ECLI:NL:RBROT:2021:13057

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
10/165000-21 / TUL VV: 23/002023-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en andere strafbare feiten met een automatisch vuurwapen

Op 29 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en vernieling. De zaak betreft een incident op 23 juni 2021, waarbij de verdachte met een automatisch vuurwapen op een woning heeft geschoten, terwijl daar drie personen aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op dat moment voorwaardelijk opzet had op de dood van de bewoners, maar sprak hem vrij van poging tot moord, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van voorbedachten rade. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, met inachtneming van de wettelijke rente. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten had gepleegd tijdens de proeftijd. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van vuurwapens en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/165000-21
Parketnummer vordering TUL VV: 23/002023-20
Datum uitspraak: 29 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] [geboortedatum verdachte] 2001 ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ( [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.B.J. ten Have heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de primair onder 1 ten laste gelegde poging moord, het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en de onder 3 ten laste gelegde beschadiging van een woning;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest;
  • gedeeltelijke toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 4] , [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] , vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 23/002023-20.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1: poging moord
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord van de vier personen genoemd in de tenlastelegging.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot moord niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is – indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte de schutter is geweest – geen sprake van voorbedachten rade op de dood van de personen genoemd in de tenlastelegging.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde voorbedachten rade niet wettig en overtuigend is bewezen. Weliswaar bevat het dossier aanwijzingen die wijzen op enige planmatigheid met betrekking tot het handelen van de verdachte, maar uit dit handelen blijkt niet dat de verdachte met voorbedachten rade de personen in de woning van het leven wilde beroven. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van poging tot moord.
4.1.4.
Conclusie
Niet bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord.
4.2.
Bewijswaardering feit 1: poging doodslag
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat ook de poging doodslag niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Er is volgens de verdediging onder meer op basis van de vastgestelde schotbanen, geen sprake van voorwaardelijk opzet bij de schutter op de dood van de bewoners. Niet is vastgesteld dat de personen in de woning zich in de schietbaan bevonden. Er is schuin door de voordeur geschoten, in de richting van de muur. De kans is niet aanmerkelijk dat daar, midden in de nacht, een persoon zou staan. Verder bevat het dossier geen aanwijzingen dat de schutter wist dat er personen in de woning aanwezig waren. De wijze waarop de woning beschoten is, in combinatie met het op de voordeur geplakte briefje met de tekst “dief”, past bij een bedreiging.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft zowel bij de politie als op de terechtzitting geen inhoudelijke verklaring afgelegd. De rechtbank gaat bij het ontbreken van een dergelijke verklaring af op hetgeen zich in het dossier bevindt en stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 23 juni 2021, omstreeks 04:05 uur, is de woning aan de [adres delict] te Rotterdam beschoten. [naam slachtoffer 1] was op dit moment samen met haar twee kinderen ( [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] ) in haar woning aanwezig. Zij sliepen op dat moment en zijn niet gewond geraakt. [naam slachtoffer 3] was niet in de woning aanwezig. [naam slachtoffer 1] , de bewoonster van de woning aan de [adres delict] te Rotterdam, heeft aangifte gedaan van de beschieting op haar woning.
Uit forensisch onderzoek blijkt dat er minimaal 13 keer van een korte afstand met een automatisch vuurwapen is geschoten op de woning. Er werden 13 afgevuurde patroonhulzen aangetroffen. Hierbij zijn in ieder geval 9 kogelinslagen in de voordeur ontstaan. Op de voordeur werd tevens een A4 aangetroffen met daarop het woord “dief!”. Daarnaast zijn er 3 kogelinslagen in het dubbelglas van het (keuken)raam naast de voordeur aangetroffen. In de sponning van dit raam werd een afgevuurd projectiel aangetroffen. Dit projectiel bevond zich in het verlengde van de streepvormige beschadiging in het raamkozijn. In de woning zijn in de radiator, die in de hal van de woning stond, vijf kogelinslagen ontstaan. Op de vloer in de hal zagen verbalisanten donkergekleurd water, dat waarschijnlijk afkomstig was uit de radiator. Boven de radiator werden 4 kogelinslagen in de muur aangetroffen.
De patroonhulzen die zijn aangetroffen op de plaats delict zijn vermoedelijk met één vuurwapen verschoten. Het gaat om hulzen van het kaliber 9 millimeter Luger (9 x 19 millimeter).
Betrokkenheid van de verdachte
Verbalisanten zijn – naar later bleek – de verdachte op 23 juni 2021, omstreeks 04:11 uur, tegengekomen op een onverlichte scooter op de Nieuwe Binnenweg, dichtbij de [adres delict] te Rotterdam. De verdachte ging onderuit met zijn scooter en verbalisanten kwamen ter plaatse. De verdachte had een rugtas bij zich en probeerde weg te rennen. In de tas werd door de verbalisanten een automatisch vuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. Terwijl dit vuurwapen door verbalisanten werd aangetroffen, kregen zij een melding dat er zojuist was geschoten op de woning aan de [adres delict] te Rotterdam. Naast het vuurwapen werd de telefoon van de verdachte in beslag genomen. In de telefoon van de verdachte was een notitie aanwezig met het adres [adres delict] te Rotterdam. Verder bevond zich in de telefoon een chat tussen de verdachte en ene ‘ [naam persoon] ’ waarin ze het hebben over
‘er moet een brief worden geregeld met ‘dief’ erop’en
‘schiet alle kogels eruit’. De verdachte heeft op 23 juni 2021 om 04:06:19 uur een foto gestuurd van een voordeur waar een A4 op hangt met hierop geschreven het woord ‘dief’ en heeft daarna gestuurd
‘nu ratelen’. In de telefoon van de verdachte zijn verder nog afbeeldingen aangetroffen waar onder andere [naam slachtoffer 3] met zijn familieleden op staat. [naam slachtoffer 3] is op deze foto omcirkeld. Daarnaast zijn 8 foto’s aangetroffen met naambordjes en huisnummers waarvan [huisnummer] met naam [naam slachtoffer 1] is omcirkeld. De locatie van de telefoon straalt omstreeks 04:05 uur aan op de [straatnaam] nabij huisnummer [huisnummer] . Er zijn verder nog 6 foto’s in de telefoon van de verdachte aangetroffen van een vuurwapen gelijkend op het vuurwapen dat in de tas van de verdachte is aangetroffen. Uit onderzoek van het NFI blijkt dat het vuurwapen dat is aangetroffen bij de verdachte hoogstwaarschijnlijk ook het wapen is dat is gebruikt bij het schieten op de woning.
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het de verdachte is geweest die op 23 juni 2021, omstreeks 04:05 uur, de woning aan de [adres delict] te Rotterdam heeft beschoten.
Voorwaardelijk opzet
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag dient de rechtbank vervolgens de vraag te beantwoorden of de verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om een of meer bewoners van de woning van het leven te beroven.
Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Er is geen grond de inhoud van het begrip “aanmerkelijke kans” afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Vaststaat dat de verdachte midden in de nacht van een korte afstand met een automatisch vuurwapen minimaal 13 kogels heeft afgevuurd op de voordeur en het (keuken)raam naast de voordeur. Een dergelijk wapen met zo’n kaliber heeft veel impact. Voor de verdachte was zichtbaar dat deze woning een bewoonde woning – en dus niet een leegstaand pand – betrof. In de woning waren ook drie personen aanwezig. Het was midden in de nacht waardoor de kans groot was dat de bewoners thuis waren.
Onder de voorgaande omstandigheden bestond er naar het oordeel van de rechtbank een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat een van de bewoners door de kogels dodelijk zou worden getroffen, mede gelet op de afstand tussen de schutter en de woning. De verdachte heeft zich er niet van vergewist of er op dat moment daadwerkelijk personen in de woning aanwezig waren en waar zij zich bevonden. Vervolgens heeft hij met een automatisch vuurwapen minimaal 13 keer van korte afstand op de woning geschoten. Het voorgaande kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van de in het huis aanwezige personen gericht dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg op de koop toe heeft genomen en daarmee bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de bewoners van de woning aan de [adres delict] te Rotterdam.
Niet bewezen is de poging doodslag op [naam slachtoffer 3] . Hij bevond zich op het moment van de beschieting niet in de woning waardoor sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag, het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en beschadiging van de woning aan de [adres delict] te Rotterdam.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 23 juni 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] , bewoners van een woning gelegen aan de [adres delict] , opzettelijk
van het leven te beroven,
met dat opzet met een (automatisch) vuurwapen (merk CZ, model EVO3 S1)
meermalen op en/of in de richting van die voornoemde woning heeft geschoten (in
welke woning op dat moment voornoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en
[naam slachtoffer 4] aanwezig waren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 23 juni 2021 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet,
geschikt om automatisch te vuren,
van het merk CZ, model EVO3 S1 kaliber 9x19mm
voorhanden heeft gehad;
3
hij op 23 juni 2021 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een
gebouw, te weten (delen van) een woning gevestigd aan de [adres delict] , dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 1]
en/of Woonstad toebehoorde, heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1: poging doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk een gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag, het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen en het beschadigen van een woning. De verdachte heeft ten minste 13 keer met een automatisch vuurwapen op een woning geschoten alwaar een moeder en haar beide zoons lagen te slapen. Dit is een ernstig feit. Door aldus te handelen heeft de verdachte de bewoners doodsangst aangejaagd en een grove inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Slachtoffers van een dergelijk feit ondervinden – zo leert de ervaring – nog lange tijd nadien psychische schade. De eigen woning is een plaats waar iemand zich bij uitstek veilig zou moeten voelen. Bovendien brengen dergelijke feiten veelal gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 oktober 2021. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft – anders dan door de reclassering is geadviseerd – verzocht om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank sluit zich aan bij het rapport van de reclassering en past het volwassenenstrafrecht toe. Er zijn onvoldoende indicaties naar voren gekomen om het jeugdstrafrecht toe te passen. De persoonlijkheid van de verdachte noch diens functioneren maken een pedagogische insteek noodzakelijk.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer 3] , [naam slachtoffer 1] ,
[naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] .
De benadeelde partij [naam slachtoffer 3] vordert een vergoeding van € 11.361,10 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500, - aan immateriële schade.
De benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vordert een vergoeding van € 9.495,53 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.500, - aan immateriële schade.
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] vorderen beide een vergoeding van
€ 3.500, - aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen allemaal geheel dienen te worden toegewezen, met uitzondering van de verhuiskosten en het verlies aan verdienvermogen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] dienen de kosten voor het verblijf in het hotel, de verhuiskosten en de huurauto afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Verzocht wordt om de gevorderde immateriële schade te matigen.
Verder verzoekt de verdediging om de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren en om de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] sterk te matigen.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
[naam slachtoffer 3]
De benadeelde partij [naam slachtoffer 3] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de poging doodslag ten aanzien van hem niet wettig en overtuigend bewezen is.
[naam slachtoffer 1]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De materiële schade zal toegewezen worden tot een bedrag van € 1.064,15 (schade woning:
€ 60,- + verblijf hotel: € 500,- + huurauto: € 467,29 + reiskosten: € 216,42 + parkeerkosten
€ 20,44). De immateriële schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 3.000, -, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[naam slachtoffer 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000, -, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[naam slachtoffer 4]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000, -, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wettelijke rente
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag aan immateriële schade vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 23 juni 2021. Ten aanzien van de materiele schadeposten is geen ingangsdatum van de wettelijke rente gesteld. De rechtbank zal ten aanzien van die schade uitgaan van de datum van indiening van de vordering, te weten 10 december 2021.
8.4.
Conclusie
De benadeelde partij [naam slachtoffer 3] wordt niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 4.064,15, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4] beide een schadevergoeding betalen van € 3.000, -, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 september 2020 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam is de verdachte ter zake van poging diefstal met geweld in vereniging, handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en het medeplegen van opzetheling veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan een gedeelte groot 57 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 oktober 2020.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging en omzetting hiervan in een gevangenisstraf.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen over de vordering tot tenuitvoerlegging.
9.4.
Beoordeling door de rechtbank
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf. De jeugddetentie zal omgezet worden in een gevangenisstraf.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 287, 352 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de primair onder 1 ten laste gelegde poging moord heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de primair onder 1 ten laste gelegde poging doodslag, het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en de onder 3 ten laste gelegde beschadiging van een gebouw, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij
[naam slachtoffer 3]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 4.064,15(zegge: vierduizendvierenzestig euro en vijftien cent), bestaande uit
€ 1.064,15 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 3.000,- vanaf 23 juni 2021 en over het bedrag van € 1.064,15 vanaf 10 december 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2], te betalen een bedrag van
€ 3.000,- (zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij
[naam slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 3.000, -(zegge: drieduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in het resterende deel van hun vorderingen; bepaalt dat dit deel van de vorderingen slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam slachtoffer 1]te betalen
€ 4.064,15(zegge: vierduizendvierenzestig euro en vijftien cent), vermeerderd met de wettelijke rente over het bedrag van € 3.000,- vanaf 23 juni 2021 en over het bedrag van € 1.064,15 vanaf 10 december 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
51 (eenenvijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam slachtoffer 2]te betalen
€ 3.000, - (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[naam slachtoffer 4]te betalen
€ 3.000, - (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 57 (zevenenvijftig) dagen, van de bij vonnis van 1 september 2020 van de meervoudige kamer in Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde jeugddetentie en zet deze om in een gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. D. van Dooren en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat

1..

hij op of omstreeks 23 juni 2021 te Rotterdamter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 3] , althans een ofmeer bewoner(s) van een woning gelegen aan de [adres delict] ,opzettelijk enmet voorbedachten radevan het leven te beroven,met dat opzet met een (automatisch) vuurwapen (merk CZ, model EVO3 S1)meermalen op en/of in de richting van die voornoemde woning heeft geschoten (inwelke woning op dat moment voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] aanwezig waren),terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door meermalen met een (automatisch) vuurwapen (merk CZ, model EVO3 S1) op
en/of in de richting van een woning gelegen aan de [adres delict] (in welke
woning op dat moment voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4]
aanwezig waren) te schieten;
en/of
hij op of omstreeks 23 juni 2021 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
een gebouw, te weten het pand gelegen op of aan de [adres delict] , in elk geval
enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten
aan gemeente Nijkerk, toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;

2..

hij op of omstreeks 23 juni 2021 te Rotterdameen wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens enmunitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet,geschikt om automatisch te vuren,van het merk CZ, model EVO3 S1 kaliber 9x19mmvoorhanden heeft gehad;

3..

hij op of omstreeks 23 juni 2021 te Rotterdam, opzettelijk en wederrechtelijk eengebouw, te weten (delen van) een woning gevestigd aan de [adres delict] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of Woonstad toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakten/of onklaar gemaakt.