Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 19 juli 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 18 oktober 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde huurder. De eiseres, Woonbron, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van € 4.028,75, die was opgebouwd tot en met juli 2021. De gedaagde, die door faillissement tijdelijk in financiële problemen was geraakt, betwistte de vordering en voerde aan dat er sprake was van betalingsonmacht en niet van betalingsonwil. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2021 werd duidelijk dat de gedaagde inmiddels weer inkomen had en de lopende huurtermijnen betaalde, maar de achterstand bleef bestaan.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn betalingsverplichtingen, wat de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De rechter wees de vordering tot ontbinding en ontruiming toe, met een ontruimingstermijn van 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De rechter benadrukte dat de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde niet afdoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd, aangezien Woonbron op goede gronden tot dagvaarding was overgegaan.