ECLI:NL:RBROT:2021:1300

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
C/10/591359 / JE RK 20-421
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een kind in een pleegzorgvoorziening

In deze zaak heeft de kinderrechter op 2 februari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een kind, hierna te noemen [naam kind], in een pleegzorgvoorziening. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de GI (Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond), en de pleegmoeder aanwezig waren. De pleegvader was niet verschenen. De moeder verzet zich tegen de verlenging van de uithuisplaatsing en stelt dat zij in staat is om [naam kind] op te voeden. De GI heeft echter aangegeven dat er zorgen zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder en dat er meer duidelijkheid moet komen over het perspectief van [naam kind] door middel van een KSCD-onderzoek.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] door de moeder wordt uitgeoefend en dat [naam kind] momenteel bij pleegouders verblijft. De machtiging tot uithuisplaatsing is eerder verleend en verlengd, en de kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om deze machtiging opnieuw te verlengen in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter benadrukt dat het KSCD-onderzoek van belang is voor het bepalen van het perspectief van [naam kind], maar dat dit onderzoek nog niet is gestart. Ondanks de positieve ontwikkeling van de moeder, is de kinderrechter van mening dat dit niet voldoende is om [naam kind] terug te plaatsen.

De beslissing van de kinderrechter houdt in dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in de pleegzorgvoorziening wordt verlengd tot 8 april 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/591359 / JE RK 20-421
Datum uitspraak: 2 februari 2021

Beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

locatie Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2016 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. B.S. van Haeften, te 's-Gravenhage,

[naam pleegouders],

hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats pleegouders].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 5 januari 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage met bijlagen van de GI van 26 januari 2021, ingekomen bij de griffie op 27 januari 2021.
Op 2 februari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. B.S. van Haeften;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1];
- de pleegmoeder.
Opgeroepen en niet verschenen is de pleegvader.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een pleegzorgwerker van Enver, [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van 8 april 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna bij beschikking van 30 maart 2020 verlengd tot 8 april 2021.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 april 2019 ook de machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg. Bij beschikking van 30 maart 2020 is deze machtiging verlengd tot 8 januari 2021. Bij beschikking van 5 januari 2021 is deze machtiging verlengd tot 8 februari 2021. De behandeling is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft bij verzoekschrift van 11 februari 2020 verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de pleegouders te verlengen voor de duur van een jaar. Thans dient nog beslist te worden over de periode tot 8 april 2021.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd. Het is van belang om het perspectief van [naam kind] te bepalen. Hiervoor is het noodzakelijk dat er meer zicht komt op de opvoedvaardigheden van de moeder. Het KSCD-onderzoek moet deze duidelijkheid gaan bieden. Pas daarna kan het perspectief van [naam kind] zorgvuldig worden vastgesteld. Ook de begeleider van moeder van Coachpoint en de pleegzorgbegeleiding vinden dat het KSCD-onderzoek moet worden afgewacht. Het KSCD verwacht dat het onderzoek voor de zomer kan worden afgerond. Tot die tijd is het van belang dat de machtiging uithuisplaatsing wordt gecontinueerd, ondanks dat de moeder zich op een positieve manier ontwikkelt. Er zijn namelijk wel nog steeds zorgen over de opvoedvaardigheden en de mate waarin de moeder kan aansluiten bij [naam kind]. De moeder heeft moeite om invulling te geven aan de bezoeken aan [naam kind] en komt de afspraken met [naam kind] niet altijd na.

De standpunten

De moeder verzet zich, mede bij monde van haar advocaat, tegen het verzoek van de GI. De moeder wil dat [naam kind] bij haar woont. De moeder is goed in staat om [naam kind] op te voeden. De hulpverleners van Coachpoint zien geen contra-indicaties op grond waarvan [naam kind] niet bij de moeder zou kunnen wonen. De moeder betwist dat er sprake is van persoonlijke- en verslavingsproblematiek en verwijst naar onderzoeken van Antes uit maart en december 2020. Er hoeven ook geen zorgen meer te zijn over de thuissituatie van de moeder en haar inwonende zoon, omdat hij drie weken geleden is teruggekeerd naar zijn vader in Engeland. Er is ruimte voor [naam kind] bij de moeder omdat Coachpoint een geschikte woning en spullen voor [naam kind] heeft geregeld. Daarnaast gaat het goed met de financiële situatie van de moeder. Zij staat onder bewind en heeft een positief advies gekregen voor een schuldhulpverleningstraject. De moeder bezoekt [naam kind] eens per maand en wordt hierin niet langer begeleid. Dat de moeder weer in staat is om [naam kind] op te voeden neemt dat niet weg dat de moeder open staat voor hulpverlening. Het is onbegrijpelijk dat er in het afgelopen jaar geen onderzoek naar het perspectief van [naam kind] is gedaan. De moeder heeft het gevoel dat het perspectief reeds is bepaald door de GI.
De pleegmoeder licht toe dat het goed gaat met [naam kind]. Zij zit in groep 1 en heeft veel vriendjes. De pleegmoeder heeft ook zorgen over het gedrag van [naam kind]. [naam kind] heeft een slechte concentratie en moet vaak aangestuurd worden. Daarnaast kan zij extreem angstig gedrag vertonen na het horen van bepaalde harde geluiden zoals het geluid van motoren, onweer en vuurwerk. Verder kan zij snel boos worden en agressief gedrag vertonen. In het pleeggezin is Video Interactie Begeleiding ingezet. Dat is positief afgerond. Het is van belang dat er verder wordt onderzocht waar haar gedrag vandaan komt.
De pleegzorgwerker van Enver licht toe dat het goed gaat met [naam kind] in het pleeggezin. Er zijn wel zorgen over het trauma van [naam kind]. Daarnaast laat [naam kind] de eerste kenmerken van hechtingsproblematiek zien. Het is van belang dat [naam kind] passende hulp krijgt.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Het is kwalijk dat het KSCD-onderzoek nog altijd niet is gestart, ondanks dat in de beschikking van 31 maart 2020 het belang van dit onderzoek is benadrukt. Tegelijkertijd is de kinderrechter met de GI van oordeel dat de uitkomst van het KSCD-onderzoek van belang is om het perspectief van [naam kind] te bepalen. In afwachting daarvan zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij de pleegouders verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, zoals verzocht. De moeder zet weliswaar met behulp van de begeleiding van Coachpoint stappen in de goede richting, maar de kinderrechter acht dit niet voldoende om [naam kind] thuis te plaatsen. De moeder lijkt immers erg afhankelijk van Coachpoint. De moeder is niet betrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken met [naam kind], met name niet op de momenten waarop zij het zelf moet doen zonder begeleiding van Coachpoint. Ook belangrijke veranderingen, zoals de woning van de moeder en de spullen die daar nu zijn voor [naam kind], lijken vooral door Coachpoint te zijn geregeld.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 8 april 2021;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2021 door mr. K.J. van den Herik, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. de Leeuw, als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 februari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.