.J.H. van Griensven te Breda.
Partijen zullen hierna HbR en Sluisjesdijk genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 juli 2021 (hierna: het tussenvonnis) en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte uitlatingen deskundigen van HbR;
  • de akte uitlaten na tussenvonnis van Sluisjesdijk.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De verdere beoordeling

in conventie en reconventie

2.1.
Bij tussenvonnis (r.o. 4.28) heeft de rechtbank overwogen dat zij met betrekking tot het bepalen van de waarde van het recht van erfpacht op 31 december 2018 voornemens is een deskundige te benoemen. Ook heeft de rechtbank in dit tussenvonnis (zie r.o 4.35) partijen een mogelijke alternatieve oplossing van hun geschil voorgelegd. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich bij akte desgewenst uit te laten over een mogelijke alternatieve oplossing van hun geschil, maar in ieder geval over aantal, deskundigheid en de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
2.2.
Sluisjesdijk is niet ingegaan op het voorstel van de rechtbank een mogelijk alternatieve oplossing van hun geschil te beproeven, HbR heeft - samengevat - aangegeven daarvan geen goede afloop te verwachten.
Partijen hebben zich bij akte uitgelaten over de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
2.3.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Mede gelet op dat debat is de rechtbank van oordeel dat een benoeming van drie deskundigen aangewezen is.
Zowel Sluisjesdijk en HbR dienen een deskundige te kiezen, die geen binding met partijen heeft en niet betrokken is bij de tussen partijen in geschil zijnde problemen. De rechtbank gaat ervan uit dat de door Sluisjesdijk genoemde [naam] van Steenhuijs Chartered Valuation Surveyors B.V. de door Sluisjesdijk aangewezen deskundige is en aan deze maatstaf voldoet. Indien dit niet juist is, dient Sluisjesdijk de rechtbank hierover bij de hierna bedoelde akte te informeren. HbR mag bij akte zelf een deskundige noemen.
Deze deskundigen kiezen vervolgens tezamen een onafhankelijke derde deskundige, die als voorzitter van de deskundigencommissie fungeert. Anders dan HbR is de rechtbank van oordeel dat alleen deze voorzitter van de deskundigencommissie bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (hierna: het NRVT) erkend moet zijn, deel moet uitmaken van de NRVT kamer “Bedrijfsmatig Vastgoed”, gespecialiseerd moet zijn in “Grootzakelijk Vastgoed” en ervaring moet hebben met de waardering van aflopende erfpachtrechten in het Rotterdamse havengebied. Vanzelfsprekend bestaat geen bezwaar als de andere deskundigen ook aan deze criteria voldoen. De voorzitter dient uiteraard ook geen binding met partijen te hebben en niet betrokken te zijn bij de tussen partijen in geschil zijnde problemen.
Partijen zullen bij akte in de gelegenheid worden gesteld zich nader uit te laten over de deskundigheid en de persoon van de door ieder van hen gekozen deskundige. De rechtbank zal zich daarna verstaan met deze personen om te komen tot hun benoeming als gerechtsdeskundige en tot benoeming van de voorzitter.
De rechtbank zal in dat verband ook inlichtingen inwinnen over de bevoorschotting van de drie deskundigen en zich daarover vervolgens tot partijen wenden.
2.4.
Hetgeen partijen in hun akten na het tussenvonnis met betrekking tot de vraagstelling omtrent de waardebepaling van het recht van erfpacht naar voren hebben gebracht, vormt voor de rechtbank aanleiding partijen in de gelegenheid te stellen bij akte op elkaars akte te reageren. Dit om te voorkomen dat de rechtbank een beslissing neemt op grond van argumenten waarop de andere zijde niet heeft kunnen reageren.
2.5.
Op grond van wat partijen nog nader inbrengen zal de rechtbank daarna overgaan tot het benoemen van de deskundigen en definitieve formulering van de aan hen voor te leggen vragen met betrekking tot de waardering van het recht van erfpacht als bedoeld in artikel 5:87 lid 2 BW.
2.6.
In afwachting van het nemen van de onder 2.3 en 2.4 bedoelde akten zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3..De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 9 februari 2022voor het nemen van een akte door partijen, teneinde zich uit te laten als bedoeld onder 2.3 en 2.4;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021.
1451/1885