ECLI:NL:RBROT:2021:13045

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
31 december 2021
Zaaknummer
FT EA 21/1387 en FT EA 21/1388
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft op 8 november 2021 een verzoek ingediend om toepassing van de schuldsaneringsregeling en heeft daarbij een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers. De gemeente Rotterdam heeft voorafgaand aan de zitting ingestemd met de regeling, maar DGB Energie heeft geweigerd in te stemmen, ondanks dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord ging met het voorstel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van DGB Energie slechts 1,9% van de totale schuldenlast bedraagt en dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd en getoetst is door een onafhankelijke partij, de Kredietbank Rotterdam. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van DGB Energie, die in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. De rechtbank heeft DGB Energie dan ook bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan DGB Energie opgelegd, begroot op nihil. Tevens is het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 27 december 2021
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 8 november 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om twee schuldeisers, te weten:
  • de gemeente Rotterdam, afdeling W&I (hierna: de gemeente Rotterdam);
  • DGB Energie;
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
De gemeente Rotterdam heeft voorafgaande aan de zitting, bij brief van 9 december 2021, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 20 december 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [persoon A] , werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer B. Orduseven, h.o.d.n. ProActief Bewindvoering (hierna: beschermingsbewindvoerder),
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift tien schuldeisers met één preferente en elf concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van
€ 12.510,58 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 9 augustus 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 25,93% aan de preferente schuldeiser en 12,97% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Verzoekster heeft vervolgens bij brief van 27 augustus 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 25,75% aan de preferente schuldeiser en 12,87% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Het aanbod is dus lager dan het aanbod in de brief van 9 augustus 2021.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft vijf jaar geleden voor het laatst gewerkt als schoonmaakster. Daarna heeft zij tot heden inkomen ontvangen vanuit de Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft alleen de lagere school afgerond en er is sprake van een taalbarrière. Daarnaast heeft verzoekster fysieke klachten, zij heeft last van haar schouders en handen. Fysiek werk past niet bij de situatie van verzoekster. Op basis van haar opleidingsniveau en werkervaring is niet de verwachting dat het inkomen van verzoekster zal stijgen. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Ter zitting heeft schuldhulpverlening desgevraagd verklaard dat verzoekster geen officiële ontheffing van de sollicitatieverplichting heeft van de uitkeringsinstantie, maar dat de uitkeringsinstantie in het contact met schuldhulpverlening heeft meegedeeld dat verzoekster in feite informeel wel is ontheven van de sollicitatieverplichting nu zij de nakoming van de sollicitatieverplichting, gezien de omstandigheden van verzoekster, niet handhaaft.
Thans stemmen negen schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. DGB Energie stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 232,25 op verzoekster, welke 1,9% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft DGB Energie te kennen gegeven niet te willen instemmen met het aangeboden akkoord, omdat in de brief van 27 augustus 2021 een lager percentage wordt aangeboden dan in de brief van 9 augustus 2021.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft DGB Energie geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van DGB Energie bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of DGB Energie in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van DGB Energie een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 1,9%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk negen van de tien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Er is sprake van een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Verzoekster heeft vijf jaar geleden voor het laatst gewerkt als schoonmaakster, zij heeft slechts de lagere school afgerond en ze beheerst de Nederlandse taal niet. Daarnaast is sprake van fysieke klachten, als gevolg waarvan zij geen fysiek werk zal kunnen doen. Al hoewel verzoekster formeel niet is ontheven van de sollicitatieverplichting, handhaaft de uitkeringsinstantie om de hiervoor genoemde redenen de sollicitatieverplichting niet. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van DGB Energie, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om DGB Energie te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
DGB Energie zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen, zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt DGB Energie om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt DGB Energie in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 december 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.