ECLI:NL:RBROT:2021:13008

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
625631 / HA RK 21-1095
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met meerdere verdachten en complexe onderzoeken

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 november 2021 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verdachte die in voorlopige hechtenis zat. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Hendriksen, had de wraking aangevraagd tegen mr. P.M. van Russen Groen, de rechter-commissaris die betrokken was bij de behandeling van zijn strafzaak. De verzoeker was verdacht van verschillende strafbare feiten, waaronder witwassen en deelname aan een criminele organisatie, in het kader van een omvangrijk onderzoek met de naam 'Dwarsfluit'. De rechter-commissaris had eerder besloten om de vordering tot inbewaringstelling niet te behandelen, maar zich te beperken tot de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van vooringenomenheid van de rechter-commissaris en dat de beslissing om de vordering niet te behandelen niet onbegrijpelijk was. De wrakingsgronden die door de verzoeker werden aangevoerd, werden afzonderlijk en in samenhang niet gegrond bevonden. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, maar dat de wraking ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 625631 / HA RK 21-1095
Beslissing van 11 november 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans in voorlopige hechtenis in de P.I. [naam] ,
verzoeker,
advocaat mr. N. Hendriksen,
strekkende tot wraking van:
mr. P.M. van Russen Groen, rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam, team kabinet RC (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1.
Verzoeker wordt verdacht van witwassen, computervredebreuk, oplichting en deelname aan een criminele organisatie. Er zijn verschillende verdachten aangehouden. Het gaat om een onderzoek met een groot aantal deelonderzoeken met de naam “Dwarsfluit”. Die procedure draagt als kenmerk/parketnummer 10/203333-21.
1.2
De officier van justitie heeft een vordering tot inbewaringstelling ingediend. De verdachte is op 17 september 2021 voor de rechter-commissaris geleid. De rechter-commissaris heeft besloten om de vordering tot inbewaringstelling niet te behandelen en heeft zich beperkt tot het beoordelen van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. Het verhoor van verzoeker heeft plaatsgevonden in de rechtbank Rotterdam middels videoverbinding met het politiebureau. Bij gelegenheid van dat verhoor heeft de raadsman van verzoeker wraking van de rechter-commissaris verzocht.
1.3
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van het hiervoor bedoelde verhoor, met het wrakingsverzoek.
1.4.
Verzoeker en zijn advocaat, de rechter-commissaris en de officier van justitie zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
1.5
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brieven van 18 en 22 oktober 2021.
1.6
Ter zitting van 28 oktober 2021, waarop het wrakingsverzoek is behandeld, is de advocaat van verzoeker verschenen. De advocaat van verzoeker heeft zijn standpunt nader toegelicht. De rechter-commissaris was daarbij niet aanwezig, zoals al was aangekondigd in zijn schriftelijke reactie. Ook de officier van justitie is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
1.7
De wrakingskamer heeft tevoren inlichtingen ingewonnen bij het openbaar ministerie omtrent de beperkingen van de verdachte en de vraag of – gezien het feit dat het onderzoek ter terechtzitting nog niet is aangevangen – opsporingsbelangen in de weg staan aan publicatie van de uitspraak. De correspondentie hierover is ter zitting gedeeld met verzoeker.

2.Het verzoek en de reactie daarop

De advocaat van verzoeker heeft op 17 september 2021 – verkort en zakelijk weergegeven –de volgende vijf wrakingsgronden gesteld:
De rechter-commissaris heeft onvoldoende kennis van het dossier om de beslissingen die voor hem liggen te kunnen nemen.
De rechter-commissaris heeft aangekondigd dat hij de vordering tot inbewaringstelling niet zal behandelen, maar dat kan niet, dat is tegen de wet, de rechter-commissaris moet artikel 63 lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv) toepassen. Uit de artikelen 60 en 63 Sv volgt dat de vordering onverwijld moet worden beoordeeld en dat gebeurt nu dus niet.
De rechter-commissaris heeft onvoldoende kennis van het dossier om de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling te kunnen beoordelen in het licht van artikel 27 Sv.
De rechter-commissaris heeft de raadsman niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling, de verlenging van de inverzekeringstelling, de aanhouding en de inbewaringstelling hetgeen leidt tot vooringenomenheid.
De rechter-commissaris gaat op de stoel van de officier van justitie zitten. Hij geeft de officier van justitie de gelegenheid, nadat zij het dossier veel te laat heeft aangeleverd, dit te repareren.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust en heeft verzocht verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Het verzoek tot wraking is gedaan nadat hij de beslissing van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling had genomen.
Ten aanzien van de inhoudelijke gronden heeft de rechter-commissaris verzocht het verzoek af te wijzen. Voor de beoordeling of de inverzekeringstelling rechtmatig is, is het niet nodig het hele dossier te lezen en te doorgronden. De rechtmatigheidstoets is een meer marginale toets. Het is niet juist dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt kenbaar te maken. Van enige vooringenomenheid is geen sprake geweest. Ook de schijn daarvan kan niet zijn gewekt.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 512 Sv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan en de behandeling van de zaak is geëindigd, kan een wrakingsverzoek dat doel niet meer dienen en is het daarom niet-ontvankelijk.
3.2
In de hiervoor omschreven strafzaak is door de rechter-commissaris geen eindbeslissing genomen waarmee de behandeling van de zaak door de rechter-commissaris is geëindigd. Er is sprake van een niet irreële mogelijkheid dat deze rechter-commissaris ook naderhand nog betrokken zal zijn in de strafzaak van verzoeker. Niet-ontvankelijkverklaring blijft dan ook achterwege.

4.De inhoudelijke beoordeling van het verzoek

beoordelingskader
4.1
Bij de inhoudelijke beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
de eerste en derde wrakingsgrond
4.2.1
De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken is de rechterlijke instantie aan wie is opgedragen de toetsing van de rechtmatigheid van een inverzekeringstelling en de behandeling van een vordering tot inbewaringstelling van een verdachte.
4.2.2
Bij de rechtmatigheidstoets beoordeelt de rechter-commissaris de beslissing van een ander (de (hulp)officier van justitie), naar de feiten en omstandigheden van het nemen van die beslissing. De rechter-commissaris dient na te gaan of de vormen en normen in acht zijn genomen en kan de opportuniteit van de inverzekeringstelling slechts terughoudend beoordelen. De rechter-commissaris moet bij zijn oordeel onder meer nagaan of sprake was van een redelijke vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
4.2.3
Bij de beoordeling van een vordering tot inbewaringstelling is het kader anders. De rechter-commissaris heeft hier te beoordelen of – op het moment van zijn beslissing – sprake is van ernstige bezwaren ten aanzien van de verdachte; dat is een zwaarder criterium dan een verdenking. Ook de redenen waarom in bewaring mag worden gesteld verschillen van de redenen die voor inverzekeringstelling kunnen gelden. Ten slotte beoordeelt de rechter-commissaris niet de opportuniteitsafweging van een ander, maar neemt hij een eigen beslissing.
4.2.4
Wanneer de officier van justitie de inbewaringstelling vordert, wordt in de regel ook de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling getoetst en wordt de verdachte op beide punten in één keer gehoord. Het komt zeer sporadisch voor dat de verdachte niet in verzekering is gesteld voorafgaand aan de inbewaringstelling. Het komt vaker voor dat de inverzekeringstelling al eerder afzonderlijk is getoetst. In deze twee gevallen vallen de beoordeling van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling niet samen.
4.3
De rechter-commissaris voert regie over de zaken die aan hem worden voorgelegd. Hij bepaalt het verloop, de voortgang van het verhoor en de wijze van behandeling. Daarbij heeft de rechter-commissaris een eigen verantwoordelijkheid hoe hij een zaak voorbereidt, behandelt en beslist. Het is aan de rechter-commissaris om te bepalen of hij zich al dan niet voldoende ingelicht acht of heeft ingelezen om een beslissing over de inbewaringstelling te nemen en/of om (slechts) de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling te toetsen. Daarvoor hoeft de rechter-commissaris geen verantwoording aan de verdediging af te leggen. De wrakingsgronden 1 en 3 slagen, gelet op voormeld kader, niet. Het handelen van de rechter-commissaris geeft geen blijk van vooringenomenheid en roept daarvan evenmin de schijn op.
de tweede en vijfde wrakingsgrond
4.4
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
4.5
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
4.6
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
4.6.1
De door de rechter-commissaris gevolgde weg is het niet behandelen van de vordering tot inbewaringstelling. Het gevolg daarvan is dat de verdachte niet door hem in bewaring is gesteld. De door de raadsman voorgestane weg is de afwijzing van de vordering. Het gevolg daarvan is óók dat de verdachte niet door de rechter-commissaris in bewaring is gesteld. Materieel komt het voor de rechtspositie van de verdachte dus op hetzelfde neer, waarbij de wrakingskamer aantekent dat er geen regel in het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de weg staat aan een nieuwe vordering tot inbewaringstelling als een eerdere is afgewezen. Bovendien heeft het afwijzen van een vordering tot inbewaringstelling niet tot gevolg dat daarmee de inverzekeringstelling eindigt. Buiten het geval dat de rechter-commissaris de inverzekeringstelling onrechtmatig oordeelt, is de beëindiging van de inverzekeringstelling (voordat de geldigheid van het bevel verloopt) immers een beslissing van de (hulp)officier van justitie. Dit is ook zo na een afgewezen vordering tot inbewaringstelling (artikel 58, vijfde lid, en artikel 59, derde lid, Sv).
4.6.2
Tegen deze achtergrond is de beslissing van de rechter-commissaris om de vordering tot inbewaringstelling niet te behandelen in elk geval niet zodanig onbegrijpelijk dat daarvoor geen andere verklaring kan worden gegeven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven. De tweede en de vijfde wrakingsgrond slagen dus niet.
de vierde wrakingsgrond
4.7
Uit het proces-verbaal van het verhoor blijkt dat de rechter-commissaris de raadsman tweemaal uitdrukkelijk heeft gevraagd om zich uit te laten over de aanhouding en de inverzekeringstelling, voordat de rechter-commissaris zijn beslissing daarover heeft genomen. De vierde wrakingsgrond slaagt dan ook niet wegens gebrek aan feitelijke grondslag.
conclusie
4.8
Gelet op het voorgaande leiden de aangevoerde gronden afzonderlijk noch in samenhang bezien tot gegrondverklaring van het verzoek. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook ongegrond verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. P.M. van Russen Groen.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. J. van den Bos, voorzitter, mr. M. de Geus en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters, en is door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 11 november 2021 in tegenwoordigheid van mr. H.C.C. Kan, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-