In deze civiele procedure, die voor de Rechtbank Rotterdam aanhangig is gemaakt, betreft het een tussenvonnis in de zaak tussen de naamloze vennootschap Havenbedrijf Rotterdam N.V. (hierna: HbR) en de besloten vennootschap Sluisjesdijk B.V. (hierna: Sluisjesdijk). De rechtbank heeft op 29 december 2021 een tussenvonnis gewezen na eerder tussenvonnis van 28 juli 2021. In dit tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat zij voornemens is een deskundige te benoemen om de waarde van het recht van erfpacht op 31 december 2018 vast te stellen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen en de vragen die aan hen voorgelegd dienen te worden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van beide partijen met betrekking tot de benoeming van deskundigen. HbR heeft aangegeven geen goede afloop te verwachten van een alternatieve oplossing die door de rechtbank werd voorgesteld. De rechtbank heeft besloten dat er drie deskundigen benoemd zullen worden, waarbij zowel HbR als Sluisjesdijk een deskundige moeten kiezen die geen binding heeft met de partijen. De voorzitter van de deskundigencommissie moet erkend zijn bij het Nederlands Register Vastgoed Taxateurs en ervaring hebben met de waardering van aflopende erfpachtrechten in het Rotterdamse havengebied.
De rechtbank heeft verder bepaald dat partijen de gelegenheid krijgen om op elkaars akten te reageren, om ervoor te zorgen dat de rechtbank een beslissing neemt op basis van argumenten waarop beide partijen hebben kunnen reageren. De verdere beslissing is aangehouden in afwachting van de inbreng van partijen over de benoeming van de deskundigen en de formulering van de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden.