Op 15 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 september 2021 in Rotterdam een vuurwapen en munitie voorhanden had. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Schmit. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank legde een straf op van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het bezit van het vuurwapen en de munitie had bekend. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, waarbij het ongecontroleerd bezit van vuurwapens ernstige gevolgen kan hebben voor de maatschappij en de rechtsorde. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar wel voor andere strafbare feiten. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn gebrek aan huisvesting en de negatieve invloed van zijn sociale netwerk. Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, oordeelde de rechtbank dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met de mogelijkheid van deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling in de toekomst.