ECLI:NL:RBROT:2021:13202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
8409308 CV EXPL 20-1190
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en bewijsopdracht in geschil tussen Uno-A B.V. en Schipper Accountants B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, staat de vraag centraal of er een huurovereenkomst tot stand is gekomen tussen Uno-A B.V. en Schipper Accountants B.V. De kantonrechter heeft op 18 februari 2021 een tussenvonnis gewezen waarin een bewijsopdracht is gegeven aan Uno-A. De procedure is gestart met een dagvaarding op 18 maart 2020, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Uno-A stelt dat er op 13 februari 2019 een huurovereenkomst is gesloten, terwijl Schipper dit betwist en aanvoert dat de goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders (alv) noodzakelijk was voor het aangaan van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er uitvoerig contact is geweest tussen partijen over de huur van het pand, maar dat er geen definitieve overeenkomst is gesloten zonder de instemming van de alv. Uno-A moet nu bewijs leveren dat zij niet op de hoogte was van het voorbehoud van instemming van de alv en dat de mededeling van Schipper's vestigingsleider onvoorwaardelijk was. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8409308 CV EXPL 20-1190
uitspraak: 18 februari 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,

in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Uno-A B.V.,
gevestigd te Maasdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Beijneveld,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Schipper Accountants B.V.,
gevestigd te Goes,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P. van der Mersch.
Partijen worden hierna aangeduid als Uno-A en Schipper.

Verloop van de procedure

De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 18 maart 2020, met producties;
2. de conclusie van antwoord, met producties;
3. de conclusie van repliek, ook houdende wijziging van eis;
4. de conclusie van dupliek.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

Omschrijving van het geschil

De feiten
1. Uno-A is eigenaar van het pand aan de [adres] (hierna: [adres]).
2. Schipper is zich in 2018 gaan oriënteren op alternatieve huisvesting voor haar vestiging in Oud-Beijerland. Daartoe hebben [naam 1], destijds vestigingsleider van de vestiging in Oud-Beijerland (hierna: ’[naam 1]), en [naam 2], directiesecretaresse bij Schipper (hierna: [naam 2]), onderzoek gedaan naar de mogelijkheden. Vanuit het bestuur van Schipper was in dit proces betrokken [naam 3] (hierna: [naam 3]).
3. De verhuurmakelaar van [adres] was [naam makelaar]. Daarbij werden de werkzaamheden verricht door [naam 4] (hierna: [naam 4]).
Op 30 augustus 2018 is [adres] voor het eerst door Schipper bezichtigd.
Op 11 oktober 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van [naam 4] waarbij [naam 3], ’[naam 1], [naam 4] en [naam 5], bestuurder van Uno-A (hierna: [naam 5]), aanwezig waren.
4. Bij e-mail van 25 oktober 2018 heeft [naam 4] aan ’[naam 1] een ‘vrijblijvende huuraanbieding [adres]’ gestuurd (productie 2 bij dagvaarding).
5. Bij e-mail van 12 december 2018 heeft [naam 4] aan ’[naam 1] een ‘concept huurovereenkomst [adres]’ gestuurd (productie 4 bij dagvaarding).
6. Vanaf januari 2019 is gesproken over en onderzoek gedaan naar de kosten van de voor Schipper benodigde verbouwing en herinrichting van [adres].
Bij e-mail van 9 januari 2019 (productie 5 bij dagvaarding) heeft [naam 4] het volgende aan [naam 5] bericht:
‘Ze willen graag een afspraak met jou en de aannemer maken om af te spreken wie wat doet en om de details af te kaarten.’
Bij e-mail van 23 januari 2019 (productie 6 bij dagvaarding) heeft [naam 4] het volgende aan ’[naam 1] bericht:
‘Zoals telefonisch reeds besproken hierbij de prijsopgave van de aannemer voor het verplaatsen van wanden en deuren aan de [adres].
Verplaatsen wanden en deuren conform tekening:
€ 17.000,- excl btw
Hierin zit nog niet de afzuiging van de printer. Dit zou via een andere partij kunnen worden geregeld indien wenselijk. De verhuurder is ook bereid de kosten in de huurprijs te verdisconteren over de eerste 5 jaar voor € 345,- per maand excl btw.
De aannemer kan 10 februari 2019 starten bij tijdige opdracht.
Graag vernemen wij of jullie je kunnen vinden in de prijs en, welke wijze van betaling (verdiscontering, of rechtstreekse betaling) de voorkeur heeft.’
7. Bij e-mail van 11 februari 2019 (productie 14 bij conclusie van antwoord) heeft [naam 3] onder meer het volgende aan [naam 2] bericht:
‘Ik (zie) niets staan over een alarminstallatie, die er volgens mij wel in zou zitten.
(…)
Verhuurder is volgens het contract verantwoordelijk voor de luchtbehandeling, maar er staat nergens dat deze aangepast zal worden aan de bedrijfsruimten.
(…)’
8. Op 12 februari 2019 heeft een bestuursvergadering plaatsgevonden bij Schipper. In de notulen daarvan is het volgende opgenomen:
‘huurovereenkomst Oud-Beijerland
We hebben een voorstel ontvangen. Dit was nog niet naar [naam 6] gestuurd, dus dat is ondertussen gebeurd. [naam 6] heeft enkele opmerkingen geplaatst die we doorgeven aan [naam 1]. We zijn voornemens de huurovereenkomst te gaan ondertekenen.’
9. Bij e-mail van 13 februari 2019 (productie 14 bij conclusie van antwoord) heeft [naam 2] het volgende aan ’[naam 1] bericht:
‘Gister is de concept huurovereenkomst besproken in het bestuur. Zoals al aangegeven, had ik ook [naam 6] gevraagd mee te kijken, aangezien hij betrokken is (geweest) in dit proces.
Zie hieronder de reactie van [naam 6] – wil jij dit opnemen met de verhuurder ajb?
Donderdag (morgen) komt het in de alv – de uitkomst van de beslissing verneem je spoedig daarna van ons!’
10. Op 13 februari 2019 hebben ’[naam 1] en [naam 4] telefonisch contact met elkaar gehad.
Volgens Uno-A heeft ’[naam 1] toen onvoorwaardelijk gezegd dat Schipper heeft besloten de huurovereenkomst aan te gaan. Schipper betwist dat.
11. Op 22 februari 2019 is bij een bespreking in het pand aan [adres] aan [naam 4] een concept van de huurovereenkomst overhandigd met daarop handgeschreven opmerkingen van [naam 3] (productie 7 bij dagvaarding).
12. Bij e-mail van 6 maart 2019 (productie 9 bij dagvaarding) heeft [naam 4] een huurovereenkomst aan ’[naam 1] gestuurd en daarbij het volgende aan ‘[naam 1] bericht:

‘Bijgaand de huurovereenkomst van de [adres] ter ondertekening. Het meetcertificaat heeft een oppervlakte van 695 m2 opgeleverd in plaats van de geschatte 616 m2. De huurprijs is in overleg met de verhuurder ongewijzigd gebleven maar de servicekosten zijn aangepast naar het werkelijke gehuurde oppervlak.’

13. Op 26 maart 2019 heeft Schipper Uno-A bericht dat de alv niet akkoord ging met het huren van [adres].
14. Op 6 november 2019 heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij [naam 5], [naam 4], [naam 3] en [naam 7], bestuurder van Schipper (hierna: [naam 7]), als getuigen gehoord zijn.
15. ’ [naam 1] heeft in een schriftelijke verklaring d.d. 14 mei 2020 (productie 15 bij conclusie van antwoord) het volgende opgenomen:
‘Het is mij bekend dat [naam 4] tijdens zijn getuigenverhoor heeft verklaard dat ik hem op
13 februari 2019 heb gebeld en dat ik hem meegedeeld zou hebben dat het bestuur had
vergaderd en de keuze had gemaakt om te gaan huren.
Ik heb geen exacte herinnering aan de inhoud van dit telefoongesprek. [naam 4] houdt de data van
telefoongesprekken kennelijk goed bij, dus ik ga er vanuit dat ik inderdaad op 13 februari
telefonisch contact met hem zal hebben gehad. Ik kan mij herinneren dat ik aan het einde van
een werkdag (ik kwam terug van mijn werk en had mijn auto al op de oprit thuis geparkeerd)
een telefoongesprek heb gehad met [naam 4] over dit onderwerp. Ik had in die periode echter heel
vaak telefonisch contact met [naam 4]. Die wilde de hele tijd weten of er al een definitieve beslissing
was genomen.
Ik weet dat ik op 13 februari van [naam 2] een e-mail heb ontvangen met de
mededeling dat op 14 februari door de alv een beslissing zou worden genomen over de
verhuur. Ik kan mij daarom niet voorstellen dat ik tijdens dat telefoongesprek zonder
voorbehoud gezegd zou hebben dat wij definitief hadden besloten om te gaan huren en dat
wij de huurovereenkomst zouden gaan tekenen.
Het kan zijn dat ik heb gezegd dat het bestuur op zich positief was (nogmaals: ik kan mij dat
echt niet meer herinneren), maar dan denk ik alleen in de hiervoor genoemde context van de
besluitvorming door de alv.
Op 22 februari ben ik nog met [naam 8] en [naam 9] door het pand gelopen. Zij hadden
het pand nog niet gezien en wilden, voordat zij hun standpunt zouden bepalen, zelf een beeld
krijgen. Zij waren kritisch. Het was voor mij duidelijk dat nog allerminst vaststond dat wij zouden gaan huren.’
16. In artikel 16 lid 3 sub c.7 van de statuten van Schipper is opgenomen dat het bestuur de goedkeuring nodig heeft van de vergadering van aandeelhouders (hierna: de alv) voor besluiten tot het huren van registergoederen.
De vordering
17. Uno-A vordert – na eiswijziging bij repliek – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
zowel primair als subsidiair:
voor recht te verklaren dat tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is
gekomen op 13 februari 2019, met de inhoud zoals weergegeven (primair) in
productie 9 dan wel (subsidiair) productie 4;
primair:
Schipper te bevelen de tussen partijen geldende huurovereenkomst, met de inhoud
zoals weergegeven (primair) in productie 9 dan wel (subsidiair) productie 4, met
ingang van 1 oktober 2019 na te komen en Schipper te veroordelen tot betaling van
de achterstallige huurpenningen over de maanden oktober 2019 tot en met maart
2020 ad € 48.279,-- (inclusief btw), elke afzonderlijke termijn te vermeerderen met
de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van die termijn tot aan de dag der
algehele voldoening;
Schipper te veroordelen tot betaling van de overeengekomen maandelijkse huurprijs
van € 8.046,50 (inclusief btw) tot aan de dag waarop de huurovereenkomst tussen
partijen rechtsgeldig eindigt, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over
elke termijn vanaf de vervaldatum daarvan tot aan de dag der algehele voldoening;
Schipper te veroordelen tot ingebruikneming van de gehuurde kantoorruimte aan de
[adres], zoals omschreven in de tussen partijen
geldende huurovereenkomst zoals weergegeven in (primair) productie 9 dan wel
(subsidiair) productie 4, overeenkomstig de in de huurovereenkomst aangegeven
bestemming en Schipper vanaf het moment van daadwerkelijke ingebruikname te
veroordelen tot betaling van het overeengekomen voorschot op de vergoeding voor
door of vanwege Uno-A verzorgde bijkomende leveringen en diensten ad € 1.751,98
(inclusief btw);
subsidiair:
voor recht te verklaren dat Schipper is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen
partijen tot stand gekomen huurovereenkomst en deze huurovereenkomst te
ontbinden per de datum van het in dezen te wijzen vonnis;
Schipper te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 399.000,-- (voor zover
mogelijk te vermeerderen met btw), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
bestaande uit en als volgt:
a) de overeengekomen maandelijkse huurprijs van € 6.650,-- (exclusief btw)
respectievelijk € 8.046,50 (inclusief btw) vanaf 1 oktober 2019 tot en met de
datum van ontbinding van de huurovereenkomst, te vermeerderen met de
wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van die termijn tot aan de dag
der algehele voldoening;
b) vergoeding van de ontstane schade, bestaande uit gederfde huurpenningen
vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot 1 oktober 2024,
te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van
ontbinding van de huurovereenkomst tot aan de dag der algehele voldoening;
zowel primair als subsidiair:
Schipper te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder te begrijpen de nakosten ad € 131,-- te vermeerderen met een bedrag ad € 68,-- indien tot
betekening van het ten deze te wijzen vonnis wordt overgegaan, alsmede te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van het ten deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
18. Uno-A stelt daartoe – samengevat – het volgende.
Tussen partijen is een huurovereenkomst tot stand gekomen, inhoudende dat Schipper [adres] zou gaan huren met ingang van 1 oktober 2019 voor een periode van vijf jaar tegen een kale huurprijs van € 8.046,50 per maand. Over de inhoud van de huurovereenkomst bestond overeenstemming tussen partijen; alle essentialia waren besproken en akkoord bevonden door Schipper. De stelling van Schipper dat partijen nog onderhandelden over de verbouwingskosten wordt betwist. Partijen zijn overeengekomen dat Schipper de verbouwing zelf zou laten uitvoeren en dat de kosten voor haar rekening kwamen.
Naar aanleiding van de huuraanbieding van 25 oktober 2018 en de daarop volgende besprekingen is op 12 december 2018 een concept-huurovereenkomst aan Schipper verzonden. [naam 3] heeft dat concept bekeken en op 11 februari 2019 heeft hij aan het bestuur van Schipper bericht dat enkele punten verbetering behoefden. Het bestuur heeft vervolgens op 12 februari 2019 vergaderd en besloten de huurovereenkomst aan te gaan. Dat heeft ’[naam 1] op 13 februari 2019 telefonisch aan [naam 4] doorgegeven, zonder enig voorbehoud. ’[naam 1] geldt daarbij als bode in de zin van artikel 3:37 lid 4 BW; dat mocht Uno-A uit de gedragingen en verklaringen van Schipper afleiden.
Uno-A vordert dan ook nakoming van de huurovereenkomst. Schipper dient het pand in gebruik te nemen en huur en bijkomende kosten te betalen.
Het verweer
19. Schipper voert – samengevat – als verweer het volgende aan.
In een situatie als de onderhavige, waarbij sprake is van een huurovereenkomst met een groot contractsbelang en twee professionele partijen, geldt dat pas sprake is van gebondenheid aan een huurovereenkomst als die is ondertekend. Er was bovendien nog geen sprake van een uitonderhandelde overeenkomst. Zo was er nog geen overeenstemming over de verdeling van de kosten van de benodigde verbouwing van het pand en moest er nog worden gesproken over de door Uno-A doorgevoerde verhoging van de servicekosten met 15%.
’[naam 1] heeft geen mededelingen gedaan op grond waarvan Uno-A mocht aannemen dat Schipper onvoorwaardelijk de huurovereenkomst wilde sluiten. [naam 3] heeft Uno-A tijdens de bespreking van 11 oktober 2018 ook uitdrukkelijk gewezen op de benodigde instemming van de alv. Uno-A wist dat ’[naam 1] niet bevoegd was om Schipper te binden. ’[naam 1] kan ook niet worden aangemerkt als bode in de zin van artikel 3:37 lid 4 BW.
Gedurende het traject had Schipper serieuze interesse in huur van [adres], maar is ook steeds duidelijk gemaakt dat andere opties werden onderzocht en dat twijfel bestond over de locatie en representativiteit.

Beoordeling van het geschil

20. Blijkens de stukken en stellingen van partijen was er tussen hen geen geschil (meer) over essentialia als de te (ver)huren ruimte, de huurprijs en de huurperiode. Dat overeenstemming bestond over dergelijke essentialia van de te sluiten overeenkomst, betekent evenwel nog niet dat er een huurovereenkomst tot stand is gekomen. Immers, voor de beoordeling van de vraag of een huurovereenkomst tot stand is gekomen, is van belang wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten afleiden (HR 21 december 2001, LJN AD5352, NJ 2002/60). Bovendien kunnen ook andere onderwerpen dan die doorgaans als essentialia worden aangeduid door partijen van doorslaggevend belang worden geacht bij de al dan niet totstandkoming van een huurovereenkomst.
21. Duidelijk is dat partijen uitvoerig contact hebben gehad over de eventuele huur van [adres]. Het bestuur van Schipper heeft weliswaar het voornemen geuit om tot ondertekening van de huurovereenkomst over te gaan, maar zij behoefde op grond van artikel 16 lid 3 sub c.7 van haar statuten de instemming van de alv voor besluiten tot het huren van registergoederen.
Uno-A voert aan dat zij niet op de hoogte is gebracht van het voorbehoud van instemming van de alv, zodat zij ervan mocht uitgaan dat een huurovereenkomst tot stand was gekomen op het moment dat zij van ’[naam 1] hoorde dat het bestuur had beslist het pand te gaan huren.
22. Als zou komen vast te staan dat Uno-A bekend was met het voorbehoud van instemming van de alv, mocht zij op grond van de – door Schipper overigens weersproken – mededeling van ’[naam 1] op 13 februari 2019 dat het bestuur had beslist het pand te gaan huren, er niet van uit gaan dat een huurovereenkomst tot stand was gekomen. Zij wist dan immers dat het een en ander nog afhankelijk was van de instemming van de alv. Als onweersproken gesteld staat vast dat de alv niet heeft ingestemd.
Allereerst is dus van belang of Schipper het voorbehoud van instemming van de alv met Uno-A heeft gecommuniceerd. Schipper heeft aangevoerd dat [naam 3] dat tijdens de bespreking op
11 oktober 2018 met [naam 4], ’[naam 1] en [naam 5] heeft gedaan. [naam 3] heeft daarover ter gelegenheid van het getuigenverhoor het volgende verklaard:
‘(…) Ik heb toen ook uitgelegd dat ‘[naam 1] als vestigingsleider van Oud-Beijerland niet bevoegd was om te beslissen over het al dan niet huren, alsmede dat er meerdere bestuurders bij betrokken zijn en dat goedkeuring van de ledenvergadering nodig is. Omdat ik betrokken ben geweest bij meerdere van dit soort trajecten heb ik ook in dit geval die uitleg gegeven, zulks opdat er geen misverstand over kan bestaan.’
Uno-A heeft betwist dat dit toen is gezegd.
23. Uno-A stelt dat tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen en heeft zich daartoe op het standpunt gesteld dat zij niet op de hoogte is gesteld van het voorbehoud van instemming van de alv. Schipper heeft dat gemotiveerd betwist door te verwijzen naar de verklaring van [naam 3]. Het is dan ook aan Uno-A om bewijs te leveren van haar stelling op dit punt.
24. Als Uno-A met het voorbehoud van instemming van de alv niet bekend was, is de vraag of 1) haar is medegedeeld dat het bestuur van Schipper had beslist het pand te gaan huren en 2) of zij uit een dergelijke mededeling heeft mogen afleiden dat er een huurovereenkomst was tot stand gekomen.
25. Uno-A stelt dat ’[naam 1] tijdens het telefoongesprek dat hij op 13 februari 2019 met [naam 4] heeft gevoerd op dat moment onvoorwaardelijk aan [naam 4] heeft bericht dat het bestuur had besloten de huurovereenkomst aan te gaan en dat daarmee de huurovereenkomst tot stand is gekomen. Schipper heeft betwist dat ’[naam 1] in dat bewuste telefoongesprek onvoorwaardelijk heeft ingestemd met de aangeboden huurovereenkomst. ’[naam 1] heeft daarover zelf verklaard dat hij gelet op de e-mail van [naam 2] van 13 februari 2019 – waarin zij wijst op de te nemen beslissing door de alv op 14 februari 2019 – zich niet kan voorstellen dat hij in het bewuste telefoongesprek zonder voorbehoud heeft gezegd dat Schipper definitief had besloten om te gaan huren en dat de huurovereenkomst zou worden getekend. ’[naam 1] is wegens ziekte niet als getuige gehoord in het voorlopig getuigenverhoor.
[naam 4] heeft in het kader van de getuigenverhoren het volgende verklaard:
‘(…)
Op 13 februari 2019 werd ik weer gebeld door ‘[naam 1]. Hij vertelde mij dat het bestuur had
vergaderd en dat de keuze was gemaakt om het pand te gaan huren. (…) In dat gesprek heeft
‘[naam 1] niets gezegd over een ledenvergadering.
(…)
Vóór 13 februari 2019 heb ik nimmer aan [naam 5] medegedeeld dat er definitief
overeenstemming was over de huur.
(…)
U vraagt mij of ‘[naam 1] mij vóór 13 februari 2019 ooit heeft meegedeeld dat Schipper zonder
enig voorbehoud akkoord was met de huurovereenkomst. Dat is niet gebeurd.’
[naam 5] heeft in het kader van de getuigenverhoren het volgende verklaard:
‘(…)
Op 13 februari 2019 werd ik opnieuw gebeld door [naam 4]. Hij vertelde mij dat hij die middag
door ‘[naam 1] was gebeld. ‘[naam 1] had hem gefeliciteerd omdat het bestuur positief had beslist.
‘[naam 1] heeft het toen niet gehad over een ledenvergadering.
(…)’
26. Gelet op het voorgaande wordt het er voor gehouden dat ’[naam 1] in het telefoongesprek met [naam 4] wel heeft gezegd dat het bestuur had beslist het pand te gaan huren. Hierbij wordt de verklaring van [naam 4] in aanmerking genomen en daarbij komt dat ’[naam 1] in zijn schriftelijke verklaring heeft opgenomen dat hij zich de inhoud van het telefoongesprek met [naam 4] niet exact kan herinneren, maar dat het kan zijn dat hij heeft gezegd dat het bestuur positief was.
27. Voor de vraag of Uno-A uit deze mededeling heeft mogen afleiden dat er een huurovereenkomst was tot stand gekomen, is van belang of ’[naam 1] deze mededeling onvoorwaardelijk heeft gedaan. Daarnaast is van belang of Uno-A mocht denken dat ’[naam 1] namens het bestuur belde.
28. [naam 4] heeft in het kader van de getuigenverhoren verklaard dat ’[naam 1] geen voorbehoud heeft genoemd. Daar staat tegenover dat ’[naam 1] in zijn schriftelijke verklaring uitdrukkelijk heeft vermeld dat hij die mededeling niet heeft gedaan zonder daarbij het voorbehoud van de besluitvorming door de alv te noemen. Hij heeft dat onderbouwd door te verwijzen naar de
e-mail van [naam 2] van 13 februari 2019. [naam 5] heeft in het kader van de getuigenverhoren weliswaar (ook) verklaard dat ’[naam 1] niets heeft gezegd over het voorbehoud van instemming van de alv, maar dat is slechts wat hij van [naam 4] heeft vernomen; hij was zelf niet bij het gesprek aanwezig.
Gelet op de gemotiveerde betwisting door Schipper van de stelling van Uno-A, wordt Uno-A in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat ’[naam 1] de mededeling dat het bestuur van Schipper had beslist het pand te gaan huren zonder voorbehoud heeft gedaan.
29. Ten aanzien van de vraag of Uno-A mocht denken dat ’[naam 1] namens het bestuur belde, geldt het volgende. Uno-A heeft erkend dat het niet ’[naam 1], maar het bestuur van Schipper was dat bevoegd was om Schipper te binden aan een huurovereenkomst. Kennelijk ging ook [naam 4] – de contactpersoon namens Uno-A – niet uit van bevoegdheid van ’[naam 1], zo blijkt uit zijn verklaring in het kader van de voorlopige getuigenverhoren:
‘(…) ‘[naam 1] heeft mij nooit gezegd dat hij bevoegd was om namens Schipper Accountants B.V.
bindende afspraken te maken over de huurovereenkomst. Ik had ook niet de indruk dat hij
die bevoegdheid had. Die indruk had ik wel van [naam 3]. (…)’
30. Uno-A heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat ’[naam 1] moet worden aangemerkt als bode in de zin van artikel 3:37 lid 4 BW. Dat artikel luidt als volgt:
‘Wanneer een door de afzender daartoe aangewezen persoon of middel een tot een ander gerichte verklaring onjuist heeft overgebracht, geldt het ter kennis van de ontvanger gekomene als de verklaring van de afzender, tenzij de gevolgde wijze van overbrenging door de ontvanger was bepaald.’
Blijkens de stukken en stellingen van partijen speelde ’[naam 1] een belangrijke rol in het proces van mogelijke huur van [adres]. Hij had veelvuldig en intensief contact met Uno-A, althans met [naam 4]. Hij kreeg ook instructies van het bestuur over wat er met Uno-A besproken moest worden, zo blijkt onder andere uit de notulen van de bestuursvergadering van 12 februari 2019: ‘
[naam 6] heeft enkele opmerkingen geplaatst die we doorgeven aan [naam 1]’en uit de e-mail van [naam 2] aan ’[naam 1] van 13 februari 2019: ‘
wil jij dit opnemen met de verhuurder ajb?’
Uno-A mocht er dan ook op vertrouwen dat een mededeling als de onderhavige van ’[naam 1] afkomstig was van het bestuur, zodat haar stelling dat ’[naam 1] fungeerde als bode wordt gevolgd.
31. Of tussen partijen al dan niet overeenstemming bestond over de door Schipper gewenste verbouwing en de kosten daarvan, kan in het midden blijven. Immers, die discussie is niet meer relevant voor het geval zou komen vast te staan dat ’[naam 1] onvoorwaardelijk heeft bericht dat het bestuur heeft besloten de huurovereenkomst aan te gaan.
32. Gelet op al het voorgaande zal Uno-A in de gelegenheid worden gesteld:
- te bewijzen dat zij niet op de hoogte is gesteld van het voorbehoud van instemming van de alv
en
- te bewijzen dat ’[naam 1] de mededeling dat het bestuur van Schipper had beslist het pand te gaan huren zonder voorbehoud heeft gedaan.
33. Elke verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

De kantonrechter:
stelt Uno-A in de gelegenheid:
- te bewijzen dat zij niet op de hoogte is gesteld van het voorbehoud van instemming van de alv
en
- te bewijzen dat ’[naam 1] de mededeling dat het bestuur van Schipper had beslist het pand te gaan huren zonder voorbehoud heeft gedaan;
verwijst de zaak naar de openbare terechtzitting van
18 maart 2021teneinde Uno-A in de gelegenheid te stellen bij akte getuigen op te geven dan wel anderszins bewijs te leveren;
verzoekt beide partijen hun verhinderdata tot en met juni 2021 eveneens uiterlijk op voormelde zitting schriftelijk mede te delen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
773