ECLI:NL:RBROT:2021:13117

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
C/10/628391 / JE RK 21-2943
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 20 december 2021 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking uitgesproken betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor dezelfde duur. Dit verzoek is later gerectificeerd naar een machtiging tot uithuisplaatsing voor acht maanden. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, de vader, een vertegenwoordigster van de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige]. De moeder heeft een geschiedenis van drugsgebruik en huiselijk geweld, wat de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] bedreigt. De kinderrechter heeft geoordeeld dat een thuisplaatsing op dit moment niet in het belang van [voornaam minderjarige] is en dat de moeder eerst moet stoppen met drugsgebruik en inzicht moet krijgen in haar gedrag voordat een thuisplaatsing kan worden overwogen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] goedgekeurd voor een kortere duur dan verzocht, en de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend voor vier maanden.

De kinderrechter heeft de Raad verzocht om uiterlijk een week voor de volgende zitting te rapporteren over de stand van zaken. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/628391 / JE RK 21-2943
datum uitspraak: 20 december 2021

beschikking ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2020 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 9 november 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het gerectificeerde verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 17 december 2021, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 20 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. F. Pool,
- de vader, dhr. [naam vader] , als informant,
- een vertegenwoordigster van de Raad, mw. [naam vertegenwoordigster] ,
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de nicht van de moeder, mw. [naam nicht moeder] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] verblijft samen met haar zus [naam zus minderjarige] in een crisispleeggezin.
Bij beschikking van 5 oktober 2021 is [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 5 januari 2022. De kinderrechter heeft bij die beschikking tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van vier weken.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 15 oktober 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 5 januari 2022.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verzocht voor de duur van twaalf maanden. Tevens heeft de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van twaalf maanden.
De Raad heeft het verzoek tot een machtiging uithuisplaatsing voor de duur van twaalf maanden middels het verzoekschrift van 17 december 2021 gerectificeerd naar een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van acht maanden.
De Raad heeft het gewijzigde verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er bestaan al een lange tijd ernstige zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. Sinds de zwangerschap is er sprake van softdrugsgebruik bij de moeder en vinden er ruzies tussen de ouders plaats waarbij sprake is van huiselijk geweld en politiecontacten. Ook zijn er zorgen over het persoonlijk functioneren van de moeder. De moeder gebruikt hard- en softdrugs, zij kan haar leven niet zelfstandig vormgeven, de woning is vervuild en wegens haar grensoverschrijdende gedrag is zij met justitie in aanraking gekomen. Gebleken is dat de ouders ambivalent zijn ten opzichte van de hulpverlening en dat het hen ontbreekt aan inzicht in de problemen. Voordat een thuisplaatsing mogelijk is dient moeder inzicht te verkrijgen in het effect van haar gedrag en haar persoonlijk functioneren op de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Er is een intensief observatieonderzoek nodig om te beoordelen of en op welke termijn de moeder in staat is om voor [voornaam minderjarige] te zorgen. Er dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan alvorens een thuisplaatsing mogelijk is. Zo dient de moeder in ieder geval langdurig te stoppen met drugsgebruik en is het niet in het belang van [voornaam minderjarige] om te worden blootgesteld aan het delictgedrag van de moeder en huiselijk geweld tussen de ouders. De aanvaardbare termijn voor [voornaam minderjarige] is zes maanden.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen de verzoeken van de Raad. De spoedmachtiging van oktober 2021 is gebaseerd op de verklaringen die [naam zus minderjarige] heeft afgelegd. De zorgen die ter zitting door de Raad naar voren zijn gebracht speelden ook al toen de ondertoezichtstelling in 2020 werd beëindigd. De moeder ontkent zeker niet dat er ruimte is voor verbetering, maar zij vindt het gek dat de zorgen uit het verleden worden opgerakeld terwijl in juli 2020 is geoordeeld dat een ondertoezichtstelling niet langer nodig was. De basale verzorging is goed en dit is bevestigd door zowel de Raad als de GI. De moeder zal zich echter niet verzetten tegen de ondertoezichtstelling en zal de hulpverlening accepteren. De GI heeft aangegeven dat de moeder de afgelopen periode heeft meegewerkt met de hulpverlening en dat er een verbetering zichtbaar is. Er zijn schoonmaakschema’s opgesteld, de moeder werkt mee aan urinecontroles en zij werkt goed samen met Fivoor. De moeder is dan ook van mening dat zij – met intensieve hulpverlening en ondersteuning vanuit het netwerk – zelf voor [voornaam minderjarige] kan zorgen. De ouders hebben een goede relatie. De vader kan de moeder in de opvoeding en verzorging ondersteunen. Doordat [naam zus minderjarige] in een pleeggezin verblijft kan de moeder zich volledig op [voornaam minderjarige] focussen. In de briefrapportage is opgenomen dat [naam zus minderjarige] wel eens haar eigen verhaal van de situatie maakt. De moeder acht het van belang dat hier gedegen onderzoek naar wordt gedaan. De moeder ligt onder een vergrootglas, maar zij verdient een kans. Nu het perspectief bij de moeder ligt, is het van belang dat alles op alles wordt gezet om het hechtingsproces te borgen. De advocaat van de moeder verzoekt de kinderrechter primair het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing af te wijzen. Indien de kinderrechter van oordeel is dat dit niet aan de orde is, wordt verzocht om een deeltijdmachtiging toe te wijzen waarbij [voornaam minderjarige] vijf dagen bij de moeder en twee dagen in het pleeggezin verblijft of vijf dagen in het pleeggezin en twee dagen bij de moeder. Wanneer de kinderrechter toch een machtiging tot uithuisplaatsing verleent, wordt verzocht de machtiging voor de duur van drie maanden toe te wijzen zodat vinger aan de pols kan worden gehouden. Mogelijk is een ouder-kind traject een optie om op korte termijn meer duidelijkheid te krijgen.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij het beste wil voor [voornaam minderjarige] . Er zijn veel dingen gezegd die niet waar zijn. De vader wil graag zijn leven beteren, zodat hij er zo goed mogelijk voor [voornaam minderjarige] kan zijn.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] nog ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Ter zitting is gebleken dat de Raad ernstige zorgen heeft over [voornaam minderjarige] , maar dat de moeder deze zorgen betwist. De moeder zou het liefst zelf voor [voornaam minderjarige] willen zorgen. Gelet op de zeer jonge leeftijd van [voornaam minderjarige] en het feit dat zij volledig afhankelijk is van haar opvoeder(s), is een thuisplaatsing op dit moment echter niet in haar belang. Alvorens [voornaam minderjarige] thuis kan worden geplaatst dient moeder volledig te stoppen met haar drugsgebruik en mag zij niet worden blootgesteld aan het delictgedrag van moeder en het huiselijk geweld tussen de ouders. Binnen de aanvaardbare termijn van zes maanden moet duidelijk worden of het de moeder – met de inzet van intensieve hulpverlening en de betrokkenheid van haar netwerk – lukt om [voornaam minderjarige] een stabiele en gestructureerde opvoedomgeving te bieden, alwaar zij zich veilig kan ontwikkelen. Een deeltijdmachtiging, zoals voorgesteld door de advocaat van de moeder, is op dit moment – wegens het gebrek aan (in)zicht – niet haalbaar.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal [voornaam minderjarige] daarom onder toezicht stellen. Om de maatregel van [voornaam minderjarige] gelijk te laten lopen met de maatregel van haar oudere zus [naam zus minderjarige] , zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlenen voor een kortere duur dan is verzocht. Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De kinderrechter ziet aanleiding de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van vier maanden toe te wijzen en het overig verzochte aan te houden om een vinger aan de pols te houden en op de hieronder te noemen datum te kunnen bezien wat de stand van zaken is. Gezien de zeer jonge leeftijd van [voornaam minderjarige] is het van belang om op korte termijn duidelijkheid te krijgen over de plek waar zij gaat opgroeien.
De kinderrechter verzoekt de Raad uiterlijk een week voorafgaand aan de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren over de laatste stand van zaken (met afschrift aan de GI, de belanghebbende en mr. F. Pool).

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, met ingang van 5 januari 2022 tot 1 november 2022;
wijst ten aanzien van de ondertoezichtstelling het meer of anders verzochte af;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 20 april 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing omtrent het ten aanzien van de machtiging uithuisplaatsing overig verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de belanghebbende, mr. F. Pool en de vader (als informant) in deze zaak zal plaatsvinden op
29 maart 2022 te 10:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de belanghebbende en mr. F. Pool;
gelast de oproeping van de vader, dhr. [naam vader] , als informant tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de Raad uiterlijk een week voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de GI, de belanghebbende en mr. F. Pool) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2021 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Beenakker als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.