ECLI:NL:RBROT:2021:13171

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
9220141 \ CV EXPL 21-17088
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid van de seniorenregeling in de ondernemings-cao en goed werkgeverschap

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, staat de vraag centraal of de seniorenregeling zoals opgenomen in de ondernemings-cao van Almatis B.V. van toepassing is op de eiser, die op 1 januari 2021 de leeftijd van 65 jaar bereikt. De eiser, die sinds 1980 in dienst is bij Almatis, heeft bij dagvaarding gevorderd dat de seniorenregeling ook na zijn 65e jaar van toepassing blijft, dan wel dat hij recht heeft op een geldelijke compensatie van € 13.173,97 bruto. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de seniorenregeling, zoals deze in de cao is opgenomen, niet meer van toepassing is op de eiser na het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De kantonrechter oordeelt dat de cao-partijen de inhoud van de cao, inclusief de seniorenregeling, hebben vastgesteld en dat de eiser als individuele werknemer gebonden is aan deze afspraken. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat Almatis niet in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld door de seniorenregeling niet op de eiser toe te passen na zijn 65e verjaardag. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van Almatis, die zijn begroot op € 746,00.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9220141 \ CV EXPL 21-17088
uitspraak: 31 december 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser bij exploot van dagvaarding van 29 april 2021,
gemachtigde: aanvankelijk mr. J.M. Smits, thans mr. C. Karharman (beiden werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.) te Zoetermeer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Almatis B.V.,
statutair gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.M. van den Bergh te Den Haag.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ en ‘Almatis’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • het tussenvonnis van 26 juli 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 11 november 2021 van de gemachtigde van Almatis, met één productie.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 november 2021. Ter zitting is [eiser] in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Karharman. Van de zijde van Almatis zijn verschenen [naam 1] ([functie 1]), [naam 2] ([functie 2]) en [naam 3] ([functie 3]), bijgestaan door mr. Van den Bergh. De zaak is met partijen besproken. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt van het volgende uitgegaan:
2.1.
[eiser] is geboren op [geboortedatum eiser] en nu 65 jaar oud. Hij is sinds 1 november 1980 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Almatis, laatstelijk in de functie van Operator. [eiser] bedient als Operator zware machines en zijn functie gaat gepaard met lopen, sjouwen en tillen. Hij werkt in een zogeheten volcontinudienst, waarin wordt gewerkt op alle dagen van de week in ochtend-, middag- en nachtdiensten.
2.2.
Op de rechtsverhouding tussen [eiser] en Almatis is de ondernemings-cao van Almatis (hierna: de cao) van toepassing. De cao is gesloten met FNV. De huidige cao loopt van 1 juni 2020 tot en met 31 december 2021. De daarvoor geldende cao had een looptijd van 1 juni 2019 tot en met 31 mei 2020. In beide versies van de cao luidt artikel 6 (hierna: de seniorenregeling) als volgt:
“Artikel 6: Seniorenregeling
Voor werknemers in dienst op 31 maart 2007 geldt de in lid 1 en 2 van dit artikel genoemde regeling.
1. Op jaarbasis zal het opnemen van extra vrije tijd met behoud van 85% van het op dagbasis berekende maandsalaris worden toegestaan, respectievelijk gedurende maximaal
- 1 extra vrije dag c.q. dienst bij de leeftijd van 57 jaar
- 2 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 58 jaar
- 4 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 59 jaar
- 10 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 60 jaar
- 14 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 61 jaar
- 24 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 62 jaar
- 36 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 63 jaar
- 36 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 64 jaar
Het opnemen van deze extra vrije tijd dient vooraf per kwartaal in onderling overleg te worden vastgesteld. Het opnemen van extra vrije tijd als hier bedoeld zal geen invloed hebben op de jaarlijkse uitkering en evenmin op de ploegentoeslag en de pensioengrondslag.
De leeftijd van de werknemer bij aanvang van het lopende kalenderjaar is bepalend voor de toekenning respectievelijk het toestaan van de vorenstaande extra vrije dagen c.q. diensten.
2. Aan de werknemers van 58 jaar en ouder wordt, op jaarbasis bezien, toegekend respectievelijk:
- 1 extra vrije dag c.q. dienst bij de leeftijd van 58 jaar
- 2 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 59 jaar
- 3 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 60 jaar
- 5 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 61 jaar
- 6 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 62 jaar
- 6 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 63 jaar
- 6 extra vrije dagen c.q. diensten bij de leeftijd van 64 jaar
Bepalend voor de toekenning respectievelijk het toestaan van de bovenstaande vrije dagen c.q. diensten is de leeftijd die de werknemer in het lopende kalenderjaar bereikt. Het toekennen dan wel toestaan van bedoelde diensten geschiedt aan het begin van het kalenderjaar waarin de werknemer bovenstaande leeftijd bereikt.
Deze extra vrije dagen c.q. diensten worden doorbetaald overeenkomstig het bepaalde in Artikel 5.”
2.3.
[eiser] zal de voor hem geldende AOW-leeftijd bereiken op 16 juni 2023.

3..De vordering

3.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair voor recht te verklaren dat de seniorenregeling zoals opgenomen in artikel 6 van de cao eveneens op [eiser] van toepassing is vanaf de 64-jarige leeftijd tot aan de AOW-leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet;
subsidiair Almatis te veroordelen tot betaling van een geldelijke compensatie ten bedrage van € 13.173,97 bruto aan [eiser];
Almatis te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 906,74 aan [eiser];
Almatis te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2.
Aan die vordering heeft [eiser] – zakelijk en verkort weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
Omstreeks december 2020 heeft [eiser] van zijn leidinggevende te horen gekregen dat hij vanaf 1 januari 2021 geen recht meer heeft op de extra verlofdagen van lid 2 van de seniorenregeling en dat hij vanaf 1 januari 2022 geen recht meer heeft op de verlofrechten uit lid 1 van de regeling. [eiser] is financieel niet in staat om vóór het bereiken van de AOW-leeftijd uit dienst te treden en zal de laatste drie jaar van zijn vierenveertigjarige dienstverband veel minder verlofdagen hebben. Voor [eiser] is dit mede vanwege de zwaarte van zijn functie een uiterst ongewenste wending.
3.2.2.
[eiser] dient ook in de periode 1 januari 2021 tot het bereiken van de AOW-leeftijd aanspraak te hebben op de verlofrechten uit de seniorenregeling. De tekst van de seniorenregeling moet worden uitgelegd aan de hand van het artikel van de cao met betrekking tot duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers, waaruit blijkt dat Almatis rekening wil houden met oudere werknemers. Het abrupte einde van de seniorenregeling met het bereiken van de 64-jarige [de kantonrechter leest: 65-jarige] leeftijd staat haaks op dat artikel, terwijl de aard van beide artikelen hetzelfde is: namelijk duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers. De functie van [eiser] vergt een fysiek zware inspanning en het opnemen van extra vakantiedagen heeft een positief effect op recuperatie en daarmee ook op het ziekteverzuim. Daarnaast is van belang dat Almatis door de jaren heen geen strikt grammaticale uitleg van de seniorenregeling heeft gehandhaafd, ook niet in het geval van [eiser]. Almatis laat het recht van [eiser] op de extra verlofdagen op basis van lid 2 van de seniorenregeling namelijk een jaar later vervallen dan volgens een strikt grammaticale uitleg van de seniorenregeling het geval zou zijn.
3.2.3.
Als het oordeel luidt dat de seniorenregeling niet van toepassing is op [eiser], maakt hij aanspraak op een geldelijke compensatie op grond van artikel 7:611 jo. 6:2 jo. 6:248 BW. Almatis handelt namelijk grovelijk in strijd met goed werkgeverschap door de seniorenregeling niet te laten doorlopen tot de AOW-leeftijd, door geen alternatieven voor de seniorenregeling aan te dragen en te effectueren, door geen geldelijke compensatie aan te bieden en door soortgelijke arbeid niet gelijk te belonen.

4..Het verweer

4.1.
Almatis heeft verweer gevoerd dat primair strekt tot afwijzing van de vorderingen en subsidiair tot gedeeltelijke toekenning van de subsidiaire vordering van [eiser] tot een bedrag ter hoogte van € 11.501,12 bruto, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
4.2.
Almatis heeft – zakelijk en verkort weergegeven – het volgende aangevoerd.
4.2.1.
Er is geen sprake van een interpretatiediscussie, omdat de bewoordingen van artikel 6 van de cao duidelijk en eenduidig zijn. Het artikel hoeft niet te worden uitgelegd.
Ook als wel wordt getoetst aan objectief kenbare factoren in het kader van de CAO-norm is de seniorenregeling niet van toepassing tot de AOW-leeftijd. Als het aanpassen van de seniorenregeling na de (stapsgewijze) verhoging van de AOW-leeftijd in 2013 essentieel was voor de vakbonden, dan hadden de vakbonden een wijziging opgenomen in de cao, maar dat is niet gebeurd. In andere artikelen van de cao is na verhoging van de AOW-leeftijd wél aangesloten bij de AOW-leeftijd, maar niet in artikel 6. De cao-partijen hebben de seniorenregeling namelijk bevroren vanaf 2007 in verband met de invoering van de Wet Gelijke Behandeling op grond van leeftijd (WGBL).
4.2.2.
Almatis past de seniorenregeling correct toe op [eiser]. Er zit grammaticaal een verschil in lid 1 en lid 2 van de seniorenregeling, waardoor de verlofrechten uit lid 1 pas vervallen vanaf 1 januari 2022 en niet tegelijkertijd met het recht op extra verlofdagen op basis van lid 2, dat vervalt (is vervallen) vanaf 1 januari 2021.
4.2.3.
Almatis handelt niet in strijd met goed werkgeverschap. [eiser] heeft sinds de verhoging van de AOW-leeftijd in 2013 voldoende tijd gehad om de periode naar de voor hem geldende AOW-leeftijd te overbruggen. Almatis heeft haar werknemers de afgelopen jaren diverse mogelijkheden geboden om de door de overheid afgeschafte of aangepaste regelingen op te vangen door nieuwe (financiële) mogelijkheden te creëren. Het is een eigen keuze geweest van [eiser] om geen gebruik te maken van die mogelijkheden. Almatis betwist dat de functie van [eiser] fysiek zijn tol eist. Er is met betrekking tot het opnemen van extra verlofdagen geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel. [eiser] beschikt over een stuwmeer aan verlofdagen en heeft sinds 2016 geen bovenwettelijke verlofdag meer opgenomen. [eiser] beschikt dan ook over voldoende verlofdagen voor recuperatie in de komende twee jaar tot het bereiken van de AOW-leeftijd. Voor een beroep op een verworven recht is in dit geval geen plaats, omdat geen sprake is van een gedragslijn. Op Almatis rust geen verplichting om méér compenserende maatregelen te nemen jegens [eiser]. Almatis treft al maatregelen voor de duurzame inzetbaarheid voor haar werknemers. Het niet toepassen van de seniorenregeling op [eiser] is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, terwijl het op dit punt openbreken van de cao dat wel zou zijn.

5..De beoordeling

5.1.
In de kern gaat deze procedure over de vraag of de seniorenregeling van toepassing is op [eiser] en zo niet, of [eiser] dan ten laste van Almatis aanspraak heeft op een geldelijke compensatie ten bedrage van € 13.173,97 bruto.
5.2.
Ter zitting heeft [eiser] zijn vordering onder punt 1 van het petitum van de dagvaarding gewijzigd, in die zin dat in de plaats van die tekst moet worden gelezen hetgeen onder randnummer 23 van de dagvaarding onder het kopje ‘primair’ staat, te weten:
“Toekenning aan [eiser] per 1 januari 2021 tot 16 juni 2023 van 6 vrije dagen conform artikel 6 lid 2 CAO Almatis;
Toekenning aan [eiser] van 1 januari 2022 tot 16 juni 2023 van 36 extra vrije dagen met behoud van 85% van het op dagbasis berekende maandsalaris conform artikel 6 lid 1 CAO Almatis;”
Almatis heeft ter zitting verklaard dat zij in haar verweer ook hiervan is uitgegaan en
niet in haar belangen is geschaad als de vordering ter zitting wordt gewijzigd in vorenbedoelde zin. De kantonrechter zal dan ook hierna uitgaan van de gewijzigde vordering.
Seniorenregeling
5.3.
Of de seniorenregeling van toepassing is op [eiser] in de periode 1 januari 2021 respectievelijk 1 januari 2022 tot 16 juni 2023 is geen kwestie van uitleg van het artikel uit de cao. De bewoordingen van het artikel zijn duidelijk, eenduidig en niet voor misverstand vatbaar. Ook uit het gevoerde partijdebat blijkt dat er geen sprake is van een interpretatiediscussie, maar slechts van de wens van [eiser] dat de seniorenregeling óók na het bereiken van de 65-jarige leeftijd van toepassing is dan wel blijft. In rechte wordt dan ook niet toegekomen aan uitleg van artikel 6 van de cao.
5.4.
Het is voorbehouden aan de cao-partijen om te onderhandelen en overeenstemming te bereiken over de inhoud van de cao, waaronder over de inhoud en het toepassingsbereik van de seniorenregeling. [eiser] is als individuele werknemer gebonden aan de afspraken die de cao-partijen hebben gemaakt en hebben vastgelegd in de cao. [eiser] is dus gebonden aan de seniorenregeling zoals opgenomen in artikel 6 van de cao.
5.5.
Blijkens de tekst van artikel 6 van de cao is lid 2 met ingang van 1 januari 2021 niet meer van toepassing op [eiser]. Hij bereikt in kalenderjaar 2021 namelijk de 65-jarige leeftijd en lid 2 van de regeling voorziet slechts in toekenning van extra verlofdagen tot en met de 64-jarige leeftijd. Lid 1 van de seniorenregeling is met ingang van 1 januari 2022 ook niet meer van toepassing op [eiser]. Hij is op 1 januari 2021 nog 64 jaar oud, maar op 1 januari 2022 zal hij de 65-jarige leeftijd hebben bereikt. Vaststaat dat Almatis de seniorenregeling op deze wijze toepast op [eiser]. In tegenstelling tot hetgeen [eiser] heeft gesteld, past Almatis de seniorenregeling op deze manier correct toe.
5.6.
De conclusie is dat de gewijzigde vordering onder punt 1 niet voor toewijzing in aanmerking komt en wordt afgewezen.
Goed werkgeverschap
5.7.
Dan is de vraag of Almatis jegens [eiser] in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld dan wel handelt. Bij de beoordeling wordt het volgende in aanmerking genomen.
5.8.
De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling dat hij erop heeft mogen vertrouwen dat Almatis aan hem tot zijn AOW-leeftijd extra verlofrechten zou toekennen. De bewoordingen van de seniorenregeling zijn duidelijk, eenduidig en niet voor misverstand vatbaar. De seniorenregeling is sinds 2007 onaangepast in verband met wetswijzigingen ter zake leeftijdsdiscriminatie. Daarnaast was sinds 2013 bekend dat de AOW-leeftijd (stapsgewijs) zou worden verhoogd en is de seniorenregeling in de verschillende cao-versies niet aangepast naar de (nieuwe) AOW-leeftijd, terwijl andere artikelen in de cao (zoals artikel 1A en artikel 10A) wel zijn aangepast naar de (nieuwe) AOW-leeftijd. Dat de geldende cao zou zijn verouderd op dit punt, gaat dus niet op.
5.9.
Aangezien het in het onderhavige geval gaat om rechten voortvloeiend uit een cao en niet om een gedragslijn of een toezegging van de werkgever, is het leerstuk van verworven rechten niet van toepassing. Overigens is óók geen sprake van verworven rechten, omdat de extra verlofrechten uit de seniorenregeling zijn gekoppeld aan het bereiken van een bepaalde leeftijd en de regeling geen verlofrechten toekent bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, een en ander overeenkomstig lid 1 en lid 2 van de regeling. Het recht op extra verlofrechten vanaf de 65-jarige leeftijd is dus niet ‘verworven’.
5.10.
Almatis heeft voldoende onderbouwd dat zij in de afgelopen jaren werknemers heeft geïnformeerd over de (op handen zijnde) verhoging van de AOW-leeftijd en dat dit financiële gevolgen kan hebben. Zo heeft zij werknemers reeds in 2011 over dit onderwerp geïnformeerd met de Pensioenkrant. Voorts heeft zij voldoende onderbouwd dat zij werknemers in de afgelopen jaren heeft gewezen op diverse mogelijkheden om de door de overheid afgeschafte of aangepaste regelingen financieel op te vangen en regie te krijgen op het verdere verloop van hun dienstverband. Zo heeft Almatis gewezen op andere in de cao opgenomen regelingen, zoals de levensloopregeling en de RVU-regeling. Niet betwist is dat [eiser] door Almatis op de hoogte is gesteld van die regelingen. Het verwijt van [eiser] dat Almatis geen alternatieven heeft aangedragen is dus onterecht. Dat [eiser] zelf ervoor heeft gekozen geen gebruik te maken van die regelingen omdat die regelingen naar zijn mening te kostbaar zijn, kan hij niet tegenwerpen aan Almatis.
5.11.
[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij niet tot de AOW-leeftijd in zijn functie kan blijven werken zonder de extra verlofrechten van de seniorenregeling. Vaststaat dat [eiser] een stuwmeer aan bovenwettelijke vakantiedagen heeft opgebouwd in de afgelopen jaren. Tot en met 2021 bedraagt het saldo 704 uur (88 dagen). Daar komen nog twintig wettelijke vakantiedagen en zes bovenwettelijke vakantiedagen per jaar bij. [eiser] heeft zelf ter zitting toegelicht dat hij de bovenwettelijke vakantiedagen niet heeft hoeven opnemen, omdat hij de extra verlofrechten van de seniorenregeling heeft gebruikt om te recupereren. Bij deze stand van zaken valt niet in te zien dat door het wegvallen van de seniorenregeling een tekort aan verlofrechten en daarmee te weinig tijd voor recuperatie en een grotere kans op ziekteverzuim voor [eiser] zou ontstaan.
5.12.
Hoewel [eiser] heeft gesteld dat er sprake is van een ongelijke behandeling als de seniorenregeling stopt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd, heeft hij dat geenszins onderbouwd. Daarbij komt dat juist [eiser] door de toepassing van de seniorenregeling de afgelopen jaren heeft genoten van gunstiger arbeidsvoorwaarden dan leeftijdsgenoten die na 31 maart 2008 in dienst zijn getreden bij Almatis.
5.13.
[eiser] heeft gewezen op het beleid van Almatis ten aanzien van duurzame inzetbaarheid van werknemers. Dat Almatis door het niet toepassen van de seniorenregeling op [eiser] na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in strijd zou handelen met het eigen beleid is niet gebleken. Almatis heeft voldoende onderbouwd dat in de cao andere regelingen zijn getroffen ten behoeve van de duurzame inzetbaarheid van al haar werknemers in de verschillende functies, waaronder ook [eiser]. Zowel de seniorenregeling als de andere regelingen in de cao zien op de duurzame inzetbaarheid van werknemers. Dat de seniorenregeling slechts op een deel van de werknemers van toepassing is, maakt niet dat er sprake is van strijdigheid met het beleid van Almatis.
5.14.
Het enkele feit dat de AOW-leeftijd (stapsgewijs) is verhoogd, betekent niet dat Almatis gehouden is de seniorenregeling – in afwijking van de cao – toe te passen op [eiser] vanaf de 65-jarige leeftijd of die regeling aan te passen aan de (stapsgewijs) verhoogde AOW-leeftijd of in dit verband een geldelijke compensatie aan te bieden. Het is aan de cao-partijen om over de inhoud van de cao te onderhandelen en daarbij het evenwicht tussen de verschillende belangen in aanmerking te nemen. De cao-partijen hebben de seniorenregeling sinds 2007 niet aangepast en ook niet na de (stapsgewijze) verhoging van de AOW-leeftijd in 2013. De stelling van [eiser] over een eenzijdige aantasting van de arbeidsovereenkomst door Almatis snijdt in dit verband geen hout.
[eiser] is als individuele werknemer gebonden aan de gemaakte cao-afspraken. De kantonrechter is het met Almatis eens dat er – gelet op hetgeen hiervoor vanaf 5.8 is overwogen – geen grond bestaat om de gemaakte afspraak tussen de cao-partijen over de toepasselijkheid van de seniorenregeling open te breken en ten gunste van [eiser] aan te passen. Almatis handelt niet in strijd met goed werkgeverschap door de seniorenregeling niet op [eiser] toe te passen na 1 januari 2021 respectievelijk 1 januari 2022.
5.15.
Samengevat: er is geen sprake van strijd met goed werkgeverschap. Daarmee ontvalt de grondslag van de vordering onder punt 2. Die vordering wordt dan ook afgewezen.
Nevenvorderingen en proceskosten
5.16.
Nu de vorderingen onder punt 1 en punt 2 worden afgewezen, wordt de nevenvordering onder punt 3 eveneens afgewezen.
5.17.
[eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, bestaande uit het salaris voor de gemachtigde van Almatis. Het salaris voor de gemachtigde wordt overeenkomstig het geldende liquidatietarief begroot op (2 punten van € 373,00 per punt ) in totaal € 746,00.

6..De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Almatis begroot op € 746,00 aan gemachtigdensalaris;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34286