Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 29 november 2021;
- de 21 producties van de vrouw;
- de akte houdende eis in reconventie;
- de 4 producties van de man;
- de mondelinge behandeling op 3 december 2021.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die zich afspeelt in Rotterdam, betreft het een kort geding tussen twee ex-partners die samen een huurwoning bewonen. De vrouw, eiseres in conventie, heeft de man, gedaagde in conventie, verzocht de woning te ontruimen na de beëindiging van hun affectieve relatie in juli 2021. De vrouw beroept zich op een samenlevingsovereenkomst die zij op 15 april 2021 hebben gesloten, waarin is bepaald dat de woning aan haar toekomt in het geval van beëindiging van de samenwoning. De man heeft echter verweer gevoerd en stelt dat er sprake is van een wilsgebrek bij het ondertekenen van de overeenkomst.
De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen. De vrouw heeft gesteld dat zij nergens anders onderdak kan vinden, terwijl de man beweert dat hij tijdelijk bij zijn ouders verblijft. De rechter heeft vastgesteld dat de vrouw een groter belang heeft bij het gebruik van de woning, mede gezien de onhoudbare situatie die is ontstaan door de houding van de man. De man heeft de vrouw een onveilig gevoel gegeven door onder andere de kabels van de koelkast door te knippen en benzine in de berging te plaatsen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de man binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning moet ontruimen en dat hij zich moet uitschrijven op het huuradres. De vrouw is verplicht om de huur en vaste lasten te betalen vanaf het moment van ontruiming. De vorderingen van de man in reconventie zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.