ECLI:NL:RBROT:2021:13065

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 december 2021
Publicatiedatum
3 januari 2022
Zaaknummer
10/066195-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de rechtmatigheid van de aanhouding van demonstranten van Extinction Rebellion in Rotterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 december 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een lid van Extinction Rebellion, die op 9 maart 2021 deelnam aan een manifestatie in Rotterdam. De verdachte werd beschuldigd van het blokkeren van de rijbaan door op een voetgangersoversteekplaats te zitten, wat in strijd zou zijn met een door de burgemeester opgelegd voorschrift op basis van de Wet openbare manifestaties (WOM). De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van zes afzonderlijke eenmansprotesten, maar van een gezamenlijke manifestatie met zes deelnemers, waardoor de WOM van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de politie terecht had ingegrepen, omdat de verdachte de doorgang op de rijbaan blokkeerde, wat gevaarlijke verkeerssituaties kon veroorzaken. De verdediging voerde aan dat de aanhouding onrechtmatig was en dat de politie niet proportioneel had gehandeld, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan het overtreden van de WOM, maar er werd geen straf opgelegd, gezien de vreedzame aard van de demonstratie en de omstandigheden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/066195-21
Datum uitspraak: 31 december 2021
Tegenspraak
Verkort vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw J. van Lunen, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 december 2021. Na sluiting van het onderzoek heeft de kantonrechter op verzoek van de verdediging bepaald dat schriftelijk vonnis wordt gewezen, waarvan de uitspraak is bepaald op 31 december 2021.

2..Procesverloop en tenlastelegging

Aan de verdachte is op 17 maart 2021 een strafbeschikking opgelegd in verband met overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De verdachte heeft hiertegen verzet aangetekend. Op 19 juli 2021 is aan de verdachte een gewijzigde strafbeschikking opgelegd in verband met overtreding van artikel 11 lid 1 onder b van de Wet openbare manifestaties. Vanwege het ingestelde verzet is de verdachte opgeroepen voor de zitting bij de kantonrechter. De tekst van de tenlastelegging zoals opgenomen in de oproeping is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van hetgeen ten laste is gelegd;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 200,-.

4..Geldigheid oproeping

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de oproeping nietig is. De tenlastelegging in de oproeping is onvoldoende feitelijk omdat niet is opgenomen in strijd met welk voorschrift en/of welke beperking de verdachte heeft gehandeld. Evenmin bevat de tenlastelegging voldoende concreet op welke wijze de verdachte de rijbaan heeft geblokkeerd.
4.2.
Beoordeling
In de tekst van de tenlastelegging is aangegeven dat de verdachte heeft gehandeld in strijd met een door de burgemeester op grond van artikel 5 lid 1 van de Wet openbare manifestaties gesteld voorschrift of beperking, omdat de verdachte de rijbaan heeft geblokkeerd door op een voetgangersoversteekplaats te gaan zitten. Tegen de achtergrond van het besluit van de burgemeester inhoudende een ‘bewijs van kennisgeving voor de manifestatie aandacht vragen voor de klimaatcrisis op 9 maart 2021’, welke manifestatie de verdachte samen met onder meer haar medeverdachten heeft georganiseerd en waaraan de verdachte heeft deelgenomen, met daarin opgenomen onder meer de beperking dat rijbanen niet geblokkeerd mogen worden, is de tenlastelegging voldoende gedetailleerd en concreet met betrekking tot hetgeen de verdachte wordt verweten en ook welk voorschrift of beperking de verdachte heeft overtreden.
4.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen.

5..Beoordeling bewijs en bespreking van verweren

5.1
Inleiding
De kantonrechter stelt voorop dat de vrijheid om te demonstreren een fundamenteel recht is. Dat recht wordt gewaarborgd in de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM). Uit deze bepalingen volgt dat de vrijheid om te demonstreren mag worden onderworpen aan beperkingen of sancties die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van (onder meer) de openbare veiligheid en het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten.
De Wet openbare manifestaties (WOM), een wet in formele zin, behelst de wettelijke bepalingen betreffende het recht tot vergadering en betoging. In artikel 2 van de WOM is bepaald in welke gevallen dat recht kan worden beperkt. De bevoegdheid tot beperking kan slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
Ingevolge het bepaalde in artikel 5 van de WOM kan de burgemeester – naar aanleiding van een kennisgeving – voorschriften en beperkingen stellen.
In artikel 7 van de WOM is bepaald dat de burgemeester de opdracht kan geven een demonstratie terstond te beëindigen onder meer indien in strijd wordt gehandeld met een voorschrift of beperking.
Artikel 11 van de WOM behelst de strafbepaling. In het eerste lid, aanhef en onder b, is onder meer bepaald dat handelen in strijd met een voorschrift of beperking als bedoeld in artikel 5 wordt gestraft met hechtenis of een geldboete.
5.2
Vaststelling van de feiten
Op 6 maart 2021 heeft een contactpersoon van Extinction Rebellion Rotterdam via een mail een Kennisgeving Manifestatie ingestuurd naar de gemeente Rotterdam waarin zij een manifestatie aankondigt op 9 maart 2021 in de stad Rotterdam. Met deze manifestatie wil Extinction Rebellion Rotterdam aandacht vragen voor de klimaatcrisis. De manifestatie wordt gehouden op verschillende locaties in de stad en duurt van 11 uur tot 17 uur. Aan de manifestatie nemen zes personen deel en aangegeven is dat de manifestatie een eenmansprotest betreft. Op de vraag hoe ervoor gezorgd wordt dat de manifestatie ordelijk verloopt, is onder meer ingevuld dat er instructies worden gegeven aan de deelnemers.
Op 9 maart 2021 heeft de contactpersoon bij Extinction Rebellion Rotterdam van de gemeente Rotterdam via de mail een WOM-brief ontvangen met het besluit “Bewijs van kennisgeving” (hierna ook: WOM-brief). In deze brief is aangegeven dat de burgemeester gebruik maakt van de mogelijkheid om op basis van artikel 5 WOM voorschriften en beperkingen te stellen aan de manifestatie ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. De manifestatie is door middel van de kennisgeving bij de politie Rotterdam bekend en als de politie tijdens de manifestatie aanwijzingen geeft, dienen deze te worden opgevolgd door de deelnemers aan de manifestatie. Ook is in de WOM-brief vermeld dat voor aanvang van de manifestatie de deelnemers geïnformeerd moeten zijn over de spelregels en afspraken rondom de manifestatie.
Aan het besluit zijn voorschriften en beperkingen verbonden. Onder meer is bepaald dat maximaal zes personen mogen deelnemen aan de manifestatie, dat het aantal deelnemers per locatie maximaal één bedraagt en dat rijbanen niet geblokkeerd mogen worden.
De verdachte is één van de personen die aan de manifestatie heeft deelgenomen. Met haar namen in elk geval nog drie andere medeverdachten deel aan de manifestatie. De verdachte zat op het Weena ter hoogte van het centraal station op een voetgangersoversteekplaats. Zij had een grote kartonnen kaart om haar nek hangen met de tekst: “Ik ben bang dat ik geen toekomst zal hebben vanwege de klimaatcrisis”. Ook de andere drie deelnemers zaten op een voetgangersoversteekplaats op verschillende locaties in de stad en droegen eveneens een kartonnen kaart met daarop teksten waaruit bleek dat ook zij zich ernstige zorgen maakten over de klimaatcrisis. De politie heeft aan de verdachte tweemaal gevraagd om weg te gaan van de voetgangersoversteekplaats. Toen de verdachte weigerde, is haar gevorderd van de weg af te gaan. De verdachte gaf hieraan geen gehoor en is daarop door de verbalisant van de weg afgehaald. Zij kreeg een waarschuwing dat zij bij een volgende keer dat zij op de voetgangersoversteekplaats plaatsnam, zou worden aangehouden. Toen de verdachte enige tijd later weer werd aangetroffen op de voetgangersoversteekplaats, is zij aangehouden.
Naast de verdachte zijn ook de drie medeverdachten aangehouden.
5.3.
Verweren verdediging
De verdediging heeft een aantal verweren gevoerd, die moeten leiden tot vrijspraak dan wel ontslag van rechtsvervolging. Deze verweren luiden kort en zakelijk weergegeven als volgt.
Primair is aangevoerd dat de verdachte en haar medeverdachten alle vier afzonderlijk protesteerden, maar wel gelijktijdig. Het was geen manifestatie in de zin van de WOM en het protest had evenmin een collectief karakter. Een eenmansprotest valt niet onder het demonstratierecht maar onder de vrijheid van meningsuiting. De WOM was derhalve niet van toepassing, zodat de burgemeester de protesten niet op basis van de WOM kon beperken. Daarom is geen sprake van een strafbaar feit en kan het ten laste gelegde niet leiden tot een veroordeling.
De verdediging stelt subsidiair dat sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding omdat door de aanhouding van de verdachte en haar medeverdachten de protesten de facto zijn beëindigd. Het recht om een demonstratie te beëindigen in de zin van de WOM komt echter uitsluitend toe aan de burgemeester. Uit het dossier blijkt niet dat de burgemeester hiertoe besloten heeft. Daar komt bij dat de politie het verkeerde handelingskader heeft gevolgd, namelijk die van artikel 184 Sr. De verdachte had gewezen moeten worden op het feit dat de burgemeester beperkingen had opgelegd en dat die niet werden gevolgd, want dat was haar niet bekend.
Meer subsidiair is bepleit dat het ingrijpen van de politie onnodig en niet proportioneel was hetgeen een ontoelaatbare inbreuk vormt op het recht op betoging zoals beschermd door de artikelen 10 en 11 van het EVRM. De politie had faciliterend kunnen en moeten optreden door het verkeer te regelen zolang de eenmansactie op de betreffende plek voortduurde.
Tot slot is aangevoerd dat geen sprake is geweest van een blokkade van de rijbaan. De verdachte zat in haar eentje met een protestbord op een voetgangersoversteekplaats maar dat levert nog geen blokkade op. Uit het dossier blijkt niet dat het onmogelijk was om de verdachte te passeren en bovendien zat de verdachte slechts voor een korte periode op de voetgangersoversteekplaats zodat geen sprake is geweest van het blokkeren van de rijbaan. Om die reden dient de verdachte te worden vrijgesproken.
5.4.
Beoordeling
De verdachte en haar drie medeverdachten zijn lid van de beweging Extinction Rebellion. Omdat de manifestatie van de verdachte en haar medeverdachten is gericht op het uiten van een visie op politiek en/of maatschappelijk gebied, dient in beginsel ervan uit te worden gegaan dat de manifestatie van de verdachte en haar medeverdachten een manifestatie is in de zin van de WOM. Alleen eenmansprotesten, die individuele acties betreffen en geen collectief karakter hebben, vallen niet onder de WOM [1] . Daarvan is echter geen sprake. De verdachte en haar medeverdachten hebben met elkaar afgesproken om een manifestatie te houden met betrekking tot de klimaatcrisis en daartoe heeft Extinction Rebellion Rotterdam de manifestatie aangemeld bij de gemeente Rotterdam. Er is op gemeenschappelijk wijze geprotesteerd onder de naam Extinction Rebellion Rotterdam en daardoor is sprake van collectieve uitingen met betrekking tot de klimaatcrisis. Dat de verdachte en haar medeverdachten ervoor hebben gekozen om de manifestatie te houden in de vorm van eenmansprotesten door elk op een andere plek in de stad hun gezamenlijke visie kenbaar te maken, doet daaraan niet af. Er hebben geen zes eenmansprotesten plaatsgevonden maar een protest met zes deelnemers die voorafgaand aan de manifestatie zijn aangemeld. De kantonrechter oordeelt dat de WOM van toepassing is op deze manifestatie. Het primaire verweer wordt dus verworpen.
In de WOM-brief is als beperking opgenomen dat rijbanen niet geblokkeerd mogen worden. Uit de processen verbaal van bevindingen blijkt dat de verdachte midden op de rijbaan op een voetgangersoversteekplaats zat. Bij de eerste keer werd gezien dat een aantal auto’s kwamen aanrijden die voor haar actie moesten stoppen. Gesignaleerd werd dat de rijbaan direct werd geblokkeerd. Bij de tweede keer werd gezien dat een auto voor de verdachte stilstond en dat deze auto zijn weg niet kon vervolgen. Ook werd gesignaleerd dat achter de auto inmiddels meerdere personenauto’s hun weg niet konden vervolgen. Derhalve is sprake geweest van een blokkerende situatie waarbij auto’s moesten stilstaan en uitwijken omdat de verdachte op een voetgangersoversteekplaats zat. Dat het mogelijk was voor auto’s om de verdachte te passeren zoals de verdachte stelt, maakt dit oordeel niet anders. Er was geen onbelemmerde doorgang mogelijk en niet noodzakelijk is dat daarbij sprake is geweest van een totale blokkade.
Dat de verdachte niet langdurig op de voetgangersoversteekplaats heeft gezeten, doet aan het voorgaande niet af. Het is immers niet aan de verdachte te wijten dat zij slechts (tot tweemaal toe) een korte periode op de voetgangersoversteekplaats heeft gezeten maar omdat de politie heeft ingegrepen toen de verdachte bij herhaling weigerde de voetgangersoversteekplaats te verlaten, om te voorkomen dat een gevaarlijke verkeerssituatie of een verkeersinfarct zou ontstaan. Ook dit bewijsverweer wordt verworpen.
In tegenstelling tot hetgeen door de verdediging subsidiair naar voren is gebracht, is geen sprake van een onrechtmatige aanhouding van de verdachte. Redengevend daarvoor is het volgende.
Weliswaar ging de manifestatie van de verdachte en haar drie medeverdachten niet meer door toen zij door de politie werden aangehouden, maar daarmee werd de manifestatie niet beëindigd. Dit geldt temeer omdat slechts vier van de zes (aangemelde) betogers door de politie zijn aangehouden en de manifestatie derhalve feitelijk niet was opgehouden. Een besluit tot beëindiging van de manifestatie door de burgemeester was niet aan de orde en is ook niet gegeven.
Agenten hebben geconstateerd dat de verdachte op de rijbaan zat en dat zij zich niet daarvan op vordering van de politie verwijderde. Daardoor ontstond een verdenking van overtreding van artikel 184 Sr op grond waarvan de politie bevoegd was om de verdachte aan te houden. Dat dit later werd beoordeeld als een overtreding van artikel 5 WOM doet aan de rechtmatigheid van de aanhouding niet af.
De aanhouding door de politie is voorts proportioneel verlopen omdat de verdachte niet direct is aangehouden. Zij heeft tot tweemaal toe de gelegenheid gekregen om eerder van de rijbaan te vertrekken. De verdachte is aangehouden nadat zij niet aan een ambtelijk gegeven bevel heeft voldaan. Dat de politie niet faciliterend is opgetreden door bijvoorbeeld het verkeer te regelen zolang de eenmansactie op de betreffende plek duurde, maakt ook niet dat de aanhouding van de verdachte disproportioneel is verlopen. Immers, in de brief bij het besluit is uitdrukkelijk opgenomen dat als de politie tijdens de manifestatie aanwijzingen geeft, deze dienen te worden opgevolgd door de deelnemers. Dit klemt temeer omdat de verdachte en haar medeverdachten op verschillende plekken in de stad deelnamen aan de manifestatie en van de politie niet gevergd kan worden om op al deze plekken het verkeer te regelen.
Van een inbreuk op de artikelen 10 en 11 van het EVRM is evenmin sprake. De onder 5.2. verkort weergegeven inhoud van de WOM-brief van de burgemeester heeft duidelijk de strekking om in overeenstemming met de artikelen 10 en 11 van het EVRM de vrijheid om te demonstreren te beperken op een wijze die bij de wet (de WOM) is voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van (onder meer) de openbare veiligheid en het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 9 maart 2021 op een plaats en op een manier is gaan demonstreren die niet overeenkomt met de door de burgemeester in de WOM-brief gestelde voorschriften en beperkingen. Het gedrag van de verdachte en de vorm waarin werd betoogd, namelijk het zitten op een rijbaan op een voetgangersoversteekplaats, had kunnen leiden tot wanordelijkheden indien de politie niet had ingegrepen. Het gedrag van de verdachte had immers tot gevaarlijke verkeerssituaties of tot een verkeersinfarct kunnen leiden. Dit klemt te meer omdat de verdachte op een grote doorgaande weg in het centrum van de stad op een voetgangersoversteekplaats had plaatsgenomen en tegelijkertijd ook de drie medeverdachten op vergelijkbare wijze in het centrum van de stad dergelijk gedrag vertoonden omdat zij dit met elkaar hadden afgesproken.
De rechtbank oordeelt dat het ingrijpen van de politie noodzakelijk en proportioneel was.
Uit hetgeen de verdediging heeft betoogd volgt derhalve niet dat sprake is geweest van een ontoelaatbare inbreuk op het recht op betoging.
5.5.
Conclusie
Alle verweren van de verdediging worden verworpen.
5.6.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op of omstreeks 9 maart 2021 te Rotterdam, tezamen en in
vereniging, heeft gehandeld in strijd met een door de burgemeester op grond van
artikel 5 lid 1 Wet openbare manifestaties gestelde voorschrift en/of beperking,
immers heeft verdachte de rijbaan geblokkeerd door op een
voetgangersoversteekplaats, in elk geval op de rijbaan, te gaan zitten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5.7.
Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met een voorschrift of beperking als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties.
Het feit is strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft samen met drie medeverdachten als leden van de beweging Extinction Rebellion in Rotterdam een manifestatie georganiseerd gericht tegen de klimaatcrisis. Zij zijn op verschillende plekken in het centrum van de stad op grote doorgaande wegen op voetgangersoversteekplaatsen gaan zitten met een kartonnen kaart met een tekst waaruit hun bezorgdheid blijkt over de gevolgen van de klimaatcrisis. Zij hebben daardoor een door de burgemeester opgelegde beperking overtreden die noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de manifestatie niet leidt tot gevaarlijke verkeerssituaties of tot een verkeersinfarct. Dat wordt de verdachte aangerekend.
8.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.2.1.
Strafblad
De kantonrechter heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
8.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de kantonrechter hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Aan de verdachte kan worden toegegeven dat sprake is geweest van een vreedzame betoging. Immers, niet blijkt dat de verdachte en haar medeverdachten gewelddadige bedoelingen hebben gehad met de manifestatie. En nadat de verdachte werd aangehouden heeft de politie haar zonder enige vorm van verzet kunnen overbrengen naar het politiebureau.
In artikel 11, eerste lid, aanhef en onder b van de WOM, is onder meer bepaald dat handelen in strijd met een voorschrift of beperking als bedoeld in artikel 5 WOM wordt gestraft met hechtenis of een geldboete.
Hoewel de door de officier van justitie gevorderde straf een redelijke straf is, acht de kantonrechter het raadzaam om te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd. Redengevend hiervoor is dat verdachte op vreedzame wijze heeft gedemonstreerd en dat zij zich bewust is geweest van de impact van haar handelen op de verkeersveiligheid én op haar eigen veiligheid maar dat de angst voor de gevolgen van de klimaatcrisis voor de verdachte groter zijn dan de gevolgen van haar handelen. Daarbij wordt ook meegewogen dat de verdachte door haar aanhouding, voorarrest op het politiebureau en de strafrechtelijke vervolging voldoende is aangepakt.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11 lid 1 aanhef sub b van de Wet openbare manifestaties.

10..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De kantonrechter:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het bewezenverklaarde feit geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, kantonrechter, in tegenwoordigheid van D. Coelers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging zoals opgenomen in de oproeping
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 9 maart 2021 te Rotterdam, al dan niet tezamen en in
vereniging,
heeft gehandeld in strijd met een door de burgemeester op grond van
artikel 5 lid 1 Wet openbare manifestaties gestelde voorschrift en/of
beperking,
immers heeft verdachte de rijbaan geblokkeerd door op een
voetgangersoversteekplaats, in elk geval op de rijbaan, te gaan zitten.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1987/88, 19 427, nr. 8, p. 3.