ECLI:NL:RBROT:2021:13145

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
626437 / HA RK 21-1143
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Verschoning
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een verzoek tot verschoning in een strafzaak

Op 6 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin mr. C. Vogtschmidt, rechter in de rechtbank Rotterdam, een verzoek tot verschoning heeft ingediend in de strafzaak tegen een verdachte, vertegenwoordigd door raadsman mr. E. Janse. De verdachte was gedagvaard om te verschijnen ter zitting van de meervoudige strafkamer op 8 oktober 2021, in verband met verdenkingen van strafbare feiten zoals omschreven in de dagvaarding met parketnummer 10-170227-21. De rechter had eerder, op 8 juli 2021, als lid van de raadkamer de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven, omdat de ernstige bezwaren niet langer aanwezig werden geacht. De rechter heeft in haar verzoek tot verschoning aangevoerd dat er sindsdien geen noemenswaardige stukken aan het dossier zijn toegevoegd en dat de officier van justitie haar had gewezen op de vrees voor partijdigheid. De rechtbank heeft de omstandigheden van het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de rechter subjectief niet onpartijdig is, maar dat de vrees voor objectieve partijdigheid gerechtvaardigd is. Daarom is het verzoek tot verschoning toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor verschoningszaken
Zaaknummer / rekestnummer : 626437 / HA RK 21-1143
Beslissing van 6 oktober 2021
op het verzoek van:
mr. C. Vogtschmidt,
rechter in de rechtbank Rotterdam, team straf 3 (hierna: de rechter),
ertoe strekkende zich te mogen verschonen in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna: de verdachte,
raadsman mr. E. Janse, advocaat te Rotterdam.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
De verdachte is door de officier van justitie gedagvaard om te verschijnen ter zitting van de meervoudige strafkamer op 8 oktober 2021 ter zake van de verdenking van de strafbare feiten als omschreven in de dagvaarding met parketnummer 10-170227-21.
1.2.
Op 5 oktober 2021 heeft de rechter een schriftelijk verzoek tot verschoning gedaan.
1.3.
Aan de verschoningskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de strafzaak tegen verdachte met het hiervoor genoemde parketnummer.

2.Het verzoek

2.1.
Ter adstructie van het verzoek om verschoning heeft de rechter het volgende aangevoerd – verkort en zakelijk weergegeven – :
2.1.1.
Op 8 juli 2021 heeft de raadkamer gevangenhouding de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven omdat de raadkamer de ernstige bezwaren niet langer aanwezig achtte. De rechter was een van de leden van die raadkamer. Nadien zijn er geen noemenswaardige stukken aan het dossier toegevoegd. De officier van justitie heeft de rechter hier in een telefoongesprek van 4 oktober 2021 op gewezen.
Op 8 oktober 2021 staat de zaak gepland voor een inhoudelijke behandeling gelijktijdig met een medeverdachte op de meervoudige strafkamer.
2.1.2.
Hoewel de beslissing van de raadkamer gevangenhouding een voorlopig oordeel is en hoewel de rechter van mening is dat zij na het onderzoek ter terechtzitting de discussie met de bijzitters open en volwaardig aan kan gaan, begrijpt zij dat bij de officier van justitie de vrees voor partijdigheid bestaat gelet op het oordeel van de raadkamer gevangenhouding. De gedachte dat een rechter die eerder heeft geoordeeld dat er geen ernstige bezwaren tegen de verdachte zijn, niet snel op zijn of haar schreden zal terugkeren en een verdachte zal veroordelen, vindt de rechter gerechtvaardigd.

3.De beoordeling

3.1.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.2.
Aan de door de rechter aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig is.
3.3.
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de vrees dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden - objectief - gerechtvaardigd is.
3.4.
De door de rechter aangevoerde omstandigheid, in samenhang met het gegeven dat de rechter daarin aanleiding heeft gevonden zelf een verzoek in te dienen zich te mogen verschonen van de verdere behandeling van de zaak, levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf een zwaarwegende aanwijzing als hiervoor onder 3.3 bedoeld op.
3.5.
Het verzoek wordt om deze reden toegewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe het verzoek van mr. C. Vogtschmidt zich in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte [naam verdachte] met parketnummer 10-170227-21 te mogen verschonen.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en
mr. M. de Geus, rechters en door de voorzitter en mr. Y. Doğanyiğit, griffier ondertekend op 6 oktober 2021.