In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Poort6 en twee gedaagden, die sinds 1989 woningen van de stichting huren. De stichting vorderde ontruiming van een woning in Gorinchem na een burgemeestersluiting vanwege de vondst van verdovende middelen. De burgemeester had de woning gesloten na de ontdekking van 0,9 gram cocaïne en 4,1 gram MDMA tijdens een politie-inval. De stichting stelde dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk was ontbonden vanwege deze tekortkomingen, maar de gedaagden betwistten dit en voerden aan dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren.
De kantonrechter oordeelde dat de stichting onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de bodemrechter zou oordelen dat de huurovereenkomst terecht was ontbonden. De rechter benadrukte dat ontruiming een ingrijpende maatregel is en dat de enkele politie-inval niet voldoende was om te concluderen dat de veilige en rustige leefomgeving was aangetast. De gedaagden hadden bovendien een redelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van de drugs en er was geen bewijs van handel of overlast.
Uiteindelijk werd de vordering van de stichting afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten. De rechter concludeerde dat de gedaagden zich niet als slechte huurders hadden gedragen en dat de huurovereenkomst niet ontbonden kon worden op basis van de aangetroffen drugs.