ECLI:NL:RBROT:2021:13140

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
C/10/628569 / JE K 21-2979
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige]. De minderjarige, geboren in 2008, verblijft momenteel bij haar oma (moederszijde) in een pleeggezin. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 4 januari 2021 en zou oorspronkelijk eindigen op 9 januari 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar, gezien de complexe situatie en de traumatische ervaringen van de minderjarige.

Tijdens de zitting zijn verschillende belanghebbenden gehoord, waaronder de moeder, de stiefvader, de oma en vertegenwoordigers van de GI. De moeder heeft aangegeven dat zij de beschuldigingen van de minderjarige betwist en dat zij openstaat voor contactherstel, maar dat er voorwaarden zijn verbonden aan een eventuele terugkeer van de minderjarige naar huis. De stiefvader heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar heeft wel zijn zorgen geuit over de huidige situatie en de lange periode dat de minderjarige al uit huis is geplaatst.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig zijn en dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft bepaald dat de minderjarige bij haar oma mag blijven wonen, ondanks de zorgen van de ouders over de veiligheid en de conflictueuze familieverhoudingen. De kinderrechter heeft benadrukt dat contactherstel tussen de minderjarige en de moeder van groot belang is en dat hier in de toekomst op ingezet moet worden. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 januari 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/628569 / JE RK 21-2979
datum uitspraak: 20 december 2021
beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,

betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2008 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam stiefvader] , hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 november 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 20 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Op het tijdstip van 9:00 uur zijn gehoord:
- de minderjarige [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de oma moederszijde (hierna te noemen de oma), mw. [naam oma moederszijde] , als informant.
Op het tijdstip van 11:00 uur zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. N. Claassen,
- de stiefvader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. N. Aydoğan-Kütük,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder en de stiefvader.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin, te weten bij de oma (moederszijde).
Bij beschikking van 4 januari 2021 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld tot 9 januari 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 23 september 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de oma moederszijde, verlengd tot 9 januari 2022.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er is een totaalpakket aan hulpverlening ingezet bij [voornaam minderjarige] wegens de traumatische gebeurtenissen die zij heeft meegemaakt. Afgelopen week heeft er een intakegesprek bij Youz plaatsgevonden. Ook is er een jongerencoach betrokken. Het gaat goed met [voornaam minderjarige] , zowel bij de oma thuis als op school. De plaatsing bij de oma thuis is een weloverwogen keuze geweest. Het is immers in het belang van [voornaam minderjarige] om op een veilige plek te verblijven alwaar zij zich verder kan ontwikkelen. Op dit moment is een thuisplaatsing niet haalbaar. [voornaam minderjarige] geeft zelf ook aan dit absoluut niet te willen. In de afgelopen tijd is geprobeerd om de contacten tussen de moeder en [voornaam minderjarige] op te bouwen, maar dit is spaak gelopen. [voornaam minderjarige] heeft aangegeven op dit moment geen contact met de moeder te willen. De jeugdbeschermer heeft - anders dan de moeder - niet het idee dat de oma de contacten tussen [voornaam minderjarige] en de moeder dwarsboomt.

De standpunten

Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat zij de beschuldigingen van [voornaam minderjarige] naar haar toe betwist. [voornaam minderjarige] zou wellicht terug naar huis kunnen, maar dan wel onder de voorwaarden van de moeder. Het pijnpunt bij de moeder is gelegen in het feit dat [voornaam minderjarige] zeker wil weten dat er geen relatie meer is tussen de moeder en de stiefvader. Dit is iets waaraan moet worden gewerkt. Volgens de moeder is het van belang dat de verwachtingen over en weer naar elkaar worden uitgesproken. De moeder heeft liever dat [voornaam minderjarige] terug naar huis komt dan dat zij nog langer bij de oma verblijft. De moeder zou het ook prima vinden als [voornaam minderjarige] naar een ander pleeggezin gaat, omdat het van belang is dat zij iemand om zich heen heeft die een neutrale rol heeft. De huidige situatie vindt de moeder absoluut onwenselijk. Er zijn al jarenlang conflicten zijn tussen de moeder en de oma. Daarnaast blijkt uit de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming dat de oma [voornaam minderjarige] negatief beïnvloedt. Hoewel uit de pleegzorgscreening is gebleken dat de situatie bij de oma thuis veilig is, heeft de moeder hier haar twijfels over. De opa (moederszijde) verblijft bij de oma, hetgeen zorgelijk is in verband met geweld en het gebruik van verdovende middelen. De moeder is van mening dat het beeld dat de instanties geschetst hebben gekregen anders is dan de realiteit. De moeder maakt zich dan ook ernstig zorgen over de veiligheid van [voornaam minderjarige] bij de oma thuis. Doordat [voornaam minderjarige] bij de oma verblijft, verloopt het contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en de moeder erg moeizaam. De moeder wil echter juist graag blijven werken aan contactherstel met [voornaam minderjarige] zodat op termijn kan worden bezien of een thuisplaatsing mogelijk is.
Door en namens de stiefvader is ter zitting medegedeeld dat de ouders geen verweer voeren ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij zijn het echter niet eens met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de oma. De stiefvader vindt het opvallend dat alles wat [voornaam minderjarige] wil ook daadwerkelijk lijkt te gebeuren. Hij kan het niet geloven dat de pleegzorgscreening bij de oma gelukt is. [voornaam minderjarige] kiest er bewust voor om bij de oma te wonen, omdat het contact tussen de ouders en de oma erg slecht is. De ouders hebben voorgesteld om [voornaam minderjarige] in een neutraal pleeggezin te plaatsen, maar hier is niet naar geluisterd. De stiefvader vindt het zeer zorgelijk dat [voornaam minderjarige] al meer dan een jaar uit huis is geplaatst, maar de hulpverlening nog steeds niet van de grond is gekomen. Er zijn tot op de dag van vandaag geen concrete plannen. Het gezin heeft sinds vorig jaar vervelende gebeurtenissen meegemaakt. Het is fijn dat de broertjes van [voornaam minderjarige] inmiddels weer thuis zijn. De stiefvader wil graag vooruit kijken. Hij respecteert dat [voornaam minderjarige] geen contact met hem wil, maar benadrukt dat de deuren altijd voor haar open zullen blijven staan.
De oma heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij graag het beste wil voor [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] is een lief meisje en de oma staat ervoor open dat [voornaam minderjarige] in ieder geval het komende jaar nog bij haar blijft wonen. De oma zou graag willen bemiddelen tussen [voornaam minderjarige] en de moeder, maar de moeder staat hier niet voor open. De oma benadrukt dat [voornaam minderjarige] haar broertjes graag weer zou willen zien.

De beoordeling

Gelet op het feit dat ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals gesteld in art. 1:255 BW aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling als onweersproken worden verlengd voor de duur van twaalf maanden.
Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er sprake is van een complexe situatie. De band tussen [voornaam minderjarige] en de stiefvader is ernstig verstoord en dit heeft zijn weerslag op de relatie tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Het contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en de moeder verloopt zeer moeizaam. De moeder staat weliswaar – onder voorwaarden - open voor een terugkeer van [voornaam minderjarige] , maar [voornaam minderjarige] wil dit niet zolang de stiefvader betrokken is. Ook als de relatie tussen de moeder en de stiefvader is beëindigd, is deze patstelling niet eenvoudig op te lossen omdat de stiefvader ook in toekomst betrokken zal blijven bij de broertjes van [voornaam minderjarige] . Nog los van de overige, complexe familieproblematiek, maakt het voorgaande dat een thuisplaatsing vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort en de machtiging uithuisplaatsing dus zal worden verlengd.
Over de huidige verblijfplaats van [voornaam minderjarige] bij oma (moederszijde) overweegt de kinderrechter als volgt. Door de moeder en de stiefvader is aangevoerd dat dit geen geschikte plek is wegens de conflictueuze familieverhoudingen en de zorgen over de veiligheid van [voornaam minderjarige] . Ten aanzien van de veiligheid geldt dat de GI geen zorgen heeft over de opvoedsituatie bij de oma thuis. De kinderrechter ziet ook overigens geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat de veiligheid van [voornaam minderjarige] bij oma in het geding is.
Vastgesteld kan worden dat er sprake is van een al langdurend conflict tussen de moeder en haar familie, waaronder oma. Dat het moeder steekt dat [voornaam minderjarige] juist bij oma verblijft, die zij verwijt bij eerdere kinderbeschermingsmaatregelen een kwalijke rol gespeeld te hebben, is begrijpelijk. Dat betekent echter niet dat [voornaam minderjarige] naar een neutraal pleeggezin zou moeten, zoals de ouders willen. [voornaam minderjarige] verblijft bij familie, op een plek die voor haar fijn en vertrouwd is. Haar belang om daar voorlopig te mogen blijven wonen weegt veel zwaarder dan het belang van de ouders om haar in een neutrale omgeving te zien opgroeien. De kinderrechter zal dus bepalen dat [voornaam minderjarige] bij oma moederszijde mag blijven wonen.
De kinderrechter benadrukt met klem dat het van belang is dat er een gesprek wordt gevoerd tussen [voornaam minderjarige] en de moeder over de wederzijdse verwachtingen. Om dat gesprek te kunnen voeren is contactherstel noodzakelijk en het is van belang dat hier in de komende periode op wordt ingezet.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 9 januari 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij oma moederszijde, tot 9 januari 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2021 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Beenakker als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.