ECLI:NL:RBROT:2021:13166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
10/754518-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van handel in verdovende middelen en witwassen na verwerping van nietigheid dagvaarding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van (medeplegen van) handel in cocaïne en/of heroïne en (medeplegen van) witwassen. De rechtbank heeft de dagvaarding nietig verklaard, maar het verweer van de verdediging werd verworpen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij wist van de verdovende middelen en het geld dat in de bestelbus was aangetroffen. De enkele omstandigheid dat de bestelbus op naam van de verdachte stond, was niet voldoende om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de borgsom van € 10.000,- die door of namens de verdachte was gestort, teruggegeven. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. E. Rabbie als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/754518-19
Datum uitspraak: 24 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. al Mansouri heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Geldigheid van de dagvaarding

De verdediging heeft betoogd dat de dagvaarding onder 1 nietig moet worden verklaard, omdat onvoldoende duidelijk is om welke verdovende middelen en welke hoeveelheden het gaat, mede gelet op de lange ten laste gelegde pleegperiode.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het dossier kon bij verdachte geen redelijke twijfel bestaan waartegen hij zich in dit opzicht diende te verdedigen. Van enige twijfel dienaangaande is ter zitting ook niet gebleken. Het verweer wordt verworpen.

5..Vrijspraak

Beoordeling
Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de vereiste wetenschap had van de verdovende middelen en het geld dat is aangetroffen in de verborgen ruimtes van de Volkswagen Transporter met kenteken [kentekennummer] , noch dat hij kon beschikken over deze goederen. De enkele omstandigheid dat deze bestelbus op naam van de verdachte is gezet en dat hij in deze bestelbus is gezien, is daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat de verklaring van de verdachte, dat de bestelbus weliswaar op zijn naam is gezet maar niet aan hem is geleverd, wordt ondersteund door het feit dat de sleutel van deze bestelbus niet bij de verdachte is aangetroffen, maar in de Land Rover die op naam staat van, en gebruikt werd door, de medeverdachte [naam medeverdachte] .
Evenmin kan bewezen worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne en/of heroïne. Uit de afgeluisterde telecommunicatie in het procesdossier blijkt in ieder geval niet dat de verdachte heeft deelgenomen aan de gesprekken, waarin wordt gesproken over verdovende middelen en aanverwante zaken. Gelet hierop zal de verdachte integraal worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Conclusie
Het onder 1 en 2 tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft verzocht om, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 komen, [naam getuige] als getuige te horen. Nu de voorwaarde niet vervuld is, behoeft dit verzoek geen bespreking meer.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing was geschorst;
beveelt dat de borgsom van € 10.000,-, die door of namens de verdachte als zekerheid voor de nakoming van de aan de schorsing van de voorlopige hechtenis verbonden voorwaarden is gestort, wordt teruggegeven aan degene die deze zekerheid heeft gesteld.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 december 2021.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij,
in of omstreeks de periode van 01 maart 2019 tot en met 13 september 2019 te
Schiedam en/of Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een of meer gebruikershoeveelhe(i)d(en), in elk geval een hoeveelheid, van een
materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, en/of een hoeveelheid van een
materiaal bevattende een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I,
zijnde cocaïne en/of heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2.
hij,
in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 13 september 2019 te
Rotterdam en/of Schiedam, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
a)
van een of meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van (in totaal)
Euro 264.850,- en/of 910 Zwitserse Frank,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of
verborgen heeft gehouden of heeft verhuld wie de rechthebbende op deze/dit
voorwerp(en) is en/of deze/dit voorwerp(en) voorhanden heeft gehad
dan wel
b)
een of meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van (in totaal)
Euro 264.850,- en/of 910 Zwitserse Frank,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet, en/of
van een of meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van (in totaal)
Euro 264.850,- en/of 910 Zwitserse Frank, gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en)
dat bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) (telkens) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren/was uit enig(e) misdrijf/misdrijven.