ECLI:NL:RBROT:2021:13138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
6 januari 2022
Zaaknummer
10/810099-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 maart 2020 in Rotterdam samen met anderen een tas heeft weggenomen van een 65-jarige vrouw, waarbij geweld is gebruikt. De verdachte heeft de tas met inhoud, waaronder persoonlijke bezittingen van het slachtoffer, weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die letsel heeft opgelopen, zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en heeft zich in het verleden gehouden aan voorwaarden van toezicht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 854,27 aan de benadeelde partij toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade, samen met haar mededaders. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/810099-20
Datum uitspraak: 3 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
thans verblijvende op het adres:
[verblijfadres] , [postcode] [plaats] ,
raadsman mr. G.E. van der Pols, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 21 april 2021 en 19 november 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het ten laste gelegde “mes”;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal melden op afspraken met de reclassering en zich zal laten behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, alsmede oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Partiële vrijspraak (mes)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde ”mes” niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Het feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 2 maart 2020 te Rotterdam op de openbare weg, te weten de [plaats delict] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een tas (met inhoud onder meer huissleutels en een mobiele telefoon en een kaart van Buurtwerk met een speld en een OV-kaart en een portemonnee (met inhoud onder meer een rijbewijs en een bankpas en een Rotterdampas en een geldbedrag)), in elk geval enig goed, dat geheel aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd, vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- ( met kracht van achteren) aan die tas van die [naam slachtoffer] te trekken, waardoor die [naam slachtoffer] op de grond viel en
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, aan die tas van die [naam slachtoffer] te trekken, terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag en
- een schaar, althans een scherp of puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer] te tonen en
- die [naam slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Laat los, laat los", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een brutale straatroof met geweld op de openbare weg en op klaarlichte dag. Het slachtoffer is een dame van 65 jaar, die door de straatroof lelijk ten val is gekomen en hierdoor letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. Het is een feit van algemene bekendheid dat personen die op dergelijke wijze overvallen worden daar vaak nog lange tijd psychische klachten en een angstig gevoel aan overhouden, hetgeen ook naar voren komt uit de slachtofferverklaring van aangeefster. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij aan deze gevolgen voorbij is gegaan. Het bewezenverklaarde feit getuigt van een groot gebrek aan respect voor andermans eigendommen en het emotioneel welbevinden van het slachtoffer. De in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid zijn door het handelen van de verdachte versterkt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 november 2021. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat het toezicht dat was opgelegd in het kader van een voorwaardelijke schorsing, de afgelopen periode goed is verlopen. De verdachte houdt zich aan de meldplichtafspraken en sinds november 2020 volgt zij een behandeling bij de Waag. In de gesprekken in het kader van de behandeling stelt de verdachte zich open op en is zij gemotiveerd om te werken aan haar emotieregulatie en copingsvaardigheden. De reclassering merkt op dat het voortzetten van het huidige toezicht hen niet nodig lijkt en zij geen noodzaak zien om over te gaan tot het inzetten van interventies. Daarnaast ontvangt de verdachte begeleiding vanuit Stichting Timon in het kader van het contact met Enver (pleegzorg) en de voogd van de William Schrikker Groep (jeugdzorg). De verdachte wordt door de ambulant begeleider van Stichting Timon beschreven als erg zelfstandig en iemand die haar zaakjes zelf kan regelen. De verdachte heeft een eigen woning toegewezen gekregen en zal zij hier per 19 november 2021 naar overgaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter - zoals ook door de officier van justitie is gevorderd - afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, gelet op de hiervoor vermelde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank merkt in dat verband nog het volgende op. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] : ter zake van het ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 204,27 aan materiële schade en een vergoeding van € 650,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
8.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 2 maart 2020.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ter zitting is door de verdediging verzocht bij oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht geen gijzeling toe te passen in verband met het beschermingsbewind waar de verdachte onder staat. De rechtbank merkt hier het volgende over op. Art. 6:4:20 lid 3 Wetboek van Strafvordering bepaalt dat geen toepassing gegeven wordt aan gijzeling in geval van betalingsonmacht. Voor zover de verdachte ten tijde van de executie nog onder bewind staat kan zij een beroep op betalingsonmacht doen.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 854,27, vermeerderd met de wettelijke rente.
Oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 93 (drieënnegentig
) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 854,27 (zegge: achthonderdvierenvijftig en zevenentwintig cent), bestaande uit € 204,27 aan materiële schade en € 650 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 2 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 854,27 (hoofdsom, zegge: achthonderdvierenvijftig en zevenentwintig cent,)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 854,27 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
17 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat de schadevergoedingsmaatregel in termijnen mag worden voldaan;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en C.C. Peterse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 2 maart 2020 te Rotterdam op of aan de openbare weg, te weten de [plaats delict] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (met inhoud onder meer huissleutels en/of een mobiele telefoon en/of een kaart van Buurtwerk met een speld en/of een OV-kaart en/of een portemonnee (met inhoud onder meer een rijbewijs en/of een bankpas en/of een Rotterdampas en/of een geldbedrag)), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- ( met kracht van achteren) aan die tas van die [naam slachtoffer] te trekken, waardoor die [naam slachtoffer] op de grond viel en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal, aan die tas van die [naam slachtoffer] te trekken, terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag en/of
- een mes en/of een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [naam slachtoffer] te tonen en/of
- die [naam slachtoffer] de woorden toe te voegen: "Laat los, laat los", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;