ECLI:NL:RBROT:2021:13185

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
C/10/573054 / HA ZA 19-392
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure met betrekking tot aansprakelijkheid en subrogatie in verzekeringskwesties

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een schadestaatprocedure die loopt terwijl er hoger beroep is ingesteld tegen een eerdere aansprakelijkheidsbeslissing. De eiser, Universal Africa Lines Ltd (UAL), heeft Airgas USA LLC aangeklaagd voor schadevergoeding in verband met een incident dat heeft geleid tot schade aan een schip en de lading. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat Airgas aansprakelijk is voor de gevolgen van het incident en heeft Airgas veroordeeld tot schadevergoeding aan UAL. In deze procedure vordert UAL de schade die zij heeft geleden, inclusief kosten voor advocaten en experts, en de rechtbank moet beoordelen of deze kosten zijn gemaakt in het kader van de aansprakelijkheid van Airgas.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van UAL op verschillende schadeposten betrekking heeft, waaronder kosten voor surveyors, vernietiging van containers, en advocaatkosten. Airgas heeft betwist dat sommige kosten zijn betaald en heeft bezwaar gemaakt tegen de redelijkheid van de gevorderde bedragen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van UAL beoordeeld en heeft vastgesteld dat een aantal kosten voldoende onderbouwd zijn, terwijl andere kosten niet voldoende zijn toegelicht. De rechtbank heeft uiteindelijk een aantal schadeposten toegewezen, maar ook enkele vorderingen afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

De rechtbank heeft de vordering van UAL voor een aanzienlijk bedrag toegewezen, met inbegrip van wettelijke rente over de toegewezen bedragen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van UAL begroot en is Airgas veroordeeld tot betaling van deze kosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat UAL de toegewezen bedragen kan vorderen voordat het hoger beroep is afgerond.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/573054 / HA ZA 19-392
Vonnis van 29 december 2021
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
UNIVERSAL AFRICA LINES LTD,
gevestigd te Limassol, Cyprus,
eiseres,
advocaat mr. M.M. van Leeuwen te Rotterdam,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
AIRGAS USA LLC (VOORHEEN AIRGAS SPECIALTY GASES INC.),
gevestigd te Pennsylvania, Verenigde Staten van Amerika,
gedaagde,
advocaat mr. M. Verhagen te Rotterdam.
Partijen zullen hierna UAL en Airgas genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 januari 2019,
  • de akte overlegging producties, waarbij als productie A was gevoegd een schadestaat met daarbij producties 1 tot en met 22 in de schadestaatprocedure, en als productie B het vonnis in de inleidende procedure van 25 januari 2017,
  • de conclusie van antwoord in de schadestaatprocedure, met producties 1 en 2,
  • de brief van de rechtbank van 21 augustus 2019 met de vraag aan UAL of voortzetting van de schadestaatprocedure proceseconomisch is gedurende het hoger beroep, de reactie van UAL van 3 september 2019 gevolgd door de reactie daarop van Airgas van 6 september 2019, en de bij brief van 11 september 2019 meegedeelde beslissing van de rechtbank dat een comparitie zal worden gepland,
  • de oproepingsbrieven van de rechtbank van 16 oktober 2019,
  • de brieven van de rechtbank van 20 januari 2020 waarmee partijen zijn voorgelicht over de ter zitting te bespreken onderwerpen,
  • de bij brief van 29 januari 2020 toegezonden productie 3 van Airgas,
  • de akte ter comparitie met producties 23 tot en met 26 van UAL, ingediend op 30 januari 2020,
  • een drietal bij brief van 30 januari 2020 toegezonden memory sticks van UAL met daarop (volgens UAL) de procesdossiers uit de voorafgaande hoofdzaak in eerste en tweede instantie,
  • de ter zitting door mr. Jumelet overgelegde producties 17 (bestaand uit een brief aan deze rechtbank van 6 juni 2016 met daarbij producties 24 tot en met 26) en 20 (bestaand uit een brief aan deze rechtbank van 22 juni 2016 met daarbij productie 27), aangezien deze (volgens Airgas) niet compleet waren op de USB-stick van UAL,
  • de toelichting van M.M. van Leeuwen,
  • de spreekaantekening mr. A. Jumelet,
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 februari 2020,
  • de akte overleggen verzekeringsdocumenten, betalingsbewijzen en overige stukken, tevens vermeerdering van eis, met producties 27 tot en met 31(a) tot en met (e) van UAL, genomen op de rol van 27 mei 2020,
  • de antwoordakte van Airgas, zonder producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
Op 25 januari 2017 heeft deze rechtbank vonnis gewezen in de zaak tussen UAL en Airgas met zaak- en rolnummer C/10/434781 / HA ZA 13-1039 (hierna: het vonnis van 25 januari 2017). Het dictum luidt:
“De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat Airgas aansprakelijk is jegens UAL voor de gevolgen van het incident en gehouden is UAL te vrijwaren en schadeloos te stellen,
5.2.
veroordeelt Airgas om aan UAL te betalen hetgeen UAL zal moeten betalen, al dan niet op grond van een redelijke schikking, aan derden die vorderingen hebben ingesteld of nog kunnen instellen jegens UAL,
5.3.
veroordeelt Airgas om aan UAL te betalen de eigen verliezen die UAL als gevolg van het incident heeft geleden,
5.4.
een en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
5.5.
veroordeelt Airgas in de proceskosten, aan de zijde van UAL tot op heden begroot op € 2.941,82,
5.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.”
2.2.
Airgas heeft hoger beroep ingesteld van dit vonnis. Het hoger beroep is nog aanhangig.

3..De vordering

3.1.
UAL heeft in de dagvaarding in deze schadestaatprocedure gevorderd dat de rechtbank Airgas bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt om aan UAL te betalen “
het in de Schadestaat opgenomen totaalbedrag” te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan die van volledige betaling, althans zodanige beslissing als de rechtbank in goede justitie gepast acht, en tot betaling van de proceskosten.
3.2.
Airgas heeft bij conclusie van antwoord - samengevat - geconcludeerd primair tot aanhouding van de procedure totdat in hoger beroep een eindbeslissing is genomen, subsidiair tot afwijzing van de vordering met veroordeling van UAL in de proceskosten.
Ter comparitie heeft Airgas bezwaar gemaakt tegen de in de toelichting van UAL besloten liggende eisvermeerdering ter zake van de rente.
3.3.
UAL heeft in haar akte eisvermeerdering van 27 mei 2020 aangegeven dat, indien in die toelichting een eisvermeerdering moet worden herkend, zij haar eis vermeerdert conform de ter comparitie gegeven toelichting op de rentevordering en vervolgens geconcludeerd “
dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Airgas zal veroordelen aan UAL te betalen die bedragen waarvan de rechtbank vindt dat deze voldoende zijn komen vast te staan, met aanhouding van de procedure voor het overige”.
3.4.
Airgas heeft in haar antwoordakte - naar aanleiding van de in de akte eisvermeerdering van UAL gegeven weergegeven feiten - nogmaals verzocht om aanhouding van de procedure totdat in de procedures in hoger beroep (tussen UAL en Airgas enerzijds en tussen UAL en Gallium c.s. anderzijds) zal zijn beslist. Bij gebreke van aanhouding verzoekt Airgas om een te wijzen (tussen)vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover relevant, hieronder nader ingegaan.

4..De verdere beoordeling

bevoegdheid

4.1.
Dat aan deze rechtbank in deze internationale zaak bevoegdheid toekomt om na de eerdere bodemprocedure ook over de schadestaat te oordelen, volgt uit artikel 613 lid 2 Rv en is niet in geschil.
de verzoeken van Airgas tot aanhouding van de procedure
4.2.
Ter comparitie heeft de rechtbank medegedeeld dat zij ondanks het verzoek van Airgas bij antwoord geen aanleiding zag om de zaak aan te houden, aangezien niet op korte termijn een uitkomst in het hoger beroep werd verwacht en aan het belang van UAL om voortgang te kunnen maken op het gebied van cijfers en betaling zwaarder gewicht werd toegekend dan aan het belang van Airgas om de uitkomst van het hoger beroep af te wachten.
4.3.
Bij antwoordakte heeft Airgas nogmaals verzocht om de procedure aan te houden omdat - ook volgens de stellingen van UAL in haar akte van 27 mei 2020 - geen eindvonnis kan worden gewezen totdat in hoger beroep zowel over de zaak tussen UAL en Airgas als over de zaak tussen UAL en Gallium c.s. zal zijn geoordeeld.
4.4.
Hoewel juist is dat de rechtbank, gelet op het tussen partijen lopende hoger beroep en de hervatting van de appèlprocedure tussen UAL en Gallium c.s., niet het eindstation zal zijn voor het debat tussen partijen, blijft de rechtbank bij haar in r.o. 4.2 genoemde oordeel op de aldaar genoemde gronden.
Bij beoordeling van de schadestaat moet de rechtbank uitgaan van de feiten vastgesteld en oordelen gegeven in het vonnis van 25 januari 2017.
4.5.
UAL suggereert in haar akte van 27 mei 2021 dat de rechtbank bij tussenvonnis de [naam kantoor 1] vaststaande schadeposten zal toewijzen en de procedure voor het overige zal aanhouden. UAL lijkt ervan uit te gaan dat zij eventueel nog onvoldoende toegelichte schadeposten na een tussenvonnis verder zal mogen onderbouwen.
Toewijzing van geldbedragen in een vorm die voor tenuitvoerlegging vatbaar is, zoals door UAL gewenst, vereist echter een veroordeling bij eindvonnis. Nu de schadestaatprocedure ondanks het hoger beroep is voortgezet juist vanwege het door UAL benoemde belang van voortgang op het gebied van schadecijfers en betaling, acht de rechtbank het wijzen van eindvonnis geraden. Dit is ook in overeenstemming met de eisen van een goede procesorde. Nu UAL [naam kantoor 1] verschillende mogelijkheden heeft gekregen en benut om haar vorderingen te onderbouwen, zal de rechtbank op grond van het partijdebat de opgevoerde schadeposten begroten, zonodig schattenderwijs, of afwijzen.
4.6.
Nu hoger beroep is ingesteld van het aansprakelijkheidsvonnis en hoger beroep van ook dit vonnis in de lijn der verwachting ligt, zal de rechtbank vrij uitgebreid op de standpunten over en weer ingaan, opdat mede ten behoeve van het hoger beroep zoveel mogelijk duidelijkheid ontstaat.
de rentevordering en de wijziging daarvan
4.7.
De dagvaarding verwijst, zoals aangehaald onder 3.1 hierboven, naar een in de schadestaat genoemd totaalbedrag, te vermeerderen met rente vanaf de dagvaarding en proceskosten.
In de schadestaat heeft UAL onder letters A tot en met K verschillende schade- en kostenbedragen opgevoerd tot een totaal van € 4.764.080,52, en per post aangegeven vanaf wanneer zij rente daarover verschuldigd acht. Onder letter L heeft UAL vervolgens aangegeven de wettelijke rente over posten A tot en met K te vorderen, berekend tot de aanvang van de procedure, en wel primair vanaf de datum van het maken van de kosten dan wel - wanneer bedoelde datum niet bekend is - de factuurdatum, en subsidiair vanaf de betekening van de dagvaarding met de schadestaat. De slotzin van de schadestaat luidt: “
Te vermeerderen met de kosten van de schadestaatprocedure, verdere rente en p.m. posten”.
De vermelding ‘
en p.m. posten’ kan buiten beschouwing blijven, nu geen p.m. posten zijn opgevoerd in dagvaarding of schadestaat. Mogelijk doelde UAL hiermee op de kans van verdere proceskosten in de procedure tegen Gallium c.s. Deze komen in r.o. 4.16 en 4.17 hieronder aan de orde.
De vermelding van ‘
verdere rente’ doet echter vermoeden dat er [naam kantoor 1] een rentebedrag werd gevorderd. Hierover is in de zittingsagenda met vraag 3 opheldering gevraagd.
4.8.
Ter zitting is door UAL toegelicht dat zij rente vordert over een eerste periode die loopt vanaf de in de schadestaat genoemde data tot op 21 november 2018 (de dag dat de schadestaat is gedateerd en gereed was voor vertaling) en over een tweede periode die ingaat op 31 januari 2019 (de dag na betekening van de dagvaarding en de schadestaat). Daarbij heeft UAL ook aangegeven (toelichting M.M. van Leeuwen blz. 3): “
Over die korte tussenliggende periode, 1 november 2018 en 30 januari 2019 valt de rente er uit.”.
Desgevraagd heeft UAL verder toegelicht (zie p. 2 proces-verbaal) dat zij heeft bedoeld alle in de schadestaat genoemde posten te vorderen, inclusief de rente vanaf de datum dat de kosten zijn gemaakt - althans zoals onder L vermeld - tot 1 november 2018, en dan weer vanaf de datum dagvaarding zoals in de dagvaarding is gevorderd.
Nu UAL zelf tweemaal de datum 1 november 2018 heeft genoemd, gaat de rechtbank voorbij aan de mogelijkheid dat UAL heeft beoogd om rente tot 21 november 2018 te vorderen, zoals zij ter zitting eerst aangaf.
4.9.
Airgas heeft bezwaar gemaakt tegen het door middel van de gegeven toelichting alsnog vorderen van meer rente dan uit de dagvaarding blijkt. Zij heeft verklaard de rentevordering van UAL niet op die manier gelezen te hebben.
4.10.
Dit bezwaar wordt door de rechtbank gepasseerd. Hoewel de vordering in de dagvaarding beperkter is verwoord dan deze blijkens de schadestaat is bedoeld, was uit deze stukken in onderling verband bezien voldoende duidelijk dat UAL beoogde om de wettelijke rente te vorderen vanaf - kort gezegd - het moment dat de opgevoerde kosten door haar zijn betaald. Dat dit niet op die manier in het petitum was uitgeschreven, maakt dat de ter zitting gegeven toelichting in verbinding met de schriftelijke stukken formeel bezien een wijziging van eis oplevert. De rechtbank acht deze, nu Airgas daarop ter zitting en in haar antwoordakte heeft kunnen reageren, niet in strijd met de goede procesorde.
4.11.
De rechtbank verstaat de vordering dan ook aldus, dat UAL vordert dat de rechtbank Airgas bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad veroordeelt om aan UAL te betalen:
A. schikkingsbedrag betaald aan de vervrachter van de ‘[naam schip]’ groot USD 3.274.731,75, omgerekend € 3.074.370,00, met de wettelijke rente daarover vanaf 19 november 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B. kosten surveyors en experts ingeschakeld door UAL groot € 233.286,40, met de wettelijke rente daarover per factuurbedrag vanaf de in de schadestaat genoemde factuurdata tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
C. kosten voor vernietiging van containers groot USD 295.875,79, omgerekend € 247.705,00, met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2013 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
D. kosten surveyor ingeschakeld voor de vernietiging van de containers groot € 24.273,45, met de wettelijke rente daarover vanaf 15 oktober 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
E. kosten voor vernietiging van de lading groot USD 73.133,80, omgerekend € 55.899,00, met de wettelijke rente daarover vanaf 7 mei 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
F. kosten voor de overslag en opslag van de lading door en bij Sonils groot USD 457.491,04, omgerekend € 303.026,92, met de wettelijke rente vanaf de in de schadestaat genoemde betaaldata voor de daar genoemde facturen tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
G. bijdrage in averij-grosse door UAL groot USD 35.866,86, omgerekend € 32.574,90, met de wettelijke rente daarover (begroot op USD 2.084,92) vanaf 15 juli 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
H. kosten van het blusschuim dat bij het bestrijden van de brand is gebruikt groot USD 7.089,23, omgerekend € 5.503,04, met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2014 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
I. reiskosten UAL voor een bespreking met Carisbrooke groot € 306,78, met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
J. kosten procedure tegen Gallium c.s. groot € 45.226,03, met de wettelijke rente daarover vanaf de in de schadestaat vermelde betaaldata van de onderscheiden facturen tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
K. kosten Londense advocaten groot GBP 653.831,45, omgerekend € 741.909,00, met de wettelijke rente daarover met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
althans om zodanige beslissing te geven als de rechtbank in goede justitie gepast acht, en met veroordeling van Airgas tot betaling van de proceskosten.
4.12.
Volledigheidshalve wordt overwogen dat de rechtbank uit de conclusie van de akte eisvermeerdering van 27 mei 2020 - aangehaald onder 3.3 hierboven - niet opmaakt dat UAL dit aldus begrepen petitum loslaat. Zij verstaat de conclusie in het licht van de toelichting daarop als een uiting van UAL dat zij in dit stadium geen eindvonnis maar een tussenvonnis verwacht. Zo begrijpt de rechtbank immers ook het B16-formulier van UAL (“
Wij vragen tussenvonnis”). Uit de antwoordakte van Airgas begrijpt de rechtbank dat Airgas een en ander niet anders heeft opgevat.
de vermeerdering van eis bij akte van 27 mei 2020
4.13.
De door UAL in de kop van haar akte van 27 mei 2020 aangekondigde eisvermeerdering treft de rechtbank niet aan in de conclusie daarvan of anderszins in een duidelijk omschreven herzien petitum. Wel staat onder de toelichting op de bij die akte overgelegde productie 30:
“De eis tot vergoeding van de Londense advocaatkosten (post K) wordt vermeerderd tot GBP 744.974,35 in hoofdsom, te vermeerderen met GBP 81.092,43 aan rente tegen 2%. Dit is rente vanaf de dag van betaling van de betreffende factuur per 26 mei 2020; de rente loopt door en gevorderd zal worden als hierna vermeld (2% rente vanaf de dag van betaling van iedere factuur als in het overzicht aangegeven).”.
4.14.
Deze eiswijziging is alleen wat betreft de verhoogde hoofdsom van post K begrijpelijk. Wat de rente betreft is de eiswijziging onvoldoende toegelicht om te kunnen worden doorgrond. Hoe deze rentevordering zich verhoudt tot de eerder aangegeven wijze van renteberekening over post K is niet toegelicht. Onduidelijk is ook over welke renteperiode 2 procent rente wordt gerekend, of waarom. De verwijzing ‘
als in het overzicht aangegeven’ verwijst mogelijk naar het overzicht dat deel uitmaakt van productie 30 (vermoedelijk bedoeld als productie 29). Dit overzicht bevat voor post K kolommen voor zowel 2 procent rente per dag als 5,5 procent rente per dag, maar onderaan ook bedragen over het geheel van ‘
interest at 2% compounded annually’ en ‘
interest at 5.5 % quarterly’. Voor zover UAL toch bedoelt te verwijzen naar productie 29 (‘
Summary of London laywers’ costs’), roept dat overzicht dezelfde vragen op.
Van UAL mag worden verwacht dat zij bij eiswijziging de beoogde wijziging helder en eenduidig formuleert en van haar vordering geen zoekplaatje maakt. Het is niet aan de rechtbank of Airgas om in de producties van UAL op zoek te gaan naar wat UAL wenst te vorderen en waarom.
De rechtbank zal de eiswijziging op dit punt alleen toelaten wat de gewijzigde hoofdsom betreft en weigert deze voor het overige als onbegrijpelijk.
4.15.
Post K van het onder 4.11 uitgeschreven petitum komt hiermee te luiden als volgt:
“K. kosten Londense advocaten groot GBP 744.974,35, met de wettelijke rente daarover met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.”
4.16.
In de akte van 27 mei 2020 staat onder randnummer 10, na stellingen over het door Gallium c.s. alsnog nemen van een memorie van grieven in het eerder stilgevallen hoger beroep tussen Gallium c.s. en UAL en de daardoor dreigende proceskosten en procesrisico’s voor UAL:
“Met deze mogelijkheid was in de dagvaarding in deze schadestaatprocedure rekening gehouden (zie §66 daarvan, waarin is aangekondigd dat als Gallium c.s. mocht besluiten het hoger beroep alsnog voort te zetten de kosten voor UAL vanzelfsprekend verder oplopen). UAL had zich in verband daarmee het recht voorbehouden om de vordering in deze schadestaatprocedure te vermeerderen en dat gebeurt bij deze met dien verstande,
dat het bedrag niet is vast te stellen of te benaderen.”.
4.17.
Uit bovenstaand citaat, alsmede uit de dagvaarding in deze procedure, blijkt op zichzelf duidelijk dat UAL beoogt dat Airgas haar vrijhoudt van de financiële gevolgen van de voortzetting van de appèlprocedure tegen Gallium c.s., en dat UAL meent dat deze gevolgen pas duidelijk zullen zijn nadat een eindoordeel in die procedure is gegeven. De in de akte kennelijk beoogde eisvermeerdering ten aanzien van deze schadepost is echter onvoldoende bepaald om door de rechtbank te kunnen worden beoordeeld. UAL stelt immers zelf al dat het schadebedrag (nog) niet is vast te stellen of te benaderen. De rechtbank weigert deze eisvermeerdering dan ook ambtshalve wegens strijd met de eisen van een goede procesorde.
de vorderingsgerechtigdheid
4.18.
UAL vordert in eigen naam. In de dagvaarding in deze schadestaatprocedure heeft zij opgemerkt dat niet alle opgevoerde kosten door UAL zelf zijn voldaan, maar dat haar verzekeraars ook kosten hebben voldaan onder aftrek van het eigen risico. Omdat de betreffende polissen door Engels recht worden beheerst, mogen verzekeraars conform het Engelse recht voor zover zij door hun betalingen zijn gesubrogeerd in de rechten van UAL, op naam van de verzekerde verder procederen om regres te halen, aldus UAL.
4.19.
Airgas heeft bij antwoord als niet-onderbouwd bestreden dat Engels recht op de verzekeringsovereenkomsten van toepassing zou zijn en ook dat naar Engels recht een verzekeraar in naam van de verzekerde kan procederen. Airgas heeft aangevoerd dat van belang is te weten wie experts en advocaten instrueert, omdat indien dit de verzekeraar is, de kosten in belangrijke mate kunnen zijn gemaakt om de onderlinge posities van verzekeraar en verzekerde vast te stellen, en geen schade opleveren waarvoor regres kan worden genomen op een derde. Airgas heeft er op gewezen dat diverse facturen tot de P&I Club van UAL of aan door deze P&I Club geïnstrueerde advocaten zijn gericht.
4.20.
In reactie op dit verweer heeft UAL als productie 23 een overeenkomst tussen UAL en verzekeraars overgelegd en ter zitting de verwachting uitgesproken dat hiermee het punt zou zijn afgedaan.
De rechtbank leest in deze overeenkomst van 5 oktober 2018 dat deze is gesloten door (1) UAL, (2) Steamship Mutual Underwriting Association Ltd (hierna: Steamship), (3) Catlin Underwriting Agencies Ltd als
managing agentvoor Syndicate 2003 at Lloyd’s, de leidend verzekeraar, en namens de overige verzekeraars op polis [polisnummer](hierna: XL Catlin) en (4) Post & Co (Belgium) BVBA as agent voor hun ‘
syndicated underwriters on cover note nr. 97/0062’ (hierna: Post & Co). De strekking ervan is te bevestigen dat UAL bij Steamship, XL Catlin en de achterban van Post & Co (hierna gezamenlijk: verzekeraars) was verzekerd voor ‘
liabilities arising out of’ het incident waar deze procedure over gaat, dat verzekeraars onder de verzekeringsovereenkomsten met UAL uit het incident voortvloeiende kosten hebben betaald ten behoeve van UAL, dat verzekeraars zijn gesubrogeerd in de rechten van UAL en terzake regres mogen nemen in naam van UAL, en dat UAL gerechtigd is de gemaakte kosten in eigen naam en/of ten behoeve van verzekeraars te vorderen van Airgas. Let wel: UAL stelt dit alles niet, de rechtbank beschrijft slechts wat zij in de korte overeenkomst leest.
4.21.
Airgas heeft in reactie betoogd dat verzekeraars slechts kunnen subrogeren in rechten die UAL had. Zij heeft erop gewezen dat bijvoorbeeld facturen van Pandiship, Eltvedt & Sullivan, Continental Surveys, Vista Waste Management en [naam kantoor 1] niet aan UAL maar anderen zijn geadresseerd zodat deze kosten geen schade voor UAL kan opleveren met regresrechten waarin verzekeraars kunnen zijn gesubrogeerd. Nu verzekeraars geen procespartij zijn moeten de betreffende kosten bij gebrek aan bewijs van vorderingsgerechtigdheid worden afgewezen, aldus Airgas.
4.22.
Nadat ter zitting nader over de legitimatiekwestie is gesproken is UAL in de gelegenheid gesteld om bij akte verzekeringsdocumenten en betalingsbewijzen over te leggen.
Hiervan heeft UAL gebruik gemaakt, door overlegging zonder verdere toelichting van productie 27, bestaande uit acht verzekeringsdocumenten, en door overlegging met een korte toelichting van producties 28 tot en met 30, bestaande uit betalingsbewijzen en overzichten van gemaakte kosten.
Voorts heeft UAL bij akte als productie 31 vijf schriftelijke verklaringen van betrokkenen aan haar zijde overgelegd, met de mededeling dat deze voor zich spreken, dat de inhoud ervan als ingelast kan worden beschouwd en dat UAL daar verder op zal ingaan nadat Airgas erop heeft gereageerd.
Deel van productie 31 is een uitgebreide verklaring van [naam 1], Engelse advocaat van UAL. Daarin zijn onder meer argumenten over de legitimatie verwoord. Op die argumenten zal de rechtbank echter geen acht slaan. Volgens vaste rechtspraak dienen producties ter onderbouwing van in de processtukken duidelijk ingenomen stellingen. Het lag dan ook op de weg van UAL om, indien zij dit wilde, in haar akte expliciet duidelijk te maken dat en hoe zij haar standpunt in de legitimatiediscussie wilde uitbouwen. Zij kan niet van de rechtbank verwachten dat deze uit ‘als ingelast te beschouwen’ verklaringen een aanvullend standpunt van UAL construeert en dit vervolgens beoordeelt.
Ook over de als productie 27 overgelegde verzekeringsstukken heeft UAL geen stellingen ingenomen. De rechtbank zal het dus moeten doen met hetgeen waarover tussen partijen op dit punt geen verschil van inzicht lijkt te bestaan, gelet op de verklaringen ter comparitie en de reactie van Airgas op de hier bedoelde stukken.
4.23.
Airgas heeft in haar antwoordakte niet bestreden dat de in r.o. 4.20 bedoelde overeenkomst is gesloten met de voor het onderhavige schadevoorval relevante verzekeraars en evenmin dat de in deze overeenkomst genoemde verzekeraars UAL hebben verzekerd. Airgas benoemt in haar antwoordakte expliciet dat door UAL ter zitting is verklaard dat het incident binnen de dekking viel, en bestrijdt dit niet. De rechtbank zal van de juistheid van deze feitelijkheden uitgaan.
Airgas benoemt ook dat uit productie 27h zou blijken dat Steamship de ‘
pay to be paid’ regel hanteert, maar daar kennelijk in dit geval jegens UAL van heeft afgezien. De rechtbank zal ook hiervan uitgaan, nu aanwijzingen voor een ander oordeel ontbreken.
Haar betwisting dat de verzekeringsovereenkomsten door Engels recht worden beheerst, heeft Airgas niet gehandhaafd, althans zij gaat in haar antwoordakte impliciet ook uit van de toepasselijkheid van het Engelse recht.
4.24.
Ter zitting hebben de Engelse advocaten van beide partijen verklaard dat de subrogatie in verband met verzekering naar Engels recht in haar normale vorm optreedt nadat de verzekeraar op grond van de polis schade die de verzekerde heeft geleden aan de verzekerde betaalt. Zijdens Airgas is verklaard dat door de betaling verzekeraars in de schoenen van verzekerde stappen, zijdens UAL is verklaard dat verzekeraars subrogeren zodra zij betalen. De rechtbank leidt hieruit af dat naar Engels recht betaling op grond van de verzekeringsovereenkomst volstaat, en dat geen verdere vereisten bestaan, ook niet een overeenkomst van subrogatie zoals Airgas bij antwoordakte suggereert.
4.25.
Het hoofdargument van Airgas is dat UAL in eigen naam vergoeding van schade en kosten vordert terwijl niet UAL zelf maar haar verzekeraars die kosten rechtstreeks hebben gemaakt zodat UAL in zoverre geen schade heeft geleden en geen regresrechten heeft verkregen waarin haar verzekeraars kunnen zijn gesubrogeerd.
In dit verband heeft de Engelse advocaat van UAL ter zitting verklaard dat verzekeraars subrogeren zodra zij betalen, in wiens naam ze dat ook doen en dat zij via de verzekerde of rechtstreeks kunnen betalen.
De Engelse advocaat van Airgas heeft ter zitting verklaard “
het gevoel te hebben ‘dat er hier iets verkeerd gestructureerd is – dat bijvoorbeeld de verkeerde partij kosten heeft gemaakt, bijvoorbeeld omdat niet eerst de verzekerde de kosten heeft betaald en deze vervolgens haar door de verzekeraar zijn vergoed – en dat naar Engels recht UAL haar rechten om de schade en kosten van Airgas te vorderen heeft verloren.”
4.26.
Door Airgas is echter niet weersproken dat naar Engels recht ook een betaling door verzekeraars rechtstreeks aan een derde een uitkering onder de polis inhoudt, althans kan inhouden. Dat komt de rechtbank ook logisch voor. Gesteld noch gebleken is immers dat voor verzekeraars enig andere aanleiding bestond om de hier bedoelde kosten te maken dan dat dit incident hun verzekerde UAL betrof en viel onder de verzekeringsdekking. Dat verzekeraars er veelal voor kunnen kiezen om dekking te bieden door rechtstreeks kosten te betalen die, indien deze kosten waren gemaakt door de verzekerde, door verzekeraars aan de verzekerde hadden moeten worden vergoed, is algemeen bekend. Het is dan ook onnodig formalistisch om voor subrogatie als harde eis te stellen - zoals de verklaring van de Engelse advocaat van Airgas suggereert - dat een ‘papieren spoor’ wordt gecreëerd dat er uitsluitend toe dient om te bewijzen dat de verzekerde in eerste instantie de kosten heeft gedragen en daarmee rechten heeft verkregen waarin verzekeraars zouden kunnen treden. Dit komt de rechtbank zeker in dit geval ook niet rechtvaardig voor, aangezien verzekeraars, zoals Airgas zelf heeft aangevoerd, hebben afgezien van een beroep op de contractuele ‘
pay to be paid’ clausule.
Voor de meeste van de opgevoerde kostensoorten acht de rechtbank buiten twijfel dat UAL deze kosten zelf zou hebben moeten maken en zou hebben gemaakt als haar verzekeraars niet op zich hadden genomen de kosten rechtstreeks - al dan niet via ingeschakelde advocaten - te voldoen om daarmee hun invulling te geven aan hun verplichting om dekking te bieden onder de polis(sen). Door het aldus betalen van kosten die bij gebreke van die betaling door hun verzekerde UAL zouden moeten worden gemaakt, zijn verzekeraars gesubrogeerd in de vorderingsrechten van UAL.
4.27.
Bovenstaand oordeel doet er niet aan af dat bepaalde kosten, met name advieskosten, mede of hoofdzakelijk kunnen zijn gemaakt om de verplichtingen van verzekeraars jegens verzekerde te bepalen, of anderszins niet zijn te beschouwen als schade van UAL ten gevolge van het incident. Indien en voorzover de rechtbank aanleiding heeft om hierop nader in te gaan, zal zij dat bij de afzonderlijke schadeposten doen.
4.28.
De slotvraag op legitimatiegebied is of UAL gerechtigd is om in eigen naam niet alleen eigen rechten maar ook door subrogatie op verzekeraars overgegane rechten uit te oefenen in deze procedure. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend.
Naar Engels recht geldt dat ook na uitkering van verzekeringsgelden de vordering op naam van de verzekerde kan worden ingesteld (vgl. Rb. Rotterdam 19 februari 2003, ECLI:NL:RBROT:2003:AO0204 (S&S 2003, 140); Hof Den Haag 25 mei 2004, ECLI:NL:GHSGR:2004:AS3677 (S&S 2004, 126). Dat verzekeraars hiermee instemmen is duidelijk uit de in 4.20 bedoelde overeenkomst tussen hen en UAL. Dat deze overeenkomst dateert van na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding in 2013, is niet van belang.
4.29.
De conclusie op dit punt is dat het algemene verweer tegen de vorderingsgerechtigdheid van UAL faalt, maar dat per schadepost voor zover relevant nader moet worden beoordeeld of die specifieke kostensoort kan worden beschouwd als vergoeding van initieel op het vermogen van UAL drukkende schade, en zo ja, in hoeverre de door verzekeraars gemaakte kosten de strekking hadden schade van hun verzekerde te vergoeden of te beperken.
bewijs van betaling
4.30.
Airgas heeft van vele schadeposten betwist dat deze zijn betaald, op de grond dat bewijs van betaling ontbreekt. De rechtbank heeft dit aandachtspunt in de zittingsagenda benoemd. Volgens heeft UAL ter zitting verklaard: “
Alles is waarschijnlijk wel terug te zoeken maar het is een enorme klus en het leek ons beter om dit met getuigenverklaringen op te lossen.” Zij heeft voorafgaand aan de zitting vier schriftelijke verklaringen overgelegd.
4.31.
Na verder debat op dit punt ter zitting is aan UAL gelegenheid geboden om betalingsbewijzen over te leggen. Vervolgens heeft UAL als productie 28 stukken overgelegd die zij als betalingsbewijzen aanduidt “
voor zover traceerbaar in corona-tijd waarin niet iedereen op kantoor was en niet alles digitaal beschikbaar”.
Indien de pandemie het vergaren van bewijsstukken door UAL heeft bemoeilijkt, blijft dat in dit geval voor haar rekening. UAL heeft sinds 2011 moeten begrijpen dat zij haar bewijsstukken op orde moest hebben om haar schade te kunnen verhalen op Airgas en zij heeft ruim voldoende tijd en gelegenheid gehad deze op orde te brengen. Het incident dateert uit juni 2011. UAL heeft Airgas gedagvaard in 2013 en een veroordeling verkregen in 2017. De schadestaat is betekend in januari 2019. De kosten en verliezen waarvan in deze schadestaatprocedure vaststelling wordt gevorderd zijn lang voor de eerste corona-maatregelen gemaakt respectievelijk geleden. Er is geen reden aangevoerd waarom UAL niet tijdig het nodige bewijs kon vergaren. De rechtbank zal dus beslissen op basis van de thans beschikbare stukken en ziet hierin geen reden om bewijslevering toe te staan.
4.32.
Als onderdeel van productie 30 heeft UAL een kostenoverzicht overgelegd (vermoedelijk bedoeld als productie 29) waarvan zij stelt dat het geen zelfstandig bewijsstuk is maar een eerder voor Airgas dan voor de rechtbank bedoeld schema, dat per post weergeeft hoe de bedragen zijn samengesteld. Verdere toelichting ontbreekt. Uit de opbouw van het document is op zichzelf begrijpelijk dat daarmee is beoogd te duiden hoe en wanneer betaling van de betreffende posten volgens UAL heeft plaatsgehad. Het levert echter niet op zichzelf bewijs van die betalingen.
4.33.
In de verklaringen die als productie 31 van UAL zijn ingebracht, verklaren drie personen verbonden aan (tussenpersonen van) verzekeraars van UAL, een bedrijfsjurist van UAL en de Londense advocaat van UAL, kort samengevat en voor zover hier van belang, dat zij in de eigen bedrijfsadministratie hebben vastgesteld dat de posten waar ieder van hen zicht op heeft inderdaad zijn betaald.
Voor wat betreft de personen verbonden aan UAL of (tussenpersonen van) haar verzekeraars, hebben deze verklaringen - mede gelet op hetgeen over de legitimatie is overwogen - geen meerwaarde boven de eigen stelling van UAL dat zij heeft betaald, van welke stelling zij nu juist bewijs zou aanleveren. De verklaring van [naam 1] is op dit punt van meer gewicht, nu zijn verklaring valt te beschouwen als verklaring van de crediteur aan wie UAL stelt te hebben betaald.
Uit de verklaringen volgt dat het, mede gelet op de diverse bij betaling betrokken partijen bewerkelijk is om zo lang na het incident nog betalingsbewijzen in gangbare vorm te vergaren (lees: bewijzen van op ontvangen facturen aansluitende bankoverschrijvingen), maar dit betekent echter niet dat het UAL onmogelijk was (en steeds is geweest) om zulk bewijs te verzamelen en te presenteren. Eventueel door tijdsverloop ontstane bewijsproblemen blijven voor haar risico en zijn geen voldoende reden om genoegen te nemen met verklaringen van personen aan haar zijde dat UAL heeft betaald.
schadepost A: het schikkingsbedrag van USD 3.274.731,75 met rente
4.34.
Niet in geschil is dat UAL ter zake van het incident is aangesproken door Carisbrooke Shipping Ltd (hierna: Carisbrooke), de vervrachter van de door UAL bevrachte ‘[naam schip]’, ter zake van schade aan dit schip en (eventuele) vorderingen van derden. Vast staat ook dat Carisbrooke een arbitrage in Londen tegen UAL heeft geëntameerd welke is geëindigd in een schikking.
UAL stelt dat Airgas, ondanks daartoe tevoren geboden gelegenheid, geen commentaar op de schikking heeft geleverd. UAL stelt dat zij het schikkingsbedrag van USD 3.274.731,75 op 19 november 2015 aan Carisbrooke heeft betaald.
4.35.
Airgas betwist het gestelde schikkingsbedrag alsook de betaling en de redelijkheid daarvan. Airgas betwist voorts dat zij betrokken is geweest bij het treffen van de schikking, zij stelt slechts een voorgenomen schikkingsbedrag te hebben vernomen met een verzoek om commentaar, maar geen aanvullende informatie te hebben ontvangen toen zij daarom vroeg. Airgas betoogt dat zij bij gebrek aan toelichting op de gronden voor deze schikking de redelijkheid ervan en het causaal verband niet kan beoordelen. Airgas verlangt inzage in de verwijten die Carisbrooke aan UAL maakte - indien is geschikt vanwege het door UAL als bevrachter gemaakte fouten ontbreekt causaal verband met het aan Airgas gemaakte verwijt -, in de door Carisbrooke opgevoerde schadeposten en in de door UAL ten aanzien van het treffen van een schikking ontvangen juridische adviezen. Airgas heeft ook het vermoeden uitgesproken dat in de schikking tegenvorderingen van UAL zijn betrokken waarvan niet duidelijk is of die betrekking hebben op het hier relevante incident.
4.36.
In reactie op dit verweer is namens UAL ter zitting verklaard dat de eis in arbitrage [naam kantoor 1] deel uitmaakte van de processtukken van de inleidende bodemprocedure tegen Airgas, met uitnodiging aan Airgas om daarover een standpunt in te nemen. UAL heeft gesteld dat zij in haar eigen belang op zo goed mogelijke termen heeft geschikt na aan Airgas te hebben medegedeeld dat zij dat van plan was. Over het in de schikking betrokken zijn van tegenvorderingen is geen duidelijkheid geboden. Verder heeft UAL verwezen naar haar Engelse advocaat die ter zitting aanwezig was.
Namens UAL is verder verklaard dat de bij de schikking betrokken verzekeraars alle scherp hebben gekeken naar de schikking en dat zij het onderhandelingsresultaat redelijk en zelfs relatief gunstig achtten. De oorspronkelijke vordering van ongeveer USD 5,6 miljoen is verkleind tot USD 3,7 miljoen. Daarbij zijn onder andere de zwakke punten in de zaak van de
ownersen hun procesrisico en de te maken proceskosten meegewogen. Ook de
barristeren
solicitorvoor UAL hebben aanbevolen om op deze voorwaarden te schikken. Verklaard is ook dat tijdens de schikkingsonderhandelingen altijd open kaart is gespeeld met Airgas en dat het niet redelijk is om het schikkingsbedrag, waarmee Airgas bekend was, achteraf te betwisten. Aangeboden is nog om de
Statement of Defenceuit de arbitrageprocedure over te leggen.
De reactie van Airgas op een en ander komt erop neer dat zij geen genoegen hoeft te nemen met een verklaring van UAL dat haar vordering redelijk is, en dat zij nooit aanvullende informatie heeft gekregen waarmee zij de redelijkheid van het voorgelegde schikkingsbedrag kon beoordelen. Het verweer van UAL in de arbitrage heeft de Engelse advocaat van Airgas wel gezien maar dat was een algehele betwisting zonder detaillering. Juridische adviezen of gedetailleerde argumentatie zijn ondanks verzoeken niet verstrekt, aldus nog steeds Airgas. Airgas heeft herhaald dat niet is gebleken van betaling van het schikkingsbedrag.
4.37.
Conform de daartoe geboden gelegenheid heeft UAL als productie 28 een aantal emails overgelegd waaruit in haar visie blijkt van betaling van het schikkingsbedrag. Hoewel deze documenten geen bankafschriften inhouden, valt eruit wel af te leiden dat tussen raadslieden, verzekeraars, partijen, partijen en arbiters is gecommuniceerd over de te verrichten betaling van het schikkingsbedrag en dat dit bedrag uiteindelijk via de
client accountvan de raadslieden van UAL is overgemaakt aan de
client accountvan de raadslieden van Carisbrooke, met als datum van ontvangst 23 november 2015. De rechtbank acht dit als bewijs van betaling voldoende.
4.38.
Uit het dictum van het vonnis van 25 januari 2017, dat op dit punt aansluit bij de vordering die UAL had ingesteld, volgt dat moet komen vast te staan dat het gaat om betalingen die UAL als gevolg van het incident heeft
moetendoen, al dan niet op basis van een
redelijkeschikking. Hierin ligt besloten dat zowel de redelijkheid van de schikking als het causaal verband ten aanzien van het aan Airgas gemaakte verwijt moet kunnen worden getoetst.
De rechtbank stelt voorop dat voor deze toets geen vastomlijnde kaders bestaan, [naam kantoor 1] omdat zowel de redenen om een geschil op bepaalde voorwaarden te schikken alsook de ‘toerekening’ van de schikking (en de omvang daarvan) aan fouten van een derde op wie verhaal wordt gezocht in hoge mate afhangen van de omstandigheden van het individuele geval.
In dit geval weegt de rechtbank de navolgende omstandigheden mee.
  • i) Airgas is jegens UAL aansprakelijk voor het incident aan boord van de ‘[naam schip]’ op de gronden overwogen in het vonnis van 25 januari 2017.
  • ii) In dit vonnis is geoordeeld dat de (erkende) stuwagefout van UAL niet het causaal verband tussen het verwijt aan Airgas en de explosie doorbreekt, en dat de rechtbank aannemelijk acht dat de explosie zich ook zou hebben voorgedaan indien de stuwagefout niet was gemaakt.
  • iii) Niet in geschil is dat Carisbrooke als vervrachter van de ‘[naam schip]’ aanzienlijke schade heeft geleden ten gevolge van het incident, onder meer ter zake van beschadiging van haar schip, tijdverlet en claims van derden.
  • iv) Het is in algemene zin zeer waarschijnlijk dat de bevrachter uit hoofde van de bevrachtingsovereenkomst verplicht is de schade te vergoeden die de vervrachter lijdt doordat het schip gedurende de bevrachtingsperiode ernstig beschadigd raakt bij een incident zoals zich hier heeft voorgedaan.
  • v) Niet in geschil is dat Carisbrooke UAL ter zake mocht aanspreken en heeft aangesproken, en wel tot vergoeding van omstreeks USD 4,9 miljoen plus rente en kosten (in totaal ongeveer USD 5,6 miljoen).
  • vi) Gesteld noch gebleken is dat de schade van Carisbrooke feitelijk kleiner was dan het door UAL aan Carisbrooke betaalde schikkingsbedrag.
  • vii) De gronden waarop Carisbrooke UAL in arbitrage heeft aangesproken blijken (op hoofdlijnen) uit de Statement of Claim in arbitrage, waarvan UAL aan Airgas kopie heeft verstrekt ruim voordat de schikking werd bereikt.
  • viii) Het verweer dat UAL in de arbitrage heeft gevoerd, blijkt (op hoofdlijnen) uit de
  • ix) Na het uitwisselen van deze processtukken en de
  • x) Airgas is over het voeren van schikkingsonderhandelingen geïnformeerd en is ook vooraf verwittigd over het voornemen tot schikken.
  • xi) Airgas heeft om inzicht in de achterliggende afwegingen en ontvangen juridische adviezen gevraagd maar UAL heeft dit inzicht niet verschaft.
  • xii) UAL heeft niet weersproken dat meer informatie op dit punt had kunnen worden verschaft.
  • xiii) Gelet op UAL’s positie als tussenschakel tussen Carisbrooke (aan wie zij schade moet vergoeden) en Airgas (op wie zij deze schade wil verhalen) is op zichzelf begrijpelijk als zij aarzelt om aan haar processuele tegenpartij Airgas volledige openheid te geven over haar afwegingen van goede en kwade kansen die maakten dat zij met Carisbrooke schikte zoals zij deed.
  • xiv) Door of namens UAL, UAL’s advocaten en (tussenpersonen van) UAL’s verzekeraars is deskundig en kritisch naar de voorgestelde schikking en de daarin verdisconteerde schadevorderingen gekeken en zij achtten schikken voor UAL gunstiger dan doorprocederen tegen Carisbrooke, en zij achtte het schikkingsbedrag, afgezet tegen het gevorderde, zelfs voordelig.
  • xv) De rechtbank ziet in het dossier geen concrete aanwijzingen dat in dit verband ten koste van Airgas onzorgvuldig is gehandeld door UAL. Volledige zekerheid hierover bestaat echter op grond van de thans beschikbare informatie niet.
  • xvi) Evenmin ziet de rechtbank concrete aanwijzingen dat Carisbrooke aan UAL ter zake van het incident met de ‘[naam schip]’ verwijten maakte die Airgas niet (behoren te) raken. Maar ook daarover heeft de rechtbank onvoldoende informatie voor een sluitend oordeel.
  • xvii) In hoeverre in de schikking nog andere elementen uit de relatie tussen Carisbrooke en UAL zijn betrokken - zoals tegenvorderingen of geschilpunten die niet op dit incident zien - kan niet worden vastgesteld.
Onder deze omstandigheden doet de rechtbank naar haar oordeel geen recht indien zij deze schadepost als onvoldoende onderbouwd afwijst, en evenmin indien zij deze schadepost ondanks het ontbreken van een sluitende onderbouwing geheel toewijst. Zij zal deze schade daarom schattenderwijs begroten, aldus dat zij de resterende onduidelijkheid over de juridische en cijfermatige redelijkheid van de schikking en de vraag in hoeverre daarin factoren meespelen die Airgas niet aangaan, verdisconteert in een aftrek van 25 procent.
4.39.
Terzake van het schikkingsbedrag zal dus worden toegewezen (75 procent van USD 3.274.731,75 omgerekend € 3.074.370,00 =) € 2.305.777,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 november 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
schadepost B: kosten surveyors en experts € 223.286,40
4.40.
UAL vordert kosten van verschillende experts en adviseurs van UAL die onderzoek hebben gedaan naar schade aan schip en lading en naar de oorzaak van de explosie en brand. UAL kwalificeert deze kosten terecht als kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 b BW.
4.41.
Taylor Marine TR Little (hierna: Taylor Marine) heeft voor UAL brandonderzoek gedaan en de brandschade aan schip en lading onderzocht en ter zake vijf facturen verzonden voor in totaal of GBP 45.429,72. Dit is niet betwist.
Airgas heeft opgemerkt dat haar ontgaat waarom vier rapporten nodig waren en dat de eerste twee facturen precies dezelfde omschrijving hebben.
Aan dit verweer gaat de rechtbank voorbij omdat het onvoldoende is geconcretiseerd. De bewuste rapporten zijn door UAL al in de onderliggende bodemprocedure overgelegd en Airgas moet daarom in staat zijn geweest om concreter te beargumenteren dat en waarom een of meer rapporten onnodig waren of dat twee facturen een dubbeltelling zouden inhouden.
4.42.
Airgas heeft betwist dat de facturen van Taylor Marine zijn betaald op de grond dat betalingsbewijs ontbreekt. Ter zitting heeft UAL aangeboden per post uit te zoeken wanneer deze is betaald en heeft gelegenheid gekregen betalingsbewijzen over te leggen. Vervolgens heeft zij als productie 28(c) respectievelijk (d) een stapeltje papier overgelegd onder de noemer ‘diverse betalingen via Steamship Mutual’ respectievelijk ‘diverse betalingen via Post & Co’ zonder toelichting en zonder zichtbare organisatie of uitsplitsing per schadepost/expert/adviseur.
De bovenste twee pagina’s van productie 28(c) zijn getiteld ‘
Fee Payment’, gesteld op het briefpapier van Steamship en vermelden ‘
For the account of:- Taylor Marine TR Little’, refereren aan de ‘[naam schip]’ en de brand en explosie bij Luanda en vermelden factuurnummers, -data en -bedragen die (op een kennelijke typefout na) stroken met twee van de door UAL opgevoerde facturen van Taylor Marine.
De rechtbank zal, nu Airgas wel is blijven betwisten dat alle relevante betalingsbewijzen zijn overgelegd, maar niet concreet betwist - anders dan zij doet ten aanzien van andere experts of adviseurs - dat van enige betaling aan Taylor Marine is gebleken, bovenbedoelde documenten aanmerken als bewijs van betaling van de facturen van Taylor Marine met nummer 3424 van 15 juli 2011 groot GBP 8.500, omgerekend € 9.660,00, en nummer 3424(2) van 13 augustus 2012 groot GBP 10.963,38, omgerekend € 13.989,10. Nu UAL vergoeding van het bedrag in euro vordert zal de rechtbank het aldus toewijzen. Ook de rente zal als onbestreden vanaf de factuurdata worden toegewezen.
4.43.
Ter zake van de kosten van Taylor Marine zal dus worden toegewezen, omgerekend:
- € 9.660,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2011 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, alsook
- € 13.989,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 augustus 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
4.44.
De vordering voor kosten van Pandiship (WA) Limited (hierna: Pandiship) is door Airgas slechts bestreden op de grond dat bewijs van betaling daarvan ontbreekt. In productie 28(c) treft de rechtbank tot Post & Co P&I B.V gerichte facturen aan van Pandiship voor de door UAL opgevoerde bedragen, alsook daarop aansluitende documenten waarin deze bedragen onder “
Payments to third parties” terugkeren en ook “
Fee payment” documenten voor die bedragen op briefpapier van Steamship. Bij gebreke van een nadere toelichting door UAL en een concrete betwisting door Airgas anderzijds zal de rechtbank deze documenten aanmerken als bewijs van betaling van de in de schadestaat opgevoerde facturen van Pandiship.
4.45.
Ter zake van de kosten van Pandiship zal dus worden toegewezen, omgerekend:
- € 28.920,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2011 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
- € 21.900,40, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 november 2011 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, en
- € 1.065,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 april 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
4.46.
[naam 2] heeft als brandexpert voor UAL lopende de bodemprocedure onderzoek gedaan naar de toedracht en oorzaak van de brand en heeft ter zake twee rapporten opgemaakt en gereageerd op standpunten van Airgas en haar adviseurs. [naam 2] heeft facturen verzonden, geadresseerd aan [naam kantoor 1]. Dit alles is niet in geschil.
UAL vordert het bedrag van de door haar als productie 4 overgelegde facturen, in totaal GBP 60.574,53.
Airgas betoogt dat deze kosten kennelijk zijn gemaakt ter voorbereiding van gedingstukken en ter instructie van de zaak als bedoeld in artikel 241 Rv. Hieruit volgt in haar visie dat geen aanleiding bestaat voor vergoeding van deze kosten anders dan via de geliquideerde proceskosten.
De rechtbank ziet dat anders, nu het hier gaat om kosten van een partijdeskundige en niet om kosten van rechtsbijstand, zodat deze kosten in beginsel voor vergoeding in aanmerking komen als voorzien in artikel 6:96 lid 2 onder b BW, zonder dat zij op enig moment worden geacht te zijn begrepen in de geliquideerde proceskosten.
Gelet op de complexiteit van het incident, het onderzoek en het partijdebat en de inhoud van de rapportages en bijdragen van [naam 2] acht de rechtbank deze kosten redelijkerwijs gemaakt en van een redelijke omvang, hetgeen ook niet gemotiveerd is bestreden door Airgas.
4.47.
Van de betreffende kosten zijn ondanks daartoe geboden gelegenheid geen gangbare betalingsbewijzen overgelegd (lees: op de facturen aansluitende bewijzen van bankoverschrijving; vgl. ook r.o. 4.30-4.33). Nu echter de betreffende facturen van [naam 2] zijn geadresseerd aan [naam kantoor 1], [naam 1] van [naam kantoor 1] in productie 31 van UAL verklaart dat de kosten van [naam 2] als verschotten zijn opgenomen in facturen van [naam kantoor 1], [naam 2] factuurbedragen terugkomen in productie 30 van UAL als door verzekeraars via [naam kantoor 1] betaald, in productie 29 van UAL is uitgesplitst in welke facturen van [naam kantoor 1] welke kosten van [naam 2] zijn doorbelast en [naam 1] in productie van UAL verklaart dat alle [naam kantoor 1] facturen genoemd in die productie zijn voldaan, acht de rechtbank bewijs van betaling geleverd.
4.48.
Ter zake van de vordering de kosten van [naam 2] zal dus worden toegewezen (omgerekend in euro zoals gevorderd):
- € 6.876,79, € 6.876,79, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 juli 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
- € 2.773,71, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 november 2013 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
- € 9.360,60, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 september 2014 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
- € 34.713,70, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
- € 24.901,90, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
4.49.
[naam 3] van Armstle Ltd heeft onderzoek gedaan naar het transport van gekoeld ethyleengas door Airgas. Hij heeft hierover een advies uitgebracht en later in de bodemprocedure en in het hoger beroep daarvan nog commentaar geleverd op stukken die Airgas in het geding had gebracht. Armstle heeft een viertal facturen uitgebracht, geadresseerd aan [naam kantoor 1]. Dit alles is niet in geschil.
UAL vordert het bedrag van de door haar als productie 5 overgelegde facturen, in totaal GBP 32.509,04 (omgerekend € 42.955,29).
Airgas betoogt dat uit de facturen ter zake valt af te leiden dat de input van [naam 3] primair ziet op de procedure in Rotterdam zodat deze kosten zijn gemaakt ter instructie van de zaak die geen separate vergoeding rechtvaardigen. Dit verweer faalt op de in r.o. 4.46 weergegeven grond.
Gelet op de complexiteit van het incident, het onderzoek en het partijdebat en de inhoud van de rapportages en bijdragen van [naam 3] ziet de rechtbank geen reden om eraan te twijfelen dat deze kosten redelijkerwijs zijn gemaakt en een redelijke omvang hebben, ook niet als een zekere overlap of dubbeltelling bestaat met het werk dat [naam 2] heeft verricht.
4.50.
Ook hier geldt dat van de betreffende kosten geen gangbare betalingsbewijzen zijn overgelegd ondanks daartoe geboden gelegenheid (vgl. r.o. 4.30-4.33 en 4.47). Om gelijke redenen als in r.o. 4.47 ten aanzien van de kosten van [naam 2] is overwogen, acht de rechtbank echter met producties 5, 29, 30 en 31 van UAL in onderlinge samenhang bezien ook ten aanzien van de kosten van [naam 3] bewijs van betaling geleverd.
4.51.
Ter zake van de kosten van [naam 3] zal dus worden toegewezen (omgerekend in euro’s zoals gevorderd):
- € 27.175,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
- € 3.256,90, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
- € 11.838,70, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
- € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2018 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
4.52.
Eltvedt & O’Sullivan hebben na het incident lokaal assistentie verleend en daarvoor € 1.536,75 in rekening gebracht. Dit is niet in geschil. Airgas heeft weliswaar aangevoerd dat zij geen rapportages van Eltvedt & O’Sullivan heeft ontvangen, zodat zij geen verweer kan voeren, maar ter zitting ook gezegd dat zij Eltvedt & O’Sullivan kent als P&I correspondent en dat haar rol niets bijzonders inhoudt. Gelet op die verklaring acht de rechtbank Airgas voldoende bekend met hetgeen Eltvedt & O’Sullivan voor haar relatief bescheiden nota heeft verricht. Airgas heeft verder niet gemotiveerd bestreden dat werkzaamheden tot dit bedrag zijn verricht.
Na de zitting is door UAL als onderdeel van productie 28(c) een verder niet bestreden ‘
Fee Payment’ document op het briefpapier van Steamship ‘
For the account of:- Eltvedt & O’Sullivan SARL’ overgelegd onder vermelding van de scheepsnaam, het incident en nummer, datum en bedrag van de door UAL ter zake opgevoerde factuur. De rechtbank zal dit als betalingsbewijs beschouwen.
4.53.
Ter zake van de kosten van Eltvedt & O’Sullivan zal dus worden toegewezen € 1.536,75, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de factuurdatum, 27 oktober 2011, tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
4.54.
Gold Tank Inspection Services Inc. heeft op verzoek van UAL drie tankcontainers geïnspecteerd en daarvoor USD 1.200 (door UAL omgerekend tot € 625,28) in rekening gebracht. Dit is niet betwist.
UAL vordert het bedrag van de als productie 7 overgelegde factuur.
Tegen deze vordering is slechts het algemene verweer gevoerd dat bewijs van betaling ontbreekt. De rechtbank ziet in de daartoe strekkende productie 28(c) of (d) niet terug dat deze vordering is betaald maar om gelijke redenen als overwogen ten aanzien van de heren [naam 2] en [naam 3] leveren producties 7, 29, 30 en 31 van UAL in onderling verband dat bewijs wel op (vgl. r.o. 4.47).
4.55.
Ter zake van de kosten van de kosten van Gold Tank Inspection Services Inc. zal dus worden toegewezen (omgerekend in euro zoals gevorderd) € 625,28, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 mei 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
4.56.
BMT Techmar heeft voor UAL een inspectie van tankcontainers bijgewoond en daarover gerapporteerd. BMT Techmar heeft voor haar werkzaamheden € 2.583,75 in rekening gebracht. Dit is niet betwist.
UAL vordert het bedrag van de als productie 8 overgelegde factuur.
Tegen deze vordering is slechts het algemene verweer gevoerd dat bewijs van betaling ontbreekt. De rechtbank ziet in de daartoe strekkende productie 28(c) of (d) niet terug dat deze vordering is betaald maar om gelijke redenen als overwogen ten aanzien van de heren [naam 2] en [naam 3] en Gold Tank leveren producties 8, 29, 30 en 31 van UAL in onderling verband dat bewijs wel op (vgl. r.o. 4.47).
4.57.
Ter zake van de kosten van de kosten van BMT Techmar zal dus worden toegewezen € 2.583,75, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 augustus 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
schadepost C: kosten voor vernietiging van containers USD 295.875,79
4.58.
UAL vordert vergoeding van USD 295.875,79, vermeerderd met rente vanaf 29 maart 2013. Zij stelt dat 30 van de containers die zich ten tijde van de explosie op het schip bevonden, onherstelbaar beschadigd zijn geraakt, terwijl één beschadigde container herstelbaar was en is hersteld. Onderdeel van het schadebedrag zijn de kosten van vervoer van Luanda naar Cacuaco, begroot op USD 27.073,30.
4.59.
Airgas heeft de noodzaak voor het in rekening gebrachte vervoer bestreden. Voor het overige is deze post slechts met algemene weren bestreden.
4.60.
Nu UAL de noodzaak van het in rekening gebrachte vervoer niet heeft toegelicht, zal de rechtbank deze post aftrekken van het verder onbestreden schadebedrag.
Ter zake van de vernietiging van containers zal dus worden toegewezen USD 268.802,49, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2013 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
schadepost D: kosten surveyor vernietiging containers € 24.273,45
4.61.
De door UAL gevorderde kosten van surveyor Continental Surveys, ingeschakeld om de vernietiging en het herstel van de containers te begeleiden, zijn niet betwist.
Ter zake zal € 24.273,45 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 oktober 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, zoals gevorderd en niet bestreden.
schadepost E: kosten vernietiging lading USD 73.133,80
4.62.
De door UAL gevorderde kosten voor vernietiging van de lading in de onherstelbaar beschadigde containers zijn niet betwist.
Ter zake zal USD 73.133,80 - althans omgerekend € 55.899,00 - worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 mei 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, zoals gevorderd en niet bestreden.
schadepost F: kosten opslag en overslag door en bij Sonils USD 457.491,04
4.63.
UAL vordert vergoeding van USD 457.491,04 ter zake van ladingopslag- en overslagwerkzaamheden door Sonils, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldata. UAL heeft toegelicht dat negen containers na het incident gedurende lange tijd bij Sonils zijn opgeslagen, en dat Sonils aanvankelijk nog hogere kosten had berekend, maar dat UAL dit bedrag naar beneden heeft weten te krijgen.
4.64.
Airgas heeft in reactie aangevoerd dat de kosten van Sonils kennelijk (eerder) buitensporig waren, maar niet de redelijkheid van het gevorderde bedrag bestreden. Wel heeft zij aangegeven dat onduidelijk is waarom negen containers zolang bij Sonils hebben gestaan.
4.65.
Uit de door UAL ter onderbouwing genoemde producties 15a en 15b, facturen van Sonils, komt naar voren dat deze schadepost in overwegende mate betrekking heeft op langdurige opslag van negen containers, met wat bijkomende kosten. Gelet op het ter zake gefactureerde bedrag mocht van UAL worden verwacht dat zij inging op de vraag van Airgas en vervolgens de rechtbank waarom die langdurige opslag noodzakelijk was.
UAL heeft echter geen nadere stellingen ingenomen ter onderbouwing van deze schadepost, maar ter zitting slechts verklaard dat “
dit is beantwoord door [naam 4]”.
Vermoedelijk doelt UAL hier op de ook door Airgas in dit verband genoemde schriftelijke verklaring van [naam 4], voorafgaand aan de comparitie overgelegd als productie 24. Deze verklaring luidt, voor zover relevant:
“Ik meen mij te herinneren dat de containers aanvankelijk niet werden vrijgesteld door de douane. Daar was verder niets aan te doen. Mogelijk zat er nog iets in deze containers.”.
Airgas heeft ter zitting herhaald dat deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd en dat de verklaring van [naam 4] niet volstaat.
Dit verweer slaagt. Waar UAL ruim USD 450.000 vordert voor opslagkosten waarvan de noodzaak is bestreden, dient zij deze noodzaak beter te onderbouwen dan met een op schrift gestelde maar van concrete en onderbouwde feiten gespeende herinnering van een betrokkene aan eigen zijde. Gelet op de sinds het incident verstreken tijd en de omstandigheid dat dit verweer al zeven maanden voor de zitting naar voren was gebracht, moet UAL tot een nadere onderbouwing in staat worden geacht.
4.66.
De vordering ter zake van de kosten van Sonils zal dus als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
schadepost G: bijdrage avarij-grosse USD 35.866,86
4.67.
De vordering van UAL tot vergoeding van door haar betaalde bijdrage in avarij-grosse is niet bestreden.
Ter zake zal USD 35.866,86 - althans omgerekend € 32.574,90 - worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, zoals onbestreden gevorderd.
schadepost H: kosten blusschuim brandbestrijding USD 7.089,23
4.68.
De vordering van UAL ter zake van de kosten van blusschuim zal als onbestreden worden toegewezen tot USD 7.089,23 - althans omgerekend € 5.503,04 - te vermeerderen met rente vanaf 19 september 2014 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
schadepost I: reiskosten UAL bespreking Carisbrooke € 306,78
4.69.
UAL vordert vergoeding van reiskosten van [naam 5], bedrijfsjurist van UAL, waarvan zij stelt maar Airgas betwist dat deze zijn gemaakt ten behoeve van de schikkingsonderhandelingen met Carisbrooke. Ter zitting heeft de Engelse advocaat van UAL bevestigd dat [naam 5] voor dit doel naar Londen is gereisd. De rechtbank acht dit een afdoende onderbouwing en verder specifiek verweer hierop is uitgebleven.
4.70.
Ter zake van reiskosten zal € 306,78 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, zoals gevorderd.
schadepost J: kosten procedure tegen Gallium c.s. € 45.226,03
4.71.
UAL vordert € 45.226,03 als vergoeding voor de advocaatkosten die zij, na aftrek van de betaling door Gallium c.s. van de proceskostenveroordeling groot € 17.905,00 te haren laste, per saldo heeft moeten maken om verweer te voeren tegen bij deze rechtbank ingestelde vorderingen van Gallium c.s., een groep van ladingbelanghebbenden en hun verzekeraars vanwege het incident.
UAL stelt dat deze kosten zijn gemaakt ter beperking van schade. UAL legt de betreffende facturen niet over maar verwijst naar een facturenoverzicht – productie 20 van UAL - dat voor zover relevant luidt:
“Debiteurnaam: [naam kantoor 1]
(...)
Factuurnummer dossiernummer Datum Fact.bedrag Paid on
2160657 831629 17/02/2017 3.174,03 22-02-2017 from
third party account
2160346 831629 06/09/2016 15.194,00 13-01-2017
2150511 831629 02/02/2016 20.865,00 08-04-2016
2150040 831629 13/04/2015 4.494,00 03-08-2015
2140407 831629 30/09/2014 18.404,00 05-12-2014
Totaal 62.131,03”
4.72.
Airgas wijst erop dat de betreffende declaraties kennelijk zijn gericht aan [naam kantoor 1], de Engelse advocaten van UAL. Zij stelt de vraag of UAL deze schade heeft geleden en ter zake vorderingsgerechtigd is.
4.73.
Naar aanleiding van dit verweer heeft de rechtbank in de zittingsagenda de vraag gesteld of deze post niet ook in de kosten van [naam kantoor 1], zoals gevorderd met schadepost K, is begrepen.
In reactie heeft UAL ter zitting verklaard dat van overlap geen sprake is, en dat [naam kantoor 1] hiervoor heeft gezorgd, maar dat [naam 1] van [naam kantoor 1], ter zitting aanwezig, dit desgewenst kon toelichten. Een nadere toelichting op dit punt is echter uitgebleven.
De rechtbank constateert echter dat in de facturen van [naam kantoor 1] (productie 22 van UAL) kosten van de Nederlandse raadslieden in voorkomend geval separaat zijn vermeld, en dat in de exceloverzichten waarin het totaal aan kosten van [naam kantoor 1] is berekend (producties 21 en 29 van UAL) steeds uit de ‘
Invoice Value’ de ‘
Invoice Value (excluding fees of Dutch lawyers and experts)’ is gesepareerd. Nu Airgas hier verder ook niet specifiek op is teruggekomen, zal de rechtbank ervan uitgaan dat post J niet ook in post K is begrepen.
4.74.
Airgas betoogt voorts dat deze kosten niet als schade kunnen worden gekwalificeerd, maar dat deze kosten zijn gemaakt ter instructie van de zaak, zodat ter zake alleen geliquideerde proceskosten kunnen worden gevorderd.
Voor zover Airgas meent dat kosten van verweer in de procedure tegen Gallium c.s. als kosten gemaakt ter instructie van de onderhavige procedure tegen Airgas moeten worden beschouwd, volgt de rechtbank haar niet in dit standpunt. Relevant in de onderhavige procedure is of de kosten van verweer in rechte tegen de vorderingen van Gallium c.s. als gevolg van het incident zijn gemaakt en daarmee vallen binnen het bereik van artikel 20 van de cognossementscondities, zodat de veroordeling uitgesproken in het vonnis van 25 januari 2017 strekt tot vergoeding van deze kosten door Airgas aan UAL. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Redelijke kosten gemaakt ter afwering van vorderingen van ladingbelanghebbenden en hun verzekeraars ter zake van het incident, beschouwt de rechtbank als gevolg van het incident waarvoor Airgas jegens UAL aansprakelijk is en waarop de veroordeling in het vonnis van 25 januari 2017 (onderdeel 5.2 in verbinding met onderdeel 5.1) mede ziet. Een tegengesteld oordeel zou immers de consequentie hebben dat UAL er verstandig aan doet zulke vorderingen niet te weerspreken maar zonder verweer te betalen en de (hogere) rekening daarvoor op grond van onderdeel 5.2 van voornoemd vonnis aan Airgas te presenteren. Dat is niet wenselijk.
De hoogte van de opgevoerde kosten acht de rechtbank, gelet op hetgeen haar ambtshalve bekend is over de tegen Gallium c.s. gevoerde procedure, niet onredelijk.
4.75.
Tot slot betwist Airgas dat deze kosten zijn betaald, omdat geen bewijs van betaling is overgelegd.
Dit verweer slaagt maar ten dele. Uit hetgeen over de betreffende facturen is gesteld volgt dat deze door [naam kantoor 1] aan [naam kantoor 2] moeten zijn betaald. [naam 1] van [naam kantoor 1] heeft in zijn verklaring (deel productie 31 van UAL) verklaard dat in de facturen van [naam kantoor 1] in voorkomend geval ook de kosten van [naam kantoor 2] als verschotten zijn begrepen, maar dat deze in de door UAL overgelegde tabel ter voorkoming van overlap zijn gesplitst van de eigen honoraria. [naam 1] bevestigt dat alle in de tabel opgevoerde facturen van Londense advocaten zijn betaald.
Deze verklaring, bezien in verband en samenhang met voornoemd facturenoverzicht (productie 20 van UAL) en de door UAL overgelegde tabellen (producties 29 en 30 van UAL), levert afdoende bewijs op van betaling van de facturen van [naam kantoor 2] die in productie 30 in rubriek ‘
J - Costs proceedings against Gallium et al’ worden genoemd. Dit betreft de facturen met nummers 2160346 (€ 15.194,00), 2150511 (€ 20.865,00), 2150040 (€ 4.494,00) en 2140407 (€ 18.404,00), tezamen groot € 58.957,00. In mindering daarop strekt het bedrag van de door UAL ontvangen proceskostenveroordeling, groot € 17.905,00.
Factuur 2160657 komt echter niet in deze rubriek voor, zodat bewijs van betaling daarvan ontbreekt en de vordering voor dat deel niet toewijsbaar is.
4.76.
De vordering ter zake van de kosten van de procedure tegen Gallium c.s. zal dus worden toegewezen tot (€ 58.957,00 -/- € 17.905,00 =) € 41.052,00.
Hierover is wettelijke rente toewijsbaar. UAL vordert rente over de factuurbedragen genoemd in de schadestaat, die stroken met de data geciteerd in r.o. 4.71 hierboven. Betaling van de proceskostenveroordeling heeft plaatsgevonden op 17 juli 2016. Deze data zijn niet in geschil.
Bij gebrek aan aanwijzingen voor een ander oordeel gaat de rechtbank ervan uit dat de betaling van € 17.905,00 in mindering strekte op de oudste factuur (nummer 2140407) en de daarover lopende rente.
4.77.
Per saldo zal ter zake van de kosten van de procedure tegen Gallium c.s. worden toegewezen € 41.052,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
  • i) € 18.404,00 vanaf 5 december 2014 tot aan 17 juli 2016,
  • ii) het saldo van (€ 18.404,00 + de rente daarover vanaf 5 december 2014 tot aan 17 juli 2016 -/- € 17.905,00) vanaf 17 juli 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
  • iii) € 4.494,00 vanaf 3 augustus 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
  • iv) € 20.865,00 vanaf 8 april 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
  • v) € 15.194,00 vanaf 13 januari 2017 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
schadepost K: kosten Londense advocaten GBP 744.974,35
4.78.
UAL vordert - na eiswijziging - GBP 744.974,35 voor de kosten gemaakt door haar Londense advocaten in de procedures tegen Carisbrooke, Airgas en Gallium c.s. Deze kosten vallen volgens UAL niet binnen de proceskostenveroordeling die in de onderhavige procedure wordt gevorderd maar zijn wel in redelijkheid gemaakte kosten voor de vaststelling van de positie van UAL, en hebben een redelijke omvang.
4.79.
Airgas heeft bij antwoord betoogd dat de kosten zeer hoog zijn maar dat enige specificatie ontbreekt, waardoor Airgas niet kan toetsen of de kosten noodzakelijk waren, zijn veroorzaakt door hetgeen aan Airgas wordt verweten, en qua omvang redelijk zijn. Airgas heeft aangegeven te moeten kunnen toetsen of de kosten niet hoofdzakelijk voor de procedure in Nederland zijn gemaakt zodat de vergoeding daarvoor plaats moet vinden in de sleutel van de geliquideerde proceskosten. Airgas heeft ook betwist dat de facturen zijn betaald, op de grond dat bewijs van betaling ontbreekt.
4.80.
Naar aanleiding van dit verweer heeft de rechtbank in de zittingsagenda gevraagd om een nadere toelichting op deze post, en voorts onder meer naar causaal verband, vorderingsgerechtigdheid en betalingsbewijzen.
4.81.
Ter zitting is namens UAL betoogd - samengevat - dat de kosten hoog zijn maar noodzakelijk en reëel, dat Engelse advocaten nu eenmaal duur zijn, en dat indien niet de Engelse maar de Nederlandse advocaten de werkzaamheden zouden hebben gecoördineerd, de juridische kosten in Nederland zouden zijn gevallen. UAL heeft verklaard dat [naam 1] van [naam kantoor 1] ter zitting vragen over deze kostenpost zou kunnen beantwoorden. [naam 1] heeft verklaard dat in Engeland een specificatie bij een advocatendeclaratie niet zomaar wordt overgelegd in een gerechtelijke procedure, omdat dit ‘
privileged’ documenten zijn. Hij heeft wel aangeboden een
Statement of Costsop te stellen ter toelichting op de verrichte werkzaamheden en te verklaren dat zijn kantoor slechts redelijke kosten doorberekent tegen een gangbaar tarief. [naam 5], bedrijfsjurist van UAL, en [naam 6] van Post & Co hebben verklaard dat UAL en haar verzekeraars uiterst zorgvuldig hebben geverifieerd of alle kosten terecht en op goede gronden zijn gemaakt, en dat zij tot de conclusie kwamen dat de kosten van [naam kantoor 1] redelijk waren.
4.82.
Ter zitting is namens Airgas betoogd - samengevat - dat de Engelse advocaatkosten zijn gemaakt ter instructie van de zaak, en dat nog altijd niet is onderbouwd welke werkzaamheden zijn verricht en dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald. [naam 7] heeft ter zitting verklaard dat ook advocaten in Londen uren schrijven en hun facturen onderbouwen met uren specificaties die UAL moet kunnen overleggen, terwijl eventuele afspraken over vertrouwelijkheid en
privilegeniet deze procedure betreffen.
4.83.
Conform de daartoe geboden mogelijkheid heeft UAL bij akte een aantal stukken in het geding gebracht. Productie 28 is gepresenteerd als betalingsbewijs. Onderdelen (a) en (b) daarvan zien kennelijk niet op de hier bedoelde kosten. Dat onderdelen (c) en (d), benoemd als “
diverse betalingen via Steamship Mutual” respectievelijk “
diverse betalingen via Post & Co”, op de onderhavige schadepost zien is niet gesteld en die stukken wijzen daarop op het eerste gezicht ook niet.
UAL wijst op een door haar overgelegd overzicht van de advocaatkosten (“
Summary of London lawyers’ costs”, overgelegd als productie 29 maar kennelijk bedoeld als eerste deel van productie 30). Voorts heeft zij als deel van productie 30 nog niet eerder overgelegde rekeningen van [naam kantoor 1] overgelegd, waarin de verrichte werkzaamheden zijn omschreven als “
Legal Services Rendered”. Ook deze facturen zijn niet voorzien van uren- en activiteitenspecificatie.
4.84.
Een gangbaar bewijs van betaling van enige factuur van [naam kantoor 1] heeft de rechtbank ook in de laatst overgelegde stukken niet aangetroffen. In lijn echter met hetgeen in r.o. 4.33 en 4.47 e.v. hierboven is overwogen, levert de verklaring van [naam 1] van [naam kantoor 1] dat alle in de tabel verwerkte facturen van [naam kantoor 1] zijn voldaan in verbinding met de door UAL overgelegde tabellen wel bewijs van betaling van de in de tabellen voorkomende facturen van [naam kantoor 1] op. Voor zover in de overzichten facturen zijn begrepen aan kantoren waar [naam 1] als zaaksbehandelaar eerder werkzaam was, worden een en ander ook als bewijs van betaling van die factuur beschouwd.
4.85.
Voor zover deze kosten echter zien op rechtsbijstand ten behoeve van de procedure in Nederland tegen Airgas, in de tabel van productie 30 en [naam 1] verklaring van productie 31 aangeduid als ‘
Prosecution Costs’, zijn dit kosten als bedoeld in artikel 241 Rv zodat daarvoor geen vergoeding kan worden gevorderd buiten het bestek van de geliquideerde proceskosten. Dit betreft een bedrag van GBP 209.718,68. In zoverre is de vordering om deze redenen niet toewijsbaar.
4.86.
Volgens de tabel van productie 30 is een bedrag van GBP 535.255,67 gemaakt voor ‘
Defence Costs’.
Terecht heeft Airgas in haar antwoordakte betoogd, samengevat, dat UAL deze grote schadepost beter had kunnen en moeten onderbouwen, in ieder geval wat betreft werkzaamhedenspecificatie, causaal verband en kwalificatie als kosten niet gemaakt ter instructie van de zaak als bedoeld in artikel 241 Rv. Daarbij komt nog de vraag in hoeverre de kosten mede zijn gemaakt om de juridische positie van verzekeraars jegens UAL te bepalen (zie r.o. 4.27 hierboven).
Dit laat onverlet dat het geen recht zou doen aan de zaak om deze post geheel af te wijzen, evenmin als het recht zou doen aan de belangen van Airgas om deze geheel toe te wijzen. De rechtbank zal deze schadepost schattenderwijs begroten door de onzekerheden die gelet op de gebrekkige onderbouwing nog resteren te verdisconteren in een aftrek van 20 procent.
4.87.
De vordering ter zake van de kosten Londense advocaten zal dus worden toegewezen tot (80 procent van GBP 535.255,67=) GBP 428.204,54, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling, zoals gevorderd. De hier bedoelde facturen dateren alle volgens productie 29 van voor 31 januari 2019.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.88.
Nu het behandelen van de schadestaatprocedure is ingegeven door het belang van UAL om (eindelijk) vergoeding van haar schade te verkrijgen, zal de rechtbank dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Het bezwaar van Airgas hiertegen wordt verworpen.
proceskosten
4.89.
Airgas zal als in de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van UAL. De kosten aan de zijde van UAL worden op basis van de toegewezen hoofdsom begroot op:
- explootkosten € 99,01
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat €
7.998,00(2 punten × tarief VIII € 3.999,00) +
Totaal € 8.736,01.
De dagvaarding en de bij akte overgelegde schadestaat met producties zijn hierbij als één proceshandeling gerekend.

5..De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt de schade en verliezen tot vergoeding waarvan Airgas jegens UAL bij vonnis van deze rechtbank van 25 januari 2017 in de zaak met zaak- en rolnummer C/10/434781 / HA ZA 13-1039 is veroordeeld, vast zoals vermeld in onderdeel 5.2 hieronder,
5.2.
veroordeelt Airgas - in het verlengde van voormeld vonnis - om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan UAL te betalen:
A. € 2.305.777,50, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 november 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling
B.1. € 9.660,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2011 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.2. € 13.989,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 13 augustus 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
B.3. € 28.920,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2011 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.4. € 21.900,40, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 november 2011 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.5. € 1.065,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 april 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.6. € 6.876,79, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 juli 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.7. € 2.773,71, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 november 2013 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.8. € 9.360,60, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 september 2014 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.9. € 34.713,70, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 mei 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.10. € 24.901,90, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.11. € 27.175,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.12. € 3.256,90, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.13. € 11.838,70, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 juli 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.14. € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2018 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.15. € 1.536,75, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de factuurdatum, 27 oktober 2011, tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.16. € 625,28, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 mei 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
B.17. € 2.583,75, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 augustus 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
C. USD 268.802,49, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 29 maart 2013 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
D. € 24.273,45, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 oktober 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
E. € 55.899,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 mei 2012 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
G. € 32.574,90, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 juli 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
H. € 5.503,04, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2014 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
I. € 306,78, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
J. € 41.052,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over:
(i) € 18.404,00 vanaf 5 december 2014 tot aan 17 juli 2016,
(ii) het saldo van (€ 18.404,00 plus de rente daarover vanaf 5 december 2014 tot aan 17 juli 2016 minus € 17.905,00) vanaf 17 juli 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
(iii) € 4.494,00 vanaf 3 augustus 2015 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
(iv) € 20.865,00 vanaf 8 april 2016 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
(v) € 15.194,00 vanaf 13 januari 2017 tot 1 november 2018 en verder met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
K. GBP 428.204,54, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van 31 januari 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt Airgas in de proceskosten, aan de zijde van UAL tot op heden begroot op € 8.736,01,
5.4.
verklaart dit vonnis wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan, mr. P.C. Santema en mr. M. Witkamp. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021.
1885/2054/32