ECLI:NL:RBROT:2021:13010
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter-commissaris in strafzaak met meerdere verdachten
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 november 2021 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verdachte, die in voorlopige hechtenis zat. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.C. Duin, verzocht om wraking van de rechter-commissaris mr. A.I. van Strien. De wraking was gebaseerd op het feit dat de rechter-commissaris geen vragen had gesteld aan de verdachte voordat zij oordeelde over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in zijn verzoek voor zover dit gegrond was op het niet stellen van vragen, omdat deze grond pas tijdens de mondelinge behandeling naar voren was gebracht. Het verzoek werd voor het overige afgewezen.
De rechtbank benadrukte dat het aan de rechter-commissaris is om te bepalen of zij voldoende geïnformeerd is om een beslissing te nemen. De enkele omstandigheid dat er geen stukken aan de verdachte zijn voorgehouden, geeft geen blijk van vooringenomenheid. De rechter-commissaris had de vrijheid om te bepalen welke informatie zij nodig had om tot een oordeel te komen. De rechtbank concludeerde dat de wrakingsgronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer verklaarde het verzoek, voor zover ontvankelijk, ongegrond.