ECLI:NL:RBROT:2021:13010

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
625634 / HA RK 21-1096
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter-commissaris in strafzaak met meerdere verdachten

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 november 2021 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verdachte, die in voorlopige hechtenis zat. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.C. Duin, verzocht om wraking van de rechter-commissaris mr. A.I. van Strien. De wraking was gebaseerd op het feit dat de rechter-commissaris geen vragen had gesteld aan de verdachte voordat zij oordeelde over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn verzoek voor zover dit gegrond was op het niet stellen van vragen, omdat deze grond pas tijdens de mondelinge behandeling naar voren was gebracht. Het verzoek werd voor het overige afgewezen.

De rechtbank benadrukte dat het aan de rechter-commissaris is om te bepalen of zij voldoende geïnformeerd is om een beslissing te nemen. De enkele omstandigheid dat er geen stukken aan de verdachte zijn voorgehouden, geeft geen blijk van vooringenomenheid. De rechter-commissaris had de vrijheid om te bepalen welke informatie zij nodig had om tot een oordeel te komen. De rechtbank concludeerde dat de wrakingsgronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer verklaarde het verzoek, voor zover ontvankelijk, ongegrond.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 625634 / HA RK 21-1096
Beslissing van 11 november 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker]
wonende te [woonplaats] ,
thans in voorlopige hechtenis in de P.I. [naam] ,
verzoeker,
advocaat mr. J.C. Duin,
strekkende tot wraking van:
mr. A.I. van Strien, rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam, team kabinet RC (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Verzoeker wordt verdacht van witwassen, computervredebreuk, oplichting en deelname aan een criminele organisatie. Er zijn verschillende verdachten aangehouden. Het gaat om een onderzoek met een groot aantal deelonderzoeken met de naam “Dwarsfluit”. Die procedure draagt als kenmerk/parketnummer 10/162915-21.
1.2
De officier van justitie heeft een vordering tot inbewaringstelling ingediend. De verdachte is op 17 september 2021 voor de rechter-commissaris geleid. De rechter-commissaris heeft besloten om de vordering tot inbewaringstelling niet te behandelen en heeft zich beperkt tot het beoordelen van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. Het verhoor van verzoeker heeft plaatsgevonden in de rechtbank Rotterdam middels videoverbinding met het politiebureau. Bij gelegenheid van dat verhoor heeft de raadsman van verzoeker wraking van de rechter-commissaris verzocht.
1.3
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van het hiervoor bedoelde verhoor, met het wrakingsverzoek.
1.4
Verzoeker en zijn advocaat, de rechter-commissaris en de officier van justitie zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
1.5
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mail van 6 oktober 2021.
1.6
Ter zitting van 28 oktober 2021, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is de advocaat van verzoeker verschenen. De advocaat van verzoeker heeft zijn standpunt nader toegelicht. De rechter-commissaris was daarbij niet aanwezig, zoals al aangekondigd in haar schriftelijke reactie. Ook de officier van justitie is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
1.7
De wrakingskamer heeft tevoren inlichtingen ingewonnen bij het openbaar ministerie omtrent de beperkingen van de verdachte en de vraag of – gezien het feit dat het onderzoek ter terechtzitting nog niet is aangevangen – opsporingsbelangen in de weg staan aan publicatie van de uitspraak. De correspondentie hierover is ter zitting gedeeld met verzoeker.

2.Het verzoek en de reactie daarop

De advocaat van verzoeker heeft op 17 september 2021 – verkort en zakelijk weergegeven –de volgende twee wrakingsgronden gesteld:
Verzoeker weet niet welke stukken er aan de orde zijn en ze zijn niet met verzoeker besproken. Verzoeker betwijfelt of de rechter-commissaris het dossier volledig heeft gelezen.
De rechter-commissaris heeft de orde onvoldoende gehandhaafd, gelet op artikel 5.2.6 van het landelijk strafprocesreglement.
Op de zitting van 26 oktober 2021 heeft de advocaat van verzoeker nog de volgende wrakingsgrond aangevoerd:
3. Tijdens het verhoor zijn er geen vragen aan de verzoeker gesteld, maar heeft de rechter-commissaris direct geoordeeld over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust en heeft verzocht verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Het verzoek tot wraking is gedaan nadat de rechter-commissaris de beslissing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling had genomen.
Subsidiair heeft de rechter-commissaris verzocht het verzoek af te wijzen. De beslissing van 17 september 2021 om de vordering tot inbewaringstelling op dat moment niet te behandelen dan wel daarop niet te beslissen, maar zich te beperken tot de rechtmatigheidstoets is op juiste gronden genomen en kan in ieder geval niet worden gezien als zó onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

de toekomstige positie van de rechter-commissaris in deze strafzaak
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan en de behandeling van de zaak is geëindigd, kan een wrakingsverzoek dat doel niet meer dienen en is het daarom niet-ontvankelijk.
3.2
In de hiervoor omschreven strafzaak is door de rechter-commissaris geen eindbeslissing genomen waarmee de behandeling van de zaak door de rechter-commissaris is geëindigd. Er is sprake van een niet irreële mogelijkheid dat deze rechter-commissaris ook naderhand nog betrokken zal zijn in de strafzaak van verzoeker. Niet-ontvankelijkverklaring blijft dan ook achterwege.
de derde wrakingsgrond
3.3
Met de eerst bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek naar voren gebrachte grond van de advocaat van verzoeker dat tijdens het verhoor geen vragen aan verzoeker zijn gesteld, is niet voldaan aan de eisen van artikel 513 Sv, inhoudende dat alle feiten en omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen. Aan een inhoudelijke beoordeling van deze grond komt de wrakingskamer dan ook niet toe. Zij zal het verzoek in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

4.De inhoudelijke beoordeling van het verzoek

beoordelingskader
4.1.1
Bij de inhoudelijke beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
4.1.2
Een tweede uitgangspunt is dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
de eerste wrakingsgrond
4.2
De rechter-commissaris voert regie over de zaken die aan haar worden voorgelegd. Daarbij heeft de rechter-commissaris een eigen verantwoordelijkheid hoe zij een zaak voorbereidt, behandelt en beslist. Het is geen ongebruikelijke gang van zaken dat de rechter-commissaris bij toetsing van de inverzekeringstelling geen stukken uitdrukkelijk aan een verdachte voorhoudt en de wet verplicht daar ook niet toe. Het is aan de rechter-commissaris om te bepalen of zij zich al dan niet voldoende ingelicht acht of heeft ingelezen om een beslissing te nemen. Daarvoor hoeft de rechter-commissaris geen verantwoording aan de verdediging af te leggen. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat de enkele omstandigheid dat er geen stukken aan verzoeker zijn voorgehouden geen blijk geeft van vooringenomenheid van de rechter-commissaris en dat daardoor evenmin de schijn van vooringenomenheid is gewekt. Datzelfde geldt voor de mededeling van de rechter-commissaris dat zij het dossier weliswaar niet voldoende heeft kunnen doorgronden om op de vordering tot inbewaringstelling te beslissen, maar wel voldoende heeft kunnen doorgronden om tot een oordeel over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling te kunnen komen.
de tweede wrakingsgrond
4.3.1
De rechter-commissaris heeft een ruime mate van vrijheid om te bepalen welke maatregelen zij neemt om de goede orde in de procedure te handhaven of te bewaken. De wijze waarop de rechter-commissaris de orde in de procedure handhaaft of bewaakt, ligt op zichzelf niet ter beoordeling van de wrakingskamer voor. De wrakingskamer kan slechts oordelen of een beslissing van de rechter-commissaris zodanig onbegrijpelijk is dat deze niet anders kan zijn ingegeven dan door vooringenomenheid.
4.3.2
Het landelijke strafprocesreglement bevat voorschriften om een uniforme behandeling van strafzaken door de rechtbanken en het openbaar ministerie te bevorderen. Het reglement is geen algemeen verbindend voorschrift. Er is geen wettelijke basis voor het reglement en het laat de individuele rechter dus een grote mate van vrijheid. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de rechter-commissaris niet zodanig onbegrijpelijk is, dat dit handelen niet anders dan door vooringenomenheid kan zijn ingegeven.
conclusie
4.4
Gelet op het voorgaande leiden de overige aangevoerde gronden afzonderlijk noch in samenhang bezien tot gegrondverklaring van het verzoek. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook, voor zover ontvankelijk, ongegrond verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. A.I. van Strien, voor zover dat verzoek is gegrond op het niet stellen van vragen aan verzoeker voordat over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling is geoordeeld;
- wijst het verzoek tot wraking van mr. A.I. van Strien voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. J. van den Bos, voorzitter, mr. M. de Geus en
mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters en is door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 11 november 2021 in tegenwoordigheid van mr. H.C.C. Kan, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-