ECLI:NL:RBROT:2021:13186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
C/10/606893 / HA ZA 20-1044
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dekkingsgeschil CAR-verzekering en aansprakelijkheid bij lekkage tijdens bouwproject

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Aannemersbedrijf Maas B.V. en haar verzekeraars over de dekking van schade die is ontstaan tijdens de uitvoering van werkzaamheden aan de Grote Wijnbrug te Rotterdam. Maas, als onderaannemer, heeft werkzaamheden uitgevoerd voor de Gemeente Rotterdam en heeft een CAR-verzekering afgesloten bij de verzekeraars. Tijdens de werkzaamheden is er lekkage opgetreden, waardoor de bouwkuip volstroomde met water. Maas heeft de hoofdaannemer, Volker Staal en Funderingen B.V., aansprakelijk gesteld voor de schade, maar deze heeft de aansprakelijkheid afgewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de oorzaak van de lekkage niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld, ondanks de rapportages van deskundigen. Maas vorderde een schadevergoeding van € 71.992,17, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeraars niet gehouden waren tot vergoeding van de schade, omdat niet was komen vast te staan dat er sprake was van een verzekerd voorval. De rechtbank heeft de vordering van Maas afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in aansprakelijkheidskwesties en de rol van deskundigen in het vaststellen van oorzaken van schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/606893 / HA ZA 20-1044
Vonnis van 29 december 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMERSBEDRIJF MAAS B.V.,
gevestigd te Langeweg, gemeente Moerdijk,
eiseres,
advocaat mr. E. Sonneveld te 's-Gravenhage,
tegen
1. de Europese naamloze vennootschap
[naam gedaagde 1],t.h.o.d.n. [handelsnaam 1],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 1],
kantoorhoudende te [plaatsnaam 1],
2. de Europese naamloze vennootschap
[naam gedaagde 2], t.h.o.d.n. [handelsnaam 2],
gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde 2],
kantoorhoudende te [plaatsnaam 2],
gedaagden,
advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als Maas en Verzekeraars.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 oktober 2020 (2x) en de door Maas overgelegde producties;
  • de conclusie van antwoord en de door Verzekeraars overgelegde producties;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 18 maart 2021;
  • de akte van Maas, met productie;
  • de akte van Verzekeraars, met productie;
  • de antwoordakte van Maas;
  • de antwoordakte van Verzekeraars.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Maas heeft vanaf september 2016 als onderaannemer van Kroeze Infra B.V. en Hollandia Infra B.V. alle werkzaamheden aan de onderbouwconstructie van de nieuwe Grote Wijnbrug te Rotterdam uitgevoerd. Opdrachtgever van het hele project is de Gemeente Rotterdam (hierna: de Gemeente).
2.2.
De Gemeente heeft voor het werk een CAR-verzekering bij Verzekeraars (ieder voor 50%) afgesloten ten behoeve van hoofdaannemer, aannemers en onderaannemers.
2.3.
Maas heeft met twee stalen damwanden van kademuur tot kademuur een (watervrije) bouwkuip onder de brug gerealiseerd, van waaruit de werkzaamheden aan de fundatie en de onderbouw van de brug konden worden gerealiseerd. Ter plaatse van de aansluiting van de nieuwe landhoofden op de bestaande kademuren werden met stalen damwanden grond- en waterkerende constructies gemaakt.
2.4.
De damwand ter plaatse van de aansluiting tussen het landhoofd en de kademuur aan de zuidwestzijde moest vanwege obstakels in de ondergrond afwijkend worden geplaatst. Daardoor stond deze damwand in een latere fase van het werk in de weg voor het maken van de betonconstructie van het zuidelijk landhoofd.
2.5.
Maas heeft aan Volker Staal en Funderingen B.V. (hierna: VSF) opdracht gegeven om door middel van jetgrouten een groutmassief aan te brengen. Dit groutmassief zou de grond- en waterkerende functie overnemen, zodat de damwand vervolgens gedeeltelijk kon worden getrokken. De overtollige grout zou daarna worden weggehakt, zodat er genoeg ruimte zou overblijven om het betonwerk daar ter plaatse te maken.
2.6.
Op 1 september 2017 heeft VSF het groutmassief aangebracht. Vervolgens, toen betrokkenen meenden dat het groutmassief voldoende was uitgehard, is de damwand getrokken. Er is toen lekkage opgetreden, als gevolg waarvan de bouwkuip is volgestroomd met water.
2.7.
Maas heeft op 4 september 2017 VSF aansprakelijk gesteld waarbij zij heeft gesteld dat VSF het groutmassief niet deugdelijk zou hebben aangebracht. VSF heeft aansprakelijkheid afgewezen.
2.8.
Maas heeft aan de Gemeente een melding van de schade gedaan, die de melding aan Verzekeraars heeft doorgegeven.
2.9.
Verzekeraars hebben aan Artium Experts (hierna: Artium) opdracht verstrekt om de aard, omvang en toedracht van de schade te onderzoeken. Deze expert heeft Maas de vraag gesteld of duidelijk is waardoor de lekkage is ontstaan, waarop Maas heeft geantwoord: “Zoals wij het hebben kunnen constateren zat het grout niet op de juiste locatie.”
2.10.
Op 4 december 2018 heeft Atrium een schaderapport aan Verzekeraars toegestuurd. Daarin is opgenomen:
Oorzaak
Door een lek in het groutmassief aan de zuidwestzijde is de bouwkuip volgestroomd met water. Het is wat ons betreft niet komen vast te staan of dit een gevolg is van een niet goed aangebracht groutmassief of van het uitbreken van stukken grout.”
2.11.
Maas heeft CRUX Engineering B.V. (hierna: CRUX) opdracht gegeven de mogelijke oorzaak van het doorbreken van het groutmassief te onderzoeken. Op 22 juli 2020 geeft CRUX haar rapport aan Maas gestuurd. Daarin is opgenomen:
“Resumerend kan worden gesteld dat zowel de afbreuk van het jetgrouting-massief door het uittrillen van de damwand als de schaduwwerking door obstakels kunnen hebben gezorgd voor een onvolkomenheid in het jetgrouting-massief. De aanwezigheid van de scherpe brokstukken, in combinatie met het verder soepel verlopen uitvoeringsproces van de jet grouting, doen echter eerder neigen naar het afbreken van de grout door het trekken van de damwand als meest waarschijnlijke oorzaak.”

3..Het geschil

3.1.
Maas vordert samengevat - veroordeling van Verzekeraars, beiden voor 50%, tot betaling van € 71.992,17, ter zake door Maas geleden schade, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Het verweer van Verzekeraars strekt tot afwijzing van de vordering, althans tot matiging daarvan, met veroordeling van Maas, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
De toepasselijkheid van Nederlands recht en de bevoegdheid van de rechtbank zijn niet in geschil.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of Verzekeraars op grond van de CAR-verzekering gehouden zijn de door Maas geclaimde schade te vergoeden. Niet in geschil is dat de CAR-verzekering wél dekking biedt voor het geval de lekkage in het groutmassief het gevolg is van het trekken van damwandplaten, maar géén dekking biedt voor het geval de lekkage in het groutmassief het gevolg is een ondeugdelijk aangebracht groutmassief.
4.3.
Het is aan Maas als verzekerde om te stellen en bij betwisting te bewijzen dat sprake is een van verzekerd voorval, ten gevolge waarvan zij schade heeft geleden. In dit geval betekent dat dat Maas dient te stellen en te bewijzen dat de lekkage in het groutmassief het gevolg is van het trekken van damwandplaten.
4.4.
Verzekeraars betwisten dat de lekkage het gevolg is van het trekken van de damwandplaten. Zij wijzen erop dat zowel Atrium als CRUX aangeven dat de oorzaak van de lekkage niet meer met zekerheid is vast te stellen.
4.5.
Op de mondelinge behandeling heeft Maas aangegeven nog over tekeningen en foto's te beschikken die zij verzuimd had eerder in het geding te brengen en ook niet eerder met Atrium of CRUX had gedeeld. Maas heeft bij die stukken een toelichting gegeven die ook nog niet eerder met Atrium of CRUX was gedeeld. Met partijen is afgesproken dat deze stukken en de toelichting, opgenomen in het proces-verbaal, alsnog aan Atrium en CRUX werden voorgelegd met het verzoek aan te geven of dit hun oordeel over de oorzaak van de lekkage anders maakt.
4.6.
Uit de aanvullende rapportages van Atrium en CRUX blijkt dat zij ter uitvoering van dit verzoek gezamenlijk [naam 1] (de hoofdaanvoerder, hierna: [naam 1]) hebben gehoord. Zij hebben vervolgens ieder voor zich aanvullend gerapporteerd. De rapportages zijn wat betreft de feitelijke bevindingen bijna woordelijk gelijk. Uit de rapportages blijkt dat de verklaring van [naam 1] één nieuw element bevat, namelijk dat er geweld nodig was om de damwand los te krijgen. De deskundigen beschrijven vervolgens dat er twee scenario’s denkbaar zijn. Het eerste scenario is dat door de vrijgekomen energie (als gevolg van het met geweld verwijderen van de damwand) (trek)scheuren zijn ontstaan in het groutlichaam waardoor lekkage is ontstaan. Het tweede scenario is dat die energie tot gevolg kan hebben gehad dat een zand/grondinsluiting in het groutmassief ineens is losgekomen, waardoor er direct lekkage van water en grond ontstond. Beide deskundigen schrijven dat zich niet met zekerheid laat vaststellen welke van deze twee fenomenen zich heeft voltrokken.
4.7.
Waar de bevindingen van de deskundigen uiteenlopen, is in de slotconclusie. Atrium schrijft in haar rapport dat de aanvullende stukken en toelichting haar geen aanleiding geven haar conclusie te wijzigen. Een onvolkomenheid in het groutmassief lijkt haar de meest waarschijnlijke oorzaak van de lekkage. CRUX is op haar beurt iets stelliger geworden in haar conclusie dat het afbreken van grout door het trekken van de damwand de meest waarschijnlijke oorzaak is. CRUX ziet in de nieuwe informatie dat er veel geweld is gebruikt bij de verwijdering een versterking in het vermoeden dat juist door het trekken scheuren in het groutlichaam zijn ontstaan.
4.8.
Op basis van deze rapportages concludeert de rechtbank dat de oorzaak van de lekkage zich niet meer laat vaststellen. De deskundigen zijn het daar immers over eens. Dit wordt niet anders door de argumenten van Maas in haar akte na de mondelinge behandeling. Zij lijkt daarin te betogen dat uit twee elementen van de verklaring van [naam 1] wel kan worden afgeleid wat de oorzaak van de lekkage is. Dit betreft allereerst de opmerking van [naam 1] dat een plank van de damwand is doorgebrand bij de verwijdering daarvan. Hieruit volgt volgens Maas dat er achter de plank geen holle, watervoerende ruimte zat die watervoerend was. Dat betoog is op zich vermoedelijk juist, maar miskent de bevindingen van de deskundigen. De deskundigen gaan immers niet uit van een mogelijke holle, watervoerende ruimte. Hun tweede scenario is dat er een met zand/grond gevulde ruimte in het grout kan zijn geweest die door de trillingen bij het verwijderen van de damwand kan zijn losgeschoten. De tweede opmerking van [naam 1] die Maas aanhaalt, betreft de kleur van de achterzijde van de verwijderde damwand. Die was grijs en daaruit volgt volgens Maas dat er achter de damwand grout en geen zand zat. Dit betoog wordt echter kennelijk door geen van beide deskundigen onderschreven en de rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij.
4.9.
Aan (verdere) bewijsvoering wordt niet toegekomen. Maas heeft tegen de achtergrond van de (aangevulde) expertiserapporten geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat een derde deskundige wel in staat zou zijn om met voldoende zekerheid een uitspraak over de oorzaak van de lekkage te doen. Om dezelfde reden wordt ook niet toegekomen aan het horen van de getuige [naam 1], [naam 2] en [naam 3].
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat zich een verzekerd voorval heeft voorgedaan. De rechtbank verwerpt het betoog van Maas (bij akte) dat Maas in haar bewijspositie is geschaad, omdat de expert van Atrium de ondergelopen bouwput niet heeft geïnspecteerd. Verzekeraars stellen onbetwist dat de uitvoerder van Maas pas op 1 november 2017 heeft gereageerd op e-mails en telefoontjes van haar expert en dat die uitvoerder tegenover de expert van Verzekeraars heeft verklaard dat de schade was ontstaan doordat het grout niet op de juiste plaats zat. Onder die omstandigheden kan Maas Verzekeraars niet verwijten dat haar expert niet ter plaatse is komen kijken.
4.11.
Verzekeraars zijn dan ook niet gehouden tot vergoeding van de door Maas gevorderde schade. De vordering wordt daarom afgewezen.
4.12.
Maas zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Verzekeraars worden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat
3.342,00(3,0 punten* × tarief € 1.114)
Totaal € 5.384,00
* conclusie van antwoord (1), mondelinge behandeling (1), akte (0,5), antwoordakte (0,5)

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Maas in de proceskosten, aan de zijde van Verzekeraars tot op heden begroot op € 5.384,00,
5.3.
veroordeelt Maas in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Maas niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021.
[2111/1876]