Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het exploot van dagvaarding van 3 maart 2021, met producties;
- het herstelexploot van 22 maart 2021 waarbij alsnog de juiste aanzegging is vermeld en is opgeroepen voor rolzitting van 31 maart 2021;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de brieven van 17 juni 2021 en 17 september 2021 van deze rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 27 oktober 2021;
- de brieven van 18 oktober 2021 van deze rechtbank, waarbij de rechtbank op basis van artikel 22 Rv partijen opdracht heeft gegeven bepaalde stukken in het geding te brengen;
- het emailbericht van 22 oktober 2021 van deze rechtbank, waarbij de mondelinge behandeling van 27 oktober 2021 in overleg met partijen is vervroegd van 13:00 uur naar 09:00 uur;
- de akte overlegging producties 9 en 10 namens [gedaagde] ;
- de akte overlegging producties 11 en 12 namens [gedaagde] ;
- de akte overlegging producties 13 tot en met 17 namens [eiser] ;
- de akte overlegging productie 18 namens [eiser] ;
- de door partijen ingezonden stukken naar aanleiding van de brieven van de rechtbank van 18 oktober 2021;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 27 oktober 2021 en de daarin genoemde spreekaantekeningen van partijen ten behoeve van de mondelinge behandeling.
2..De feiten
het geld dat je van me geleend hebt en hoe we dat afwikkelen”. [gedaagde] heeft niet op deze brief gereageerd.
3..Het geschil
[eiser]
i) [gedaagde] te veroordelen om € 97.063,79 te voldoen aan [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2020, althans een in goede justitie te bepalen datum, tot de dag van volledige betaling;
ii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten ex artikel 706 Rv ad € 5.181,87, althans een goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 8e dag na betekening van het in deze te wijzen vonnis, tot de dag van volledige betaling;
iii) [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 8e dag na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis tot de dag van volledige betaling;
iv) [gedaagde] te veroordelen in de nakosten die na het in deze zaak te wijzen vonnis zullen ontstaan.
indien de affectieve relatie van schuldenaar met de heer [eiser] wordt beëindigd” waarna het uitgeleende bedrag direct opeisbaar was.
minimaal” € 50.728,61 bedraagt en kan oplopen tot de volledige overwaarde van het appartement van [gedaagde] . Artikel 4.3 van leningsovereenkomst-II bepaalt dat ingeval “(…)
schuldenaar en schuldeiser een samenlevingscontract, geregistreerd partnerschap of huwelijk aangaan, dan zal 50% (zegge: vijftig procent) van alle op dat moment uitstaande leningen, inclusief de lening verstrekt op 30-09-2019 ten behoeve van de herfinanciering en verbouwing van de woning aan de[adres [gedaagde] ]
, worden beschouwd als kosten van het voeren van een gezamenlijke huishouding, ongeacht of de lening voor deze doeleinden is gebruikt. Het restant van de leningen zal worden beschouwd als inbreng van schuldeiser in de woning gelegen aan de[adres [gedaagde] ]”. Verder bepaalt leningsovereenkomst-II, net als leningsovereenkomst-I, dat de lening een looptijd heeft van twee jaar, zij eindigt indien de affectieve relatie van schuldenaar met de heer [eiser] wordt beëindigd en dat het uitgeleende bedrag, inclusief het eerder uitgeleende bedrag van € 21.622,70, direct opeisbaar is. Na 31 maart 2020 is de lening verder opgelopen tot een bedrag van € 75.441,62, aldus [eiser] .
4..De beoordeling
En voor de duidelijkheid, ik wil geen geld of spullen terug van je. Het enige wat ik terug wil is je hart. En alles heb ik je met al mijn liefde gegeven”(3 okt. 2020), “
Dus ik zal nooit van je vragen om iets terug te betalen. Wat ik heb gegeven, heb ik je met mijn hart gegeven”(email van 15 okt. 2020) en “
Hoe dan ook, ik heb je altijd alles uit pure liefde gegeven en zal nooit iets terug willen, alleen jou” (18 okt. 2020). Daarnaast heeft [gedaagde] de echtheid van de door [eiser] overgelegde leningsovereenkomsten betwist, erop gewezen dat leningsovereenkomst-I niet is getekend en heeft zij stellig betwist dat zij leningsovereenkomst-II heeft getekend.
Maar alles bij elkaar moet ik jou straks 7000 terugbetalen”, is de reactie van [eiser] “
Nee joh” weggelaten. Ter zitting is van de zijde van [eiser] desgevraagd aangegeven dat de volledige WhatsApp-correspondentie niet geheel is overgelegd omdat dit qua omvang te omvangrijk zou zijn en dat er daarom met zoektermen is gewerkt en er een selectie is gemaakt.