4.2Verweerder heeft in zijn Besluit Beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland (Stcrt. 2003, 84, pag. 17, hierna: Besluit) neergelegd hoe uitvoering zal worden gegeven aan deze hardheidsclausule.
Volgens artikel 2 van het Besluit is van een onbillijkheid van overwegende aard sprake indien de jonggehandicapte naar het oordeel van verweerder zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen worden in ieder geval aangemerkt:
het ondergaan van een medische behandeling van enige duur:
het aanvaarden van arbeid met enig reïntegratieperspectief;
het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
Volgens de toelichting op artikel 2, aanhef en onder c, van het Besluit moeten de redenen waarom de verzorgende persoon buiten Nederland gaat wonen objectief en dwingend van aard zijn en dus niet in overwegende mate gebaseerd op een eigen keuze.
5. Niet in geschil is dat eiser volledig afhankelijk is van derden, in dit geval zijn ouders, en dat hij niet zelfstandig kan zorgdragen voor zijn algemene dagelijkse levensverrichtingen. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de redenen van de verzorgende personen om buiten Nederland te gaan wonen objectief en dwingend van aard zijn en dus niet in overwegende mate gebaseerd zijn op een eigen keuze.
Vooropgesteld wordt dat blijkens de wetsgeschiedenis het exportverbod van de Wajong-uitkering uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties toepassing kan vinden, die door verweerder deels expliciet zijn genoemd in het Besluit en voor het overige moeten voldoen aan de voorwaarde dat een noodzaak bestaat voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn. De invulling die verweerder in zijn beleidsregels aan de toepassing van de hardheidsclausule heeft gegeven is, zoals de Centrale Raad van Beroep eerder heeft geoordeeld, niet onjuist of onredelijk (vergelijk de uitspraak van 18 november 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU5101). Uit de toelichting bij het Besluit volgt dat de hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast. Ook in andere dan de drie in artikel 2 genoemde situaties kan er grond zijn voor toepassing van de hardheidsclausule. Daarom moet in alle gevallen beoordeeld worden of sprake is van zwaarwegende redenen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel betekent. Naar het oordeel van de rechtbank is van een uitzonderlijke situatie in deze sprake. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is namelijk gebleken dat de moeder van eiser kampt met lichamelijke en psychische klachten en dat zij de verantwoordelijkheid draagt voor de verzorging van vijf kinderen waarvan er drie ziek, danwel hulpbehoevend zijn. In Bonaire heeft zij de beschikking over een ruim netwerk dat haar kan ondersteunen bij de verzorging van haar kinderen. Daarbij acht de rechtbank aannemelijk dat in deze bijzondere situatie eisers moeder afhankelijk is van de feitelijke en vooral emotionele ondersteuning van haar familie. Daarin ziet de rechtbank voldoende noodzaak voor eisers moeder om zich op Bonaire bij haar familie te vestigen. De rechtbank acht gelet op het voorgaande aannemelijk dat eisers moeder geen keuze heeft dan dat ze naar Bonaire gaat verhuizen, dat is gelet op het voorgaande slechts aan te merken als noodzakelijk. Nu eiser bovendien afhankelijk is van de zorg van zijn moeder is aan de vereisten van artikel 2, aanhef en onder C van het Besluit voldaan. Zelfs als hieraan niet voldaan zou zijn dan nog valt het hiervoor weergegeven belang van eiser onder de ruim omschreven hardheidsclausule.
6. Gelet op het hiervoor overwogene kan het bestreden besluit niet in stand blijven wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar tegen het primaire besluit gegrond te verklaren, te bepalen dat eiser zijn Wajong-uitkering mag exporteren naar Bonaire en het primaire besluit te herroepen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor
de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.030,- (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift met een waarde per punt van € 534,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).