ECLI:NL:RBROT:2021:13150

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
7 januari 2022
Zaaknummer
FT RK 21-360
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkondiging afkoelingsperiode ex artikel 376 Faillissementswet met bepaling voorziening

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 9 november 2021, is een afkoelingsperiode afgekondigd op verzoek van een besloten vennootschap die zich bezighoudt met het drukken van verpakkingen en reclamematerialen. De verzoekster heeft op 15 oktober 2021 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ingediend en verzocht om een afkoelingsperiode van vier maanden ex artikel 376 Fw. Dit verzoek is behandeld in raadkamer, waarbij de verzoekster en haar advocaat, mr. B. Besseling, zijn gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster een gezonde onderneming is, maar momenteel in liquiditeitsproblemen verkeert door een geschil met een grote opdrachtgever. De rechtbank oordeelt dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de onderneming te kunnen voortzetten tijdens de onderhandelingen over een akkoord. De rechtbank heeft de afkoelingsperiode vastgesteld op twee maanden, in plaats van de gevraagde vier maanden, en heeft bepaald dat de verzoekster de rechtbank binnen een maand moet informeren over de voortgang van de akkoordprocedure. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Insolventies – meervoudige kamer
afkondigen afkoelingsperiode
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 9 november 2021
beschikking op het ingekomen verzoekschrift ex artikel 376 Faillissementswet (Fw) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf]
statutair gevestigd te [plaats 1] en kantoorhoudende te [plaats 2] ,
verzoekster,
advocaat: mr. B. Besseling, kantoorhoudende te Apeldoorn.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 15 oktober 2021 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Fw ter griffie gedeponeerd en eveneens op 15 oktober 2021 verzocht een afkoelingsperiode ex artikel 376 Fw te gelasten voor een periode van vier maanden.
1.2.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.3.
Het verzoek is op 29 oktober 2021 in raadkamer behandeld en nader toegelicht. In raadkamer zijn, door middel van een video-verbinding, gehoord:
- de heer [naam 1] , middellijk bestuurder van verzoekster;
- mr. B. Besseling, advocaat van verzoekster; en
- de heer [naam 2] , werkzaam bij [X] .
1.4.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
2.1.
Verzoekster drijft een onderneming die zich met name bezighoudt met het drukken van verpakkingen en reclamematerialen.

3.Het standpunt van verzoekster

3.1
Een afkoelingsperiode van vier maanden is noodzakelijk om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten.
3.2
Verzoekster stelt dat zij in de kern een gezonde en winstgevende onderneming is. Over het jaar 2019 bedroeg de netto-omzet € 7.911.404,= met een netto-bedrijfsresultaat van € 454.148,=. Over het jaar 2020 bedroeg de netto-omzet € 10.158.144,= en het netto-bedrijfsresultaat € 1.207.879,=. Het balanstotaal per 2020 bedroeg € 2.299.988,- met een eigen vermogen van € 554.371,=.
3.3
Verzoekster heeft verder gesteld dat zij momenteel een geschil heeft met een grote opdrachtgever jegens wie zij zich heeft verplicht om zogenoemde sticker packs te leveren. Het geschil ziet op de kwaliteit van een deel van de reeds geproduceerde stickers. Verzoekster en opdrachtgever zijn met elkaar in overleg over een oplossing. De opdrachtgever heeft de afname opgeschort, dreigt de overeenkomst te ontbinden en wil het vooruitbetaalde terugbetaald zien. Daarnaast dreigt een schadeclaim van de opdrachtgever ter zake van wanprestatie. Als gevolg hiervan dreigt verzoekster in (acute) liquiditeitsproblemen te geraken.
3.4
Verzoekster heeft uitstel van betaling voor de huurtermijnen verkregen en eveneens uitstel van betaling voor de fiscale schulden. Verzoekster verwacht dat zij – mede met gebruikmaking van een rekening courant faciliteit – de overige lopende betalingsverplichtingen voor een periode van drie maanden kan voldoen, waarbij het noodzakelijk is dat gedurende die periode geen beslag kan worden gelegd omdat dan de bedrijfsvoering in gevaar komt.

4.De beoordeling

4.1
Het onderhavige verzoek is een verzoek op basis van de tweede afdeling van titel IV van de Faillissementswet (Homologatie van een onderhands akkoord, artikel 369 e.v. Fw.). Het verzoek ziet op het afkondigen van een – eerste – afkoelingsperiode.
4.2
Verzoekster heeft de keuze gemaakt voor een besloten akkoordprocedure en heeft daarbij aangevoerd welke redenen daaraan ten grondslag liggen. Nu verzoekster de keuze heeft gemaakt voor een besloten akkoordprocedure is dit verzoek in raadkamer behandeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om derden in de gelegenheid te stellen hun zienswijze te geven op het verzoek.
Rechtsmacht en bevoegdheid
4.3
Verzoekster is gevestigd in [plaats 1] . De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 369 lid 7 aanhef en onder b Fw juncto artikel 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) jo. artikel 1:10 lid 2 Burgerlijk Wetboek, bevoegd deze procedure te openen.
Startverklaring en afkoelingsperiode
4.4 .
Verzoekster heeft op 15 oktober 2021 een verklaring als bedoeld in artikel 370 lid 3 Fw gedeponeerd ter griffie van de rechtbank. Zij heeft bij het verzoek om een afkoelingsperiode toegezegd dat zij binnen twee maanden een akkoord als bedoeld in artikel 370 lid 1 Fw zal aanbieden. Verzoekster kan dan ook worden ontvangen in haar verzoek om een afkoelingsperiode.
Noodzaak afkoelingsperiode
4.5.
Bij de behandeling van het verzoek is summierlijk gebleken dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door verzoekster gedreven onderneming tijdens de voorbereiding van en de onderhandelingen over een akkoord te kunnen blijven voortzetten.
Belangen schuldeisers
4.6
Tevens is bij de behandeling van het verzoek summierlijk gebleken dat redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met een afkoelingsperiode gediend zijn. Uit de stellingen van verzoekster volgt dat - indien de onderneming al dan niet in gewijzigde vorm na invoering van een turnaround plan met een externe financier kan worden gecontinueerd en verzoekster de overeenkomst met de opdrachtgever in gewijzigde vorm kan nakomen - er een hogere uitkering aan schuldeisers zal volgen dan ingeval van een faillissement; een faillissement dat zonder totstandkoming van een akkoord waarschijnlijk onafwendbaar zal zijn. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verzoekster een herstructureringsdeskundige ( [X] ) heeft ingeschakeld en dat verzoekster heeft verklaard dat zij haar lopende verplichtingen voor een periode van ongeveer drie maanden kan nakomen. Omdat verzoekster naar het oordeel van de rechtbank haar verzoek om een afkoelingsperiode van vier maanden met meer financiële gegevens dient te onderbouwen, ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de afkoelingsperiode vooralsnog te beperken tot de duur zoals is vermeld in het dictum.
Voorzieningen
4.7
De rechtbank acht redenen aanwezig om te bepalen dat verzoekster de rechtbank uiterlijk binnen één maand na heden moet informeren over de voortgang van de akkoordprocedure. Dit dient te gebeuren door middel van een schriftelijk verslag waaruit moet blijken welke acties verzoekster heeft ondernomen om tot een akkoord te komen en hoe de contouren daarvan er uit zien, hoe de liquiditeitsbegroting luidt, hoe de rekening courant zich heeft ontwikkeld, en in hoeverre inmiddels is voldaan aan de vereisten die de wet stelt aan het indienen van een akkoord (onder meer artikel 374 en 375 Fw) en wanneer een akkoord aan de schuldeisers is, althans zal worden voorgelegd.

5.De beslissing

De rechtbank:
- kondigt per heden een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376 Fw af voor een periode van twee maanden, die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van verzoekster behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van verzoekster bevinden, gedurende een periode van twee maanden niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt voorbereid;
- dat de behandeling van een door een schuldeiser jegens de schuldenaar ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst;
- bepaalt dat de rechtbank
uiterlijk 9 december 2021moet worden geïnformeerd over de voortgang van de akkoordprocedure, op de wijze zoals hiervoor onder 4.7. beschreven.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.A. Cnossen, voorzitter, mr. A.E. de Vos en
mr. V.G.T. van Emstede, rechters, en in aanwezigheid van E.J. van Gruijthuijsen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021.
De griffier is buiten staat deze
beschikking mede te ondertekenen.