ECLI:NL:RBROT:2021:13094

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
10/244857-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met gevangenisstraf

Op 15 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 september 2021 in Rotterdam een vuurwapen en munitie voorhanden had. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M. Schmit. De officier van justitie, mr. A.H.A. de Bruijne, eiste een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de rechtbank legde een straf op van 8 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het bezit van het vuurwapen en de munitie had bekend. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, waarbij het ongecontroleerd bezit van vuurwapens ernstige gevolgen kan hebben voor de maatschappij en de rechtsorde. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar wel voor andere strafbare feiten. De rechtbank nam ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging, waaronder zijn gebrek aan huisvesting en de negatieve invloed van zijn sociale netwerk. Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, oordeelde de rechtbank dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met de mogelijkheid van deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling in de toekomst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/244857-21
Datum uitspraak: 15 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. M. Schmit, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 11 september 2021 te Rotterdam, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º, gelet op art. 2 lid 1 van categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie,
te weten een pistool, Walther P99 AS 9mm, kaliber 9mm en (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op art. 2 lid 2 van categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie, te weten 14 kogelpatronen, S&B Kogelpatroon, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het, op de openbare weg, voorhanden hebben
van een vuurwapen geladen met daarvoor geschikte munitie.
Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens kent geen ander doel dan het toebrengen van ernstige schade aan anderen en/of de maatschappij. Het bezit daarvan brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid teweeg en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Het is algemeen bekend dat vuurwapenbezit niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik ervan, met alle ernstige gevolgen voor anderen. Bovendien zorgt ook reeds het enkele bezit van een vuurwapen in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid, maar wordt dit ook als schokkend ervaren. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het gevaarzettend karakter daarvan, dient daartegen daarom streng te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, maar wel vele malen ter zake van andersoortige feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 november 2021. Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat hulpverlening en begeleiding in vrijwillig kader, ambulant gedwongen kader, een terbeschikkingstelling en een eerder ISD kader tot op heden niet hebben geleid tot een blijvende verbetering zonder justitiecontacten.
Als risicofactoren worden gezien het niet hebben van huisvesting, weinig inzicht in eigen handelen, een negatief sociaal netwerk, de vele justitiecontacten en het gebrek aan vaardigheden buiten de instituties. De verdachte is in de afgelopen jaren veelvuldig niet afsprakentrouw gebleken waardoor essentiële en noodzakelijk begeleiding niet van de grond kwam binnen de meerdere reclasseringstoezichten. Om die reden neemt de reclassering het standpunt in dat hulp- en begeleiding aan de verdachte in een toezichtskader niet toereikend lijkt te zijn en wordt een stringenter kader meer geïndiceerd bevonden. Geadviseerd wordt de verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen. Eventueel kan een WMO aanvraag weer ingezet worden om de verdachte op out-reachende wijze te ondersteunen en hem wederom aan te melden voor een woonvoorziening. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten ter zake van het voorhanden hebben van een vuurwapen op de openbare weg.
De verdediging heeft verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij reclasseringstoezicht. Hiervoor bestaat naar het oordeel van de rechtbank echter geen aanleiding, gelet op de inhoud van het hiervoor weergegeven reclasseringsrapport. Als de verdachte inderdaad gemotiveerd is zijn leven een wending ten goede te geven, ligt de verantwoordelijkheid daarvoor op dit moment bij hemzelf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en W. Korteling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2021.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 11 september 2021 te Rotterdam, een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º, gelet op art. 2 lid 1 van categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie,
te weten een pistool, Walther P99 AS 9mm, kaliber 9mm en/of (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op art. 2 lid 2 van categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie, te weten 14 kogelpatronen, S&B Kogelpatroon, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.