ECLI:NL:RBROT:2021:13123

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
627332 / HA RK 21-1212
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoeken tegen rechters in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 december 2021 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechters mr. A.J.L.M. van der Wildt en mr. G.A. Vriezen. Het verzoek tot wraking werd ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A.M. Lem, in het kader van een lopende procedure tegen [naam vennootschap] B.V. De verzoeker stelde dat de rechters hem ten onrechte de mogelijkheid hadden onthouden om getuigen te horen over zijn werkzaamheden als Manager Productmanagement. Hij betoogde dat de beslissing van mr. Vriezen om het verzoek tot het opnieuw horen van getuigen af te wijzen, onbegrijpelijk was en dat het proces-verbaal van de zitting niet voldeed aan de eisen van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feitelijke grondslag was voor het wrakingsverzoek tegen mr. Van der Wildt, aangezien deze geen bemoeienis had met de beslissing van 15 oktober 2021. Wat betreft mr. Vriezen oordeelde de wrakingskamer dat de door de verzoeker aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter in beginsel wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat een tussenbeslissing in een procedure niet kan leiden tot een wrakingsverzoek.

Uiteindelijk heeft de rechtbank beide wrakingsverzoeken afgewezen, waarbij de beslissing openbaar is uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters in aanwezigheid van de griffier. De zaak benadrukt het belang van transparantie en de noodzaak voor verzoekers om voldoende bewijs te leveren voor claims van vooringenomenheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 627332 / HA RK 21-1212
Beslissing van 13 december 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. M.A.M. Lem,
strekkende tot wraking van:
mr. A.J.L.M. van der Wildt, senior-rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1;
en
mr. G.A. Vriezen,rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Rotterdam.

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Tussen verzoeker en [naam vennootschap] B.V. is een procedure aanhangig met zaaknummer 8298031.
Op 15 januari 2021 is in deze procedure door mr. Van der Wildt een tussenbeschikking gewezen waarin is bepaald dat verzoeker is toegelaten tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat zijn oude functie Manager Productmanagement als uitwisselbaar met de functie Manager LCE moet worden beschouwd.
Op 7 april 2021 heeft mr. Van der Wildt een begin gemaakt met het getuigenverhoor van [naam verzoeker] en vervolgens heeft hij bepaald dat [naam verzoeker] aan de hand van een vragenlijst zal worden gehoord. Bij brief van 14 april 2021 heeft mr. Van der Wildt vervolgens beslist dat bij de beoordeling of sprake is van inwisselbaarheid van functies uitgegaan dient te worden uitgegaan van de situatie per 1 oktober 2018. Vragen aan getuigen die betrekking hebben op de periode voorafgaand aan die datum heeft mr. Van der Wildt niet toegelaten.
Op 21 april 2021 is door mr. Van der Wildt besloten dat de getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van rechter-plaatsvervanger mr. Vriezen. Daarbij is bepaald dat mr. Van der Wildt dan wel mr. Vriezen op voorhand zal aangeven of een vraag al dan niet zal worden toegelaten. Ook is bepaald dat aanvullende vragen van partijen door de rechter kunnen worden belet.
1.2
Bij brief van 28 september 2021 heeft mr. Lem namens verzoeker een verzoek gedaan om de reeds gehoorde getuigen [naam verzoeker] , [naam getuige 1] en [naam getuige 2] nogmaals op te roepen om hen te doen horen over hetgeen verzoeker wordt aangeduid als ‘het MCK traject’. Mr. Vriezen heeft dat verzoek ter zitting van 15 oktober 2021 afgewezen.
1.3
Bij brief van 20 oktober 2021 heeft mr. Lem namens verzoeker de wraking verzocht van de rechters mr. Van der Wildt en mr. Vriezen.
1.4
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven zaak.
1.5
Verzoeker en de rechters zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld. De rechters zijn in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechters hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
1.6
Ter zitting van 29 november 2021 waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verzoeker en zijn advocaat, mr. Lem, en mr. Vriezen verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
Verzoeker is van mening dat rechter-plaatsvervanger Vriezen en kantonrechter Van der Wildt hem ten onrechte de mogelijkheid onthouden om de door hem opgegeven getuigen
(nader) te horen over alle door hem in zijn functie van Manager Productmanagement verrichte werkzaamheden, en de omstandigheden waaronder hij die functie heeft verricht. Verzoeker grondt zijn conclusies op de constatering dat de inhoud van de mondelinge beslissing van 15 oktober 2021 onbegrijpelijk is.
Ook is de mondelinge beslissing niet woordelijk weergegeven in het proces-verbaal van de zitting en tevens is niet vermeld op welke datum de schriftelijke uitwerking is vastgesteld, zodat dit niet controleerbaar is voor partijen en de rechter in een volgende instantie. Het proces-verbaal van de zitting van 15 oktober 2021 voldoet derhalve niet aan de eisen die worden gesteld in artikel 30p Rv. Verzoeker heeft er op gewezen dat de rolverdeling tussen de rechters onvoldoende transparant is geweest waardoor onder meer onduidelijk is gebleven wie het proces-verbaal heeft opgesteld. Die gang van zaken is voor verzoeker zozeer onbegrijpelijk dat daardoor geen andere verklaring te vinden is dan dat de beslissing van 15 oktober 2021 van Vriezen en/of Van der Wildt door vooringenomenheid moet zijn ingegeven.
2.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
Mr. Van der Wildt bestrijdt de feitelijke grondslag van het verzoek omdat hij geen bemoeienis heeft gehad met de beslissing van 15 oktober 2021.
Mr. Vriezen stelt zich op het standpunt dat de beslissing die hij op 15 oktober 2021 heeft genomen juist is en dat de beslissing in het proces-verbaal van die zitting, zij het niet woordelijk, maar in gestileerde vorm inhoudelijk juist is opgenomen. Mr. Vriezen betwist dat het proces-verbaal niet naar waarheid is opgemaakt. Mr. Van der Wildt heeft geen bemoeienis gehad met de beslissing en het proces-verbaal. Mr. Vriezen ziet daarom niet in hoe het een en ander bij verzoeker de schijn kan hebben gewekt dat het hem aan onpartijdigheid zou ontbreken, maar hij refereert zich op dat punt aan het oordeel van de wrakingskamer.

3.De beoordeling

3.1
Verzoek tot wraking van mr. Van der Wildt
Zowel mr. Van der Wildt als mr. Vriezen hebben aangegeven dat mr. Vriezen het proces-verbaal van 15 oktober 2021 heeft opgemaakt en dat mr. Van der Wildt daarmee geen bemoeienis heeft gehad. Mr. Vriezen heeft daarbij te kennen gegeven dat dit direct na afloop van de zitting is gebeurd, waarna het proces-verbaal door hem en de griffier is ondertekend. Verzoeker heeft niets aangedragen waaruit het tegendeel zou kunnen blijken. Hierdoor ontbeert het verzoek tot wraking van mr. Van der Wildt elke feitelijke grondslag en zal de wrakingskamer reeds om die reden het verzoek tot wraking van mr. Van der Wildt afwijzen.
3.2
Verzoek tot wraking van mr. Vriezen
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.3
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat mr. Vriezen door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Onderzocht dient te worden of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat mr. Vriezen jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
De wrakingskamer stelt vast dat de gronden die tegen mr. Vriezen zijn aangevoerd, zien op de door een rechter genomen procesbeslissing, namelijk de beslissing tot afwijzing van het opnieuw horen van getuigen op 15 oktober 2021 en het optekenen van die beslissing in een proces-verbaal dat volgens verzoeker niet voldoet aan de eisen van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking, omdat wraking niet als een verkapt rechtsmiddel kan worden aangewend. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over een verzuim om te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de (appel)zaak.
3.6
Een mededeling of beslissing van de rechter dat en waarom een verzoek tot het opnieuw horen van getuigen niet wordt toegewezen is een tussenbeslissing in de procedure tussen verzoeker en [naam vennootschap] B.V. en kan - in beginsel - geen grond vormen voor wraking. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is de uitleg van mr. Vriezen aan verzoeker, mede in het licht van het proces-verbaal van 21 april 2021 - zoals dat hierboven onder 1.1 voor zover van belang is aangehaald -, dat en waarom het verzoek tot het opnieuw horen van getuigen is afgewezen niet onbegrijpelijk en zeker niet zo onbegrijpelijk dat deze een schijn van partijdigheid oproept.
De weergave van de beslissing van de rechter tot het niet opnieuw horen van getuigen in het proces-verbaal van 15 oktober 2021 komt in essentie overeen met hetgeen verzoeker heeft gesteld dat is besproken ter zitting en door de rechter is beslist. Aldus wekt het proces-verbaal evenmin de schijn van vooringenomenheid van de rechter.
3.7
Het verzoek is daarom ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
3.8
De wrakingskamer overweegt dat verzoeker ter zitting van de wrakingskamer beide rechters een gebrek aan transparantie heeft verweten. Daargelaten of deze grond tijdig is ingediend, blijkt uit het hiervoor overwogene dat dit verwijt voor zover het gaat om het opmaken van het proces-verbaal van 15 oktober 2021 niet kan worden gebaseerd op een feitelijke grondslag. Ook anderszins kan evenmin worden geconcludeerd dat sprake is van een zodanige gang van zaken dat het niet anders kan dan dat sprake is van vooringenomenheid van de rechters jegens verzoeker. Dit standpunt van verzoeker kan derhalve niet leiden tot een andere conclusie van de wrakingskamer.

4.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot wraking van
mr. A.J.L.M. van der Wildt;
wijst af het verzoek tot wraking van
mr. G.A. Vriezen.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. A. Verweij en mr. W.J. Roos-van Toor, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 13 december 2021 in tegenwoordigheid van mr. H.E.M. Broeders, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-