In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres vorderde onder andere de teruggave van 20 stempels met onderslagen en een schadevergoeding voor verrichte werkzaamheden. De eiseres stelde dat er een huurovereenkomst bestond tussen haar en [gedaagde 1] voor het gebruik van de stempels, terwijl [gedaagde 1] dit betwistte. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2021 zijn beide partijen gehoord, waarbij de kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen huurovereenkomst was, omdat niet was komen vast te staan dat er een tegenprestatie was afgesproken voor het gebruik van de stempels. De kantonrechter heeft wel geoordeeld dat de eiseres recht had op vergoeding voor de opname ten behoeve van schadebeperkende werkzaamheden en de kosten van een constructeur. Uiteindelijk is de vordering van de eiseres tot terugbetaling van de stempels toegewezen, maar het aantal stempels werd vastgesteld op 7 in plaats van 20. De kantonrechter heeft [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.987,20 aan hoofdsom en € 360,68 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is [gedaagde 1] veroordeeld tot teruggave van de 7 stempels met een dwangsom voor het geval van niet-nakoming.