ECLI:NL:RBROT:2021:13105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
10/229421-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor schuldheling en meerdere diefstallen met inklimming en valse sleutel

Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd van meerdere feiten, waaronder schuldheling, diefstal met inklimming, verduistering en diefstal met een valse sleutel. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat niet alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele beschuldigingen, maar achtte de onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wel bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich in een periode van enkele maanden schuldig had gemaakt aan twee woninginbraken, verduistering en diefstallen met een valse sleutel, wat niet alleen materiële schade veroorzaakte, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweegbracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De opgelegde straf was passend gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/229421-21
Datum uitspraak: 23 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. H.E. Borgman, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4, 5, 6 en 7 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 4 ten laste gelegde stelen van geldbedragen door te betalen met de pinpas van aangeefster [naam slachtoffer 1] is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte degene is geweest die de onder 1 primair en 7 primair ten laste gelegde inbraken in respectievelijk een garage en een woning heeft gepleegd en dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Voorts is de officier van justitie van mening dat de verdachte ook degene is geweest die de tas met inhoud van aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft gestolen, zodat het onder 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtijgend bewijs voorhanden is om tot de conclusie te komen dat de verdachte degene is geweest die de onder 1 primair en 7 primair ten laste gelegde inbraken heeft gepleegd. Wat betreft het onder 3 primair ten laste gelegde geldt dat uit de aangifte niet blijkt dat de tas is gestolen; deze kan ook – gelet op de staat van de aangeefster – door haar zijn verloren. De verdachte dient dan ook van genoemde beschuldigingen te worden vrijgesproken.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 7 subsidiair ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling. De verdachte heeft weliswaar ter terechtzitting verklaard dat hij de telefoon van het merk Samsung aan Used Products te Vlaardingen heeft verkocht, maar er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden hebben redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die telefoon van diefstal afkomstig was.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 primair, 3 primair en 7 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de verdachte ter zitting verklaard dat hij wel een tas en laptop heeft meegenomen, maar dat hij niet in de woning is geweest omdat hij deze goederen via het openstaande raam onder zijn bereik heeft gebracht.
Verder heeft de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 5 ten laste gelegde feit. De verdachte heeft ontkend tussen 1 en 2 oktober 2020 te hebben ingebroken in de woning van aangever [naam slachtoffer 2] . De vingerafdruk die is aangetroffen op de ducttape op een stok die zich bij de woning bevond, kunnen worden verklaard door het gegeven dat de verdachte wel eens in de buurt heeft gevist, door het park heeft gelopen en ook in de buurt heeft geslapen.
De verdediging is van mening dat de rechtbank ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2 primair (alleen de diefstal), 3 subsidiair en 6 ten laste gelegde feiten tot een bewezenverklaring kan komen op basis van de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden.
4.3.2.
Beoordeling
Feit 2 primair
Aangever [naam slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij toen hij op 2 augustus 2020 naar beneden kwam in zijn woning, ontdekte dat de onder meer laatjes van een kastje in de hal openstonden.
Dat betekent dat de verdachte dus wel degelijk de woning is ingeklommen en vervolgens de goederen heeft weggenomen.
Feit 5
Aangever [naam slachtoffer 2] heeft verklaard dat in de nacht van 1 op 2 oktober 2020 is ingebroken in zijn woning en dat er meerdere goederen uit zijn woning zijn weggenomen. In de woning van aangever heeft vervolgens een forensisch onderzoek plaatsgevonden waarbij aan de voorzijde van de woning, nabij de voordeur, een metalen uitschuifbare steel met aan de bovenzijde een met ducttape bevestigde garderobehaak werd aangetroffen. De verbalisant merkt met betrekking tot deze steel op dat deze vermoedelijk is gebruikt om te ‘hengelen’ en de rechtbank begrijpt daaruit dat deze steel kennelijk werd gebruikt om toegang tot de woning te forceren. Tijdens het sporenonderzoek werd op de plakzijde van de ducttape een vingerafdruk aangetroffen. Vervolgens heeft een vergelijkend onderzoek plaatsgevonden aan de aangetroffen vingerafdruk en dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie op een persoon, te weten de verdachte. Dit gegeven schreeuwt om een verklaring van de verdachte. De rechtbank acht de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de verdachte, dat hij wel eens in Maassluis is geweest om onder meer te vissen en dat op die manier zijn vingerafdruk daar terecht kan zijn gekomen, niet aannemelijk. Een plausibele verklaring van de verdachte voor de aanwezigheid van zijn vingerafdruk op de plakzijde van de ducttape waarmee een garderobehaak op de metalen uitschuifbare steel was bevestigd, ontbreekt dan ook.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte degene is geweest die in de woning van aangever [naam slachtoffer 2] heeft ingebroken en de op de tenlastelegging genoemde goederen heeft weggenomen.
Voorts is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de onder 1 subsidiair, 3 subsidiair en 6 ten laste gelegde feiten en volstaat ten aanzien van deze feiten, mede gelet op het standpunt van de verdediging, met een verwijzing naar de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair.
hij op 27 juli 2020 te Spijkenisse, boormachines voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 2 augustus 2020 te Maassluis een bankpas, een paspoort, tassen, een spaarpot, camera accessoires, een laptop, een stuk gereedschap, een geldbedrag van € 50,00, een ov-chipkaart, een toegangspas, computeraccessoires en een notitieboek, die aan [naam slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
3 subsidiair.
hij in de periode van 29 augustus 2020 tot en met 22 september 2020 te Vlaardingen opzettelijk een identiteitskaart, een rijbewijs, een telefoon en een boek, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , en welk
egoederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op 29 augustus 2020 te Vlaardingen geldbedragen van in totaal € 92,66, die aan [naam slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas van die [naam slachtoffer 1] ;
5.
hij in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 2 oktober 2020 te Maassluis een geldbedrag (van in totaal € 500,00), een horloge, portemonnees (met inhoud), tassen, een zonnebril, make-up producten en waardebonnen, die aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
6.
hij op 9 oktober 2020 te Vlaardingen een geldbedrag van in totaal € 13,85, dat aan [naam slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas van die [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De kennelijke verschrijvingen in de bewezen verklaarde tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. subsidiair.
schuldheling;
2 primair.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
3 subsidiair.
verduistering;
4.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
5.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
6.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich in een periode van enkele maanden schuldig gemaakt aan twee woninginbraken, aan verduistering door een rugtas met inhoud die de verdachte op straat had gevonden onder zich te houden en aan twee diefstallen met een valse sleutel door onbevoegd met de pinpas van een ander te pinnen. Eén van deze pinpassen had de verdachte weggenomen tijdens één van de twee woninginbraken en de andere pinpas zat in de rugtas die de verdachte had verduisterd.
Dergelijke feiten veroorzaken materiële schade en hinder voor de benadeelden. Daarnaast geldt voor woninginbraken dat de bewoners in hun persoonlijke levenssfeer worden aangetast, nu een woning bij uitstek een plaats is waar men zich veilig hoort te kunnen voelen. Bovendien brengen de bovenstaande feiten in het algemeen gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van twee boormachines. De verdachte had deze boormachines onder een valse naam verkocht aan Used Products, zodat hij weer wat geld had. De verdachte heeft op deze manier geprofiteerd van een misdrijf.
De verdachte heeft door het plegen van deze feiten er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft zich enkel laten leiden door financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Uit het rapport is gebleken dat de verdachte geen hulpvraag heeft. De verdachte zegt na detentie weer aan de slag te kunnen bij zijn werkgever en weer te kunnen gaan wonen in de woning waar de verdachte voor detentie verbleef. Ook de reclassering ziet op basis van de gegeven informatie geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert dan ook om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een taakstraf. De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht te boven gaat. Gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en gelet op het feit dat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank wel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de een gevangenisstraf van acht maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 63, 311, 321 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 3 primair en 7 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en R. van der Hoeven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.W.A. Sonneveld-de Raad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 juli 2020 tot en met 26 juli 2020 te Vlaardingen een of meer stuks gereedschap, een of meer stuks (motor)kleding, een of meer speelgoed/sportartikelen, een navigatiesysteem en/of een communicatieapparaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juli 2020 te Spijkenisse, een of meer boormachines, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 2 augustus 2020 te Maassluis een bankpas, een paspoort, een of meer tassen, een spaarpot, een of meer camera accessoires, een laptop, een stuk gereedschap, een geldbedrag van € 50,00, een ov-chipkaart, een toegangspas, een of meer computeraccessoires en/of een notitieboek, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 21 september 2020 te Vlaardingen,
een paspoort, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 21 september 2020 te Vlaardingen opzettelijk een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij op of omstreeks 29 augustus 2020 te Vlaardingen een tas (met inhoud, waaronder een of meer identiteitspapieren, een bankpas en/of een of meer boeken), een jas en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 29 augustus 2020 tot en met 22 september 2020 te Vlaardingen opzettelijk een identiteitskaart, een rijbewijs, een telefoon en/of een boek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 29 augustus 2020 te Vlaardingen een of meer geldbedragen (van in totaal € 92,66), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas van die [naam slachtoffer 1] ;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 2 oktober 2020 te Maassluis een geldbedrag (van in totaal € 500,00), een horloge, een of meer portemonnees (met inhoud), een of meer tassen, een zonnebril, een of meer make-up prodcuten en/of een of meer waardebonnen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij op of omstreeks 9 oktober 2020 te Vlaardingen een geldbedrag (van in totaal € 13,85), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van de bankpas van die [naam slachtoffer 2] ;
7.
hij op of omstreeks 15 november 2020 te Vlaardingen een of meer portemonnees (met inhoud), een trouwboekje, een camera, een of meer telefoons en/of een geldbedrag van € 50,00, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 november 2020 te Vlaardingen, een telefoon, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof.