ECLI:NL:RBROT:2021:13164

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 november 2021
Publicatiedatum
10 januari 2022
Zaaknummer
10/216624-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met jeugddetentie en bijzondere voorwaarden

Op 16 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 augustus 2021 in Capelle aan den IJssel met een mes naar zijn broer is toegelopen en hem in het gezicht heeft gestoken, wat potentieel dodelijk letsel heeft veroorzaakt. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen opzet had op de dood van zijn broer, maar de rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte zodanig waren dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van zijn broer heeft aanvaard. De rechtbank verwierp het opzetverweer en verklaarde de verdachte strafbaar voor poging tot doodslag.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 150 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat er bijzondere voorwaarden moesten worden gesteld, waaronder toezicht door de Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond en behandeling gericht op middelengebruik. De rechtbank hield rekening met de psychische stoornissen van de verdachte en de noodzaak van begeleiding en behandeling om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, en oordeelde dat de opgelegde straf passend was, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/216624-21
Datum uitspraak: 16 november 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 2004 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek verblijvende bij begeleid wonen Zuid-Holland te Rotterdam, locatie [naam locatie] ,
raadsman mr. G.E. van der Pols, advocaat te Rotterdam,

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 16 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de opzet van de verdachte niet gericht is geweest op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin, zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een mes uit de keukenla heeft gepakt en daarmee naar zijn broer is toegelopen. Hij heeft vervolgens met het mes een zwaaiende beweging gemaakt, waarbij zijn broer vlak boven zijn oog, in de buurt van zijn slaap, is geraakt. De forensisch arts heeft gerapporteerd dat dit letsel potentieel dodelijk is. De gedragingen van de verdachte kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm dan ook worden aangemerkt als zozeer gericht op en geschikt voor het doden van het slachtoffer dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Conclusie
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 11 augustus 2021 te Capelle aan den IJssel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
voornoemde [naam slachtoffer] met een mes in het gezicht heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Poging tot doodslag
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft in zijn ouderlijke woning geprobeerd om zijn broer van het leven te beroven. In een poging om een hoog opgelopen ruzie tussen zijn broer en zijn moeder te beëindigen heeft de verdachte een mes uit de keukenla gepakt en daarmee gezwaaid. Daarbij heeft hij zijn broer met het mes in diens gezicht geraakt. Dat het letsel beperkt is gebleven en dat het bij een poging is gebleven is geenszins aan het handelen van de verdachte te danken. De ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast brengen dergelijke ernstige geweldsdelicten gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 oktober 2021. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Er is sprake van een psychische stoornis, te classificeren als een beperkte neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel en prikkelbaar en opstandig gedrag, te classificeren als een oppositionele opstandige stoornis. De verdachte heeft een disharmonisch opgebouwd intelligentieprofiel. De performale intelligentie komt uit op laag begaafd niveau. Er is geen sprake van een licht verstandelijke beperking. Door de psychische stoornissen stagneert zijn persoonlijkheidsontwikkeling. De forensisch relevante beperkingen zijn te zien in de geringe impulscontrole en probleemoplossingsvaardigheden bij oplopende stress ten gevolge van zijn gebrekkige, trage informatieverwerking en geringe cognitieve flexibiliteit. Hierbij is er een risico op overvraging en faalervaringen wanneer hij op zijn verbale vaardigheden wordt beoordeeld. Betrokkene heeft weinig inzicht in zijn eigen problematiek en is geneigd te externaliseren en de schuld of oorzaak bij anderen te leggen, waardoor hij zich oppositioneel opstelt.
Op basis van de voornoemde psychische stoornissen en de familieomstandigheden waarin de verdachte zich bevond, wordt geadviseerd om de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Hierbij is een driepuntschaal gehanteerd van toerekenen, in een verminderde mate toerekenen en in het geheel niet toerekenen.
Zonder justitieel kader wordt de kans op herhaling als matig tot hoog geschat. Terugval wordt met name verwacht bij triggering van eerdere ervaringen met heftige conflicten binnen de familierelatie(s).
Beschermd wonen en werken en een pro-sociale vrijetijdsbesteding in combinatie met behandeling gericht op het aanleren en oefenen van emotieregulatie-strategieën zijn de belangrijkste beschermende factoren om het geweldsrisico te verminderen. Doel is steeds dat de draaglast en draagkracht van betrokkene in balans blijven waardoor hij zijn beperkingen op een goede manier leert compenseren. Een dwingend kader - bij voorkeur vanuit de specialistische ambulante GGZ - is nodig om betrokkene een dergelijke omgeving voor langere tijd te kunnen bieden. Er dient controle te zijn op het gebruik van Cannabis, omdat het een negatieve invloed heeft op zijn stemming.
Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden, in combinatie met toezicht van de jeugdreclassering, zodat begeleid wonen en werken en behandeling bij de GGZ of een soortgelijke instelling gewaarborgd zijn. Vanwege de complexe problematiek is de resterende periode van de ondertoezichtstelling te kort voor deze behandeling en het inslijten van ander gedrag.
De verdachte is aangemeld voor dagbesteding in de Beroepentuin.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 november 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Om de risicofactoren te verminderen, de kans op herhaling op de korte- en de langere termijn te verlagen én de ontwikkeling van de verdachte zo goed mogelijk te stimuleren, is zowel behandeling, begeleiding als begrenzing noodzakelijk. Hij heeft op alle functiegebieden ondersteuning nodig om niet overprikkeld te raken. De Raad van de Kinderbescherming sluit zich dan ook aan bij het interventieadvies in het hiervoor genoemde psychologisch rapport.
Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, die gelijk is aan het voorarrest en daarnaast voorwaardelijke jeugddetentie onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een
strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
- wordt verplicht zich onder behandeling van GGZ of soortgelijke instelling te
stellen;
- wordt verplicht dagbesteding te volgen ook indien dit de Beroepentuin betreft;
- wordt verplicht medewerking te verlenen aan behandeling gericht op zijn
middelengebruik ook indien daar bloed- / urineonderzoek een onderdeel van zijn;
- zich gedurende een door gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam
Rijnmond te Rotterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van
de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij
de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
Waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De verdachte is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De deskundige, jeugdreclasseringswerker [naam jeugdreclasseringswerker] , heeft op de terechtzitting aangegeven dat hij zich kan vinden in de voorgestelde bijzondere voorwaarden en heeft hieraan toegevoegd dat een behandeling bij Fivoor zijn voorkeur zou hebben in plaats van een meer algemene formulering van behandeling bij GGZ of soortgelijke instelling. Vanuit pedagogisch perspectief ziet hij meerwaarde in het aanvullend opleggen van een werkstraf, zodat de verdachte leert dat er vergelding bij een bepaald gedrag past.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusie van de psycholoog wordt gedragen door de bevindingen in het rapport. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde feit acht de rechtbank de verdachte voor dit feit in verminderde mate toerekeningsvatbaar.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Met het oog op de strafdoelen van vergelding en generale preventie, maar ook om te voorkomen dat de verdachte overprikkeld zal raken, oordeelt de rechtbank dat hiermee kan worden volstaan. Anders dan door de officier van justitie is geëist, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om naast een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie nog een werkstraf op te leggen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [naam slachtoffer] . Gelet op de ernst van het feit en de rapportages van de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming, waaruit naar voren komt dat zonder justitieel kader de kans op herhaling als matig tot hoog wordt geschat, is de rechtbank van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 150 dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 57 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een van de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • gedurende de proeftijd verplicht wordt om zich onder behandeling te stellen van Fivoor of een soortgelijke instelling;
  • gedurende de proeftijd verplicht wordt om dagbesteding te volgen, ook als dat de Beroepentuin betreft;
  • gedurende de proeftijd verplicht wordt om zijn medewerking te verlenen aan behandeling gericht op zijn middelengebruik, ook als bloed- en/of urineonderzoek daar onderdeel van zijn;
  • zich gedurende een door gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te Rotterdam te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdbescherming opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W.H. van den Emster, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, en mr. H.J. de Kraker, rechter,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 11 augustus 2021 te Capelle aan den IJssel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
voornoemde [naam slachtoffer] met een mes meermalen in het gezicht en/of het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 11 augustus 2021 te Capelle aan den IJssel,
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] met een mes meermalen in het gezicht
en/of het lichaam te steken;