Op 20 december 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor dezelfde duur. Dit verzoek is later gerectificeerd naar een machtiging tot uithuisplaatsing voor acht maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader, een vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige]. De moeder heeft een geschiedenis van drugsgebruik en huiselijk geweld, wat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] bedreigt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een thuisplaatsing op dit moment niet in het belang van [voornaam minderjarige] is en dat de moeder eerst moet stoppen met drugsgebruik en inzicht moet krijgen in haar gedrag voordat een thuisplaatsing kan worden overwogen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] goedgekeurd voor een kortere duur dan verzocht, en de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor vier maanden.
De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk een week voor de volgende zitting te rapporteren over de stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.