ECLI:NL:RBROT:2021:13011

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
626392 / HA RK 21-1138
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in kort geding met betrekking tot omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 oktober 2021 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. A. Buizer, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team familie. Het wrakingsverzoek volgde op een kort geding procedure waarin verzoeker werd aangesproken op de naleving van een omgangsregeling met betrekking tot zijn dochter. Verzoeker had verzocht om uitstel van de zitting, maar dit verzoek werd afgewezen door de rechter, die oordeelde dat verzoeker in staat was om de zitting bij te wonen. Verzoeker stelde dat de eerdere betrokkenheid van de rechter in een andere zaak tussen hem en de wederpartij, alsook de afwijzing van zijn verzoek om uitstel, grond vormden voor zijn vrees voor vooringenomenheid van de rechter. De wrakingskamer oordeelde echter dat de afwijzing van het uitstelverzoek niet onbegrijpelijk was en dat de eerdere betrokkenheid van de rechter niet voldoende was om aan te nemen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de rechtbank om het wrakingsverzoek af te wijzen werd als terecht beschouwd, en het verzoek werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 626392 / HA RK 21-1138
Beslissing van 8 oktober 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. A. Buizer, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij deze rechtbank is in behandeling de door [naam eiseres] (hierna: [naam eiseres] ) tegen verzoeker aanhangig gemaakte kort geding procedure met zaak-/rolnummer 625888 / HA RK 21-823, waarin [naam eiseres] verzoekt te bepalen dat verzoeker is gehouden de door deze rechtbank bij vonnis van 10 september 2021 vastgestelde voorlopige omgangsregeling met betrekking tot [naam minderjarige] , de dochter van partijen, na te komen en verzoeker te veroordelen uitvoering daaraan te geven, zulks op straffe van een dwangsom.
De rechter heeft de mondelinge behandeling van het kort geding bepaald op 13 oktober 2021 om 12:00 uur.
Verzoeker heeft de rechtbank bij brief van 29 september 2021 verzocht de zitting te verplaatsen naar een andere datum, omdat hij verhinderd zou zijn op 13 oktober 2021 om 12:00 uur.
Bij e-mail van 30 september 2021 aan partijen schrijft het Bureau Voorzieningenrechter:
“Hierbij bericht ik u namens de voorzieningenrechter dat de datum voor de mondelinge behandeling bepaald is op woensdag 13 oktober 2021 om 12.00 uur. Bij deze dagbepaling zijn de aard van de kort gedingprocedure, de agenda van de rechtbank en de door partijen aangedragen verhinderdata betrokken.
De man is in de gelegenheid gesteld de gestelde verhindering op die datum te onderbouwen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat hetgeen de man daartoe heeft aangedragen de behandeling op voornoemde datum/tijdstip niet in de weg. De man kan zijn afspraak in de ochtend (9.25 uur voor duur 10 minuten) nakomen en de afspraak bij de tandarts in de middag verzetten. Gelet hierop wordt de man in staat geacht bij de mondelinge behandeling aanwezig te kunnen zijn.
Hetgeen de man overigens in het geding heeft gebracht, is niet in beschouwing genomen, omdat de man zich uitsluitend mocht uitlaten over zijn reden van verhindering.”
Bij (ongedateerde, maar volgens verzoeker op 1 oktober 2021 ontvangen) e-mail van Bureau Voorzieningenrechter wordt aan verzoeker het volgende meegedeeld:
“U heeft deze redenen al aangevoerd. Voorzieningenrechter heeft deze redenen reeds als onvoldoende geoordeeld om de zaak te verplaatsen. Voorzieningenrechter blijft hierbij. Een afspraak met de tandarts kan wel degelijk verplaatst worden op deze termijn en de minderjarige zal inderdaad door een ander naar de peuterspeelzaal gebracht moeten worden. Dit zijn geen redenen om een zitting te kunnen verplaatsen.”
Bij brief van 4 oktober 2021 heeft verzoeker de rechter gewraakt.
Verzoeker en de rechter zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mailbericht van 5 oktober 2021.
Ter zitting van 6 oktober 2021, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen: verzoeker en de rechter. Zij hebben ieder hun standpunten toegelicht.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van het e-mailbericht van 5 oktober 2021 van verzoeker aan de secretaris van de wrakingskamer.

2.Het verzoek en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter heeft het gemotiveerde en met stukken onderbouwde verzoek tot uitstel van de zitting afgewezen. Verzoeker wordt (hierdoor) niet de mogelijkheid geboden verweer te voeren. Verzoeker heeft verder geen schriftelijke reactie van de rechter op het uitstelverzoek ontvangen, maar slechts van juridisch administratief medewerkers. De rechter laat voorts de stukken die verzoeker tezamen met zijn verzoek heeft ingediend buiten beschouwing, terwijl de stukken tijdig zijn ingediend. Er is dan bij de behandeling geen sprake van hoor en wederhoor, want verzoeker is verhinderd. Voorts heeft de rechter eerder, op 7 mei 2020, een beschikking gewezen in een procedure tussen verzoeker en [naam eiseres] , waarbij de rechter alle verzoeken van verzoeker heeft afgewezen. Verzoeker is in hoger beroep gegaan en heeft toen wel gelijk gekregen.
Tenslotte is de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek niet ondertekend ingediend.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Er was ruimte op de zitting van 13 oktober 2021 om 10:30 uur. De rechtbank heeft daarom verzocht de door (advocaat van) verzoeker opgegeven verhinderdata van 1 t/m 15 oktober 2021 nader te onderbouwen. Deze nadere onderbouwing is niet gegeven. Wel is bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde dag en het tijdstip, omdat verzoeker om 9:25 uur een afspraak had bij het CJG en in de middag naar de tandarts moest. Naar aanleiding hiervan is de zaak gepland om 12:00 uur. Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om uitstel gedaan, met als onderbouwing het consult in de ochtend, het eerder genoemde tandartsbezoek in de middag, en de noodzaak van het brengen van de dochter naar de peuterspeelzaal om 12:00 uur. Dit verzoek is door haar afgewezen, omdat de redenen onvoldoende klemmend zijn. De administratie heeft namens de rechter gereageerd op het uitstelverzoek. Deze procesbeslissing levert geen grond voor wraking op. Ook de eerdere betrokkenheid van de rechter bij het gezin kan geen grond voor wraking opleveren. Uit de beslissing van de rechter kan niet worden afgeleid dat de rechter in de toekomst andere verzoeken van verzoeker ook zal afwijzen. Ten aanzien van de stukken die verzoeker bij zijn verzoek heeft ingediend, dient nog te worden beoordeeld of deze bij de behandeling van de zaak al dan niet in beschouwing worden genomen.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.3
Vooropgesteld wordt dat het niet aan de wrakingskamer is om de beslissing van de rechter tot het wel of niet uitstellen van een zaak, inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen (onwelgevallige) procesbeslissingen.
3.4
Maar als een beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven, zou dit tot toewijzing van een wrakingsverzoek leiden.
3.5
In casu gaat het om een door de rechter genomen procesbeslissing binnen de haar gegeven bevoegdheid daartoe.
De afwijzing van het eerste verzoek om uitstel is aldus gemotiveerd dat verzoeker in de gelegenheid is gesteld de verhindering te onderbouwen en dat hetgeen is aangedragen de behandeling op 13 oktober 2021 om 12:00 uur niet in de weg staat. De afspraak om 9:25 uur kan verzoeker nakomen en de afspraak bij de tandarts in de middag kan hij verzetten. In de afwijzing van het tweede verzoek om uitstel van 1 oktober 2021 is erop gewezen dat er geen redenen zijn om uitstel te verlenen en dat een ander de dochter van verzoeker naar de peuterspeelzaal dient te brengen.
De wrakingskamer is van oordeel dat deze beslissing niet onbegrijpelijk is, laat staan zozeer onbegrijpelijk, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
3.6
Ook de omstandigheid dat de rechter in het verleden betrokken is geweest in een zaak tussen verzoeker en [naam eiseres] en eerdere verzoeken van verzoeker heeft afgewezen, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert. De eerdere betrokkenheid is juist in overeenstemming met het beleidsuitgangspunt bij team familie: ‘één gezin, één rechter’.
3.7
Dat de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek niet ondertekend is ingediend kan evenmin tot wraking leiden. Nog daargelaten dat nergens staat dat dit vereist is, wijst het er niet op dat de rechter vooringenomen is. Overigens is ter zitting van de wrakingskamer door de rechter alsnog een getekend exemplaar van de reactie overgelegd.
3.8
De mededeling in de afwijzing van het eerste uitstelverzoek, met de inhoud: “hetgeen de man overigens in het geding heeft gebracht, is niet in beschouwing genomen, omdat de man zich uitsluitend mocht uitlaten over zijn reden van verhindering” is op de zitting door de rechter toegelicht. Die zin betekent niet dat de stukken niet meer in beschouwing worden genomen bij het kort geding, maar enkel dat de stukken voor de beoordeling van het uitstelverzoek niet in beschouwing zijn genomen. Blijkens de tekst van die mededeling in de desbetreffende e-mail had de verzoeker dit ook zo kunnen en moeten begrijpen.
3.9
Gelet op het voorgaande leveren de aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Het verzoek is mitsdien ongegrond, zodat het wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. A. Buizer.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Santema, voorzitter, mr. M. de Geus en mr. M.G.L. de Vette, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door
mr. M.G.L. de Vette in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2021 in tegenwoordigheid van mr. Y. Doğanyiğit, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. A. Buizer
- mr. V. Vos