In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 1 april 2021, is het verzoek van de eiseres, Uno-A B.V., om tussentijds hoger beroep in te stellen tegen een tussenvonnis van 18 februari 2021 afgewezen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Beijneveld, had in haar brief van 16 maart 2021 verzocht om de mogelijkheid tot tussentijds hoger beroep, terwijl de gedaagde, Schipper Accountants B.V., vertegenwoordigd door mr. P. van der Mersch, in haar brief van 22 maart 2021 om afwijzing van dit verzoek vroeg.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat op grond van artikel 337 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tussentijds hoger beroep in beginsel niet mogelijk is, tenzij de rechter anders heeft bepaald. De rechter heeft in dit geval geen aanleiding gezien om af te wijken van deze regel, ondanks de argumenten die door Uno-A zijn aangevoerd.
De beslissing van de kantonrechter was om het verzoek tot tussentijds hoger beroep af te wijzen. Tevens heeft de rechter de zaak verwezen naar de openbare terechtzitting, zodat Uno-A in de gelegenheid wordt gesteld om getuigen op te geven of anderszins bewijs te leveren. Beide partijen zijn verzocht om hun (gewijzigde) verhinderdata tot en met juli 2021 schriftelijk mee te delen op de voormelde zitting. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting.