ECLI:NL:RBROT:2021:13101

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
10/133792-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doden van een kat in strijd met de Wet Dieren onder invloed van middelen

Op 17 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het doden van zijn kat door de kop met een bijl af te hakken. Dit gebeurde op 20 mei 2021, terwijl de verdachte onder invloed was van alcohol, drugs en medicatie, wat leidde tot een verminderde toerekenbaarheid door een psychose. De rechtbank oordeelde dat het feit in strijd was met artikel 2.10, eerste lid, van de Wet Dieren. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een houdverbod voor dieren en controle op middelengebruik. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het feit had gepleegd en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte werd als gedeeltelijk toerekenbaar beschouwd, gezien zijn psychische toestand en het gebruik van middelen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en een verbod op het houden van dieren. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de zorgwekkende situatie van de verdachte, die geen hulp zocht voor zijn problemen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, met inachtneming van de relevante wetgeving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/133792-21
Datum uitspraak: 17 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [plaats delict] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres,
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [plaats delict]
gemachtigd raadsvrouw mr. S. Bosmans, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, alsmede deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 20 mei 2021, te [plaats delict] , een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoort, te weten een kat, heeft gedood, te weten door met een bijl de kop af te hakken, terwijl er geen sprake was van bedrijfsmatige productie van dierlijke producten of in, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren
(artikel 2.10 Wet Dieren)
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.10, eerste lid, van de Wet dieren
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. Verdachte kent zijn kwetsbaarheid voor de combinatie van medicatie met alcohol en/of verdovende middelen, maar is desondanks deze combinatie blijven gebruiken in de volle wetenschap dat hij daardoor psychotisch kan worden. De psychose is door eigen toedoen ontstaan, en daardoor is verdachte gedeeltelijk toerekenbaar. De rechtbank zal op dit punt nader ingaan bij de bepaling van straf.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 20 mei 2021 heeft de verdachte zijn kat, een weerloos dier dat van hem afhankelijk was, zonder enige aanleiding en/of noodzaak met een hakbijl gedood. Dat is een ernstig strafbaar feit.
Het is waarschijnlijk dat drugsgebruik een grote rol heeft gespeeld bij het tenlastegelegde. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voorafgaand aan het delict twee sixpacks bier, amfetamine en medicatie had gebruikt. Hij heeft verder verklaard dat hij weet dat hij angstig en depressief kan worden als hij naast zijn medicatie alcohol en/of verdovende middelen gebruikt.
De rechtbank acht het zorgelijk dat hij dit weet en toch niet de noodzaak inziet om het alcohol- en middelengebruik te stoppen of op zijn minst sterk te matigen. Ook heeft hij verklaard geen hulp te willen, en dat hij zelf wel bepaalt of hij wel of geen medicatie inneemt. Ook wil hij niet meewerken aan nader onderzoek.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen enkele verantwoording lijkt te nemen voor zijn gedrag en evenmin stappen wil zetten om dit soort gedrag in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank heeft in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 november 2021 gezien dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Psychiater dr. [naam psychiater] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 juli 2021. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte heeft gedeeltelijk meegewerkt aan het onderzoek. Bij de verdachte is ongespecificeerde schizofreniespectrum- of een andere psychotische stoornis en een stoornis in middelengebruik (amfetamine, cocaïne en alcohol) vastgesteld. Ten tijde van het strafbare feit was sprake van een floride psychose. De psychiater adviseert om het tenlastegelegde in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van het amfetamine gebruik is bij de verdachte wel in enige mate de mogelijkheid om hierover te beslissen. Het risico op recidive van agressief en impulsief gedrag als verdachte zonder aanvullende behandeling uit detentie komt wordt door de psychiater als matig ingeschat. De zorgen zijn voornamelijk gelegen in het gebrek aan ziektebesef bij de verdachte waardoor hij niet op eigen initiatief hulp zal zoeken, de psychotische kwetsbaarheid en het middelengebruik. Mogelijke persoonlijkheidsproblematiek en zwakbegaafdheid maken het voor de verdachte moeilijker om zijn gedrag te reguleren. Klinische behandeling en nader onderzoek naar de intelligentie en persoonlijkheid van de verdachte is van belang. De psychiater adviseert om te laten onderzoeken of een zorgmachtiging kan worden afgegeven in het kader van de schakelbepaling artikel 2.3 van de Wet forensische zorg.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 november 2021. De reclassering onderschrijft de diagnose van de rapporteur en verwijst ten aanzien van het onderzoek naar het rapport voor wat betreft de problemen bij verdachte op persoonlijke leefgebieden.
Ten aanzien van de inschatting van het risico op recidive en letselschade wordt dit door de reclassering ingeschat als gemiddeld tot hoog. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert primair om een zorgmachtiging te overwegen. Indien dit (opnieuw) niet haalbaar blijkt, dan adviseren zij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden (met de notie dat dit niet tot slecht uitvoerbaar zal zijn). Antes verslavingszorg heeft aangegeven dat een zorgmachtiging niet haalbaar is omdat dwang bij middelengebruik lastig in te zetten/te behandelen is, daar de motivatie bij betrokkene ontbreekt. De reclassering heeft de casus voor een klinische opname aangemeld bij IFZ. Omdat verdachte niet gemotiveerd is voor een opname en behandeling, kan IFZ geen indicatiestelling afgeven.
De reclassering heeft een aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd, zoals een meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, geen andere huisvesting zonder toestemming van het Openbaar Ministerie, meewerken aan middelengebruik en een houdverbod voor dieren.
Gelet op het sinistere en zorgelijke karakter van het huidige delict, in combinatie met de aanhoudende problematiek op meerdere leefgebieden en de starre houding van verdachte ziet de reclassering echter weinig tot geen mogelijkheden om de risico’s te beperken met bijzondere voorwaarden en/of toezicht. Ook is het problematisch dat er geen indicatie voor opname in een zorginstelling is gegeven.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de conclusies van de psychiater gedragen worden door de bevindingen en door hetgeen ook op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekenbaar geacht.
Gelet op de zorgen die er zijn, het gebrek aan motivatie en de verslavingsproblematiek van de verdachte is het bepalen van de straf niet eenvoudig. De mogelijkheden binnen het strafrecht zijn beperkt door het gebrek aan ziektebesef bij verdachte en de ruime tijd die hij al in voorlopige hechtenis heeft verbleven.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen, gezien het gewelddadige en onbegrijpelijke karakter van het feit. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De verdediging heeft verzocht een (verdere) (on)voorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten en een taakstraf op te leggen.
De reclassering heeft een uitgebreid pakket aan (bijzondere) voorwaarden geadviseerd. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel heeft ook als doel er voor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen.
Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding als bijzondere voorwaarde aan de verdachte als voorwaarde een opname in een zorginstelling en/of ambulante behandeling en/of begeleid wonen op te leggen, omdat de kans van slagen van dergelijke voorwaarden minimaal is, gelet op het gebrek aan motivatie van de verdachte.
De officier van justitie heeft ter zitting naar voren gebracht te willen (laten) onderzoeken of in een ander kader er mogelijkheden zijn om het recidiverisico te beperken.
De rechtbank van oordeel dat de stoornis in het gebruik van middelen via bijzondere voorwaarden door de reclassering dient te worden begrensd en gecontroleerd. Daarnaast zal aan verdachte de bijzonder voorwaarde worden opgelegd dat hij gedurende de proeftijd geen dieren zal houden. De noodzaak voor deze voorwaarde is a. een gevolg uit de aard van het feit en b. de problematiek van verdachte.
Verdachte had in zijn woning open en bloot en bijl aan de muur hangen. Zolang hij drugs en alcohol zal blijven gebruiken, valt opnieuw te vrezen voor psychotische ontregeling en daarmee (mogelijk) gepaard gaande agressie naar mensen en zijn verdere omgeving. Omdat er om die reden ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht, een drugs- en alcoholverbod en een houdverbod voor dieren, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 14e van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2.10 van Wet Dieren.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 48 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zich meldt op zo kort mogelijke termijn na de betekening van het bevel dadelijk uitvoerbaarheid bij de verslavingsreclassering, te bereiken op het
nummer [telefoonnnummer]. Veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak, zolang en op de wijze die de reclassering nader zal bepalen;
2. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd zijn middelengebruik (inclusief alcohol) beperken binnen de grenzen die door de reclassering zullen worden bepaald. Veroordeelde zal
meewerken aan de controleop het gebruik van
alcoholen/of
drugs, en wel op de
wijzeen de
frequentiezoals door de
reclassering nader te bepalen;
3. de veroordeelde zal gedurende de proeftijd
geen dieren houden. Veroordeelde werkt mee aan controle hierop bij huisbezoeken door de reclassering en/of de Landelijke Inspectie Dierenbescherming en/of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en/of de politie.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs M.J.M. Beckhoven en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.V. Wagener, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter, alsmede de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 mei 2021, te [plaats delict] ,
een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen diersoort, te weten een kat,
heeft gedood, te weten door met een bijl de kop af te hakken,
terwijl er geen sprake was van bedrijfsmatige productie van dierlijke producten of
in, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet diern
(artikel 2.10 Wet Dieren)
(art 2.10 lid 1 Wet dieren)