Uitspraak
1.de vennootschap onder firma [naam] VOF, gevestigd te [plaats] ,
[naam eiser 2], wonende te [woonplaats] ,
[naam eiser 3], wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 augustus 2021 een verzoek tot verschoning toegewezen. De rechter, mr. R.R. Roukema, die als handelsrechter de zaak behandelde, had de procedure naar het kanton verwezen. Na de verwijzing hebben de eisers, een vennootschap onder firma en twee natuurlijke personen, aangegeven dat zij liever een andere rechter willen en verzochten om een nieuwe mondelinge behandeling. Dit verzoek werd gedaan in het kader van een huurzaak, die door de rechter als zodanig was gekwalificeerd. De rechter heeft op 17 augustus 2021 een schriftelijk verzoek tot verschoning ingediend, waarbij hij de vrees uitsprak dat zijn onpartijdigheid in het geding zou kunnen komen door de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank heeft de aangevoerde omstandigheden van de rechter beoordeeld en vastgesteld dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve vooringenomenheid. Echter, de rechtbank oordeelde dat de vrees voor objectieve onpartijdigheid gerechtvaardigd was, gezien de zelf ingediende verschoningsverzoek door de rechter. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek tot verschoning moest worden toegewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer voor verschoningszaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd ondertekend door de griffier.