ECLI:NL:RBROT:2021:12986

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
9333170 VZ VERZ 21-11902
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in een arbeidsconflict

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon A] en FESCO NORTH WEST EUROPE B.V. over een ontslag op staande voet. [persoon A], die sinds 1 juli 2013 in dienst was bij FESCO, werd op 1 juni 2021 op staande voet ontslagen. FESCO stelde dat [persoon A] zich schuldig had gemaakt aan onrechtmatige concurrentie door samen met haar partner een concurrerende onderneming op te richten en vertrouwelijke informatie te delen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven, aangezien FESCO al eerder op de hoogte was van de vermeende gedragingen van [persoon A]. Hierdoor was het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. De rechter heeft FESCO veroordeeld tot betaling van achterstallig loon, een transitievergoeding, een vergoeding voor onregelmatige opzegging en niet genoten vakantiedagen. De vorderingen van FESCO in het tegenverzoek werden afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9333170 VZ VERZ 21-11902
uitspraak: 24 december 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[persoon A] ,
wonende te [woonplaats A] ,
verzoekster,
tevens verweerster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigden: mr. K. van Overloop en mr. M. IJzelenberg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FESCO NORTH WEST EUROPE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
tevens verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigden: mr. J. Oster en mr. P.W.H.M. Willems,
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk “ [persoon A] ” en “FESCO”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift, tevens houdende een (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen;
  • de pleitaantekeningen aan de zijde van [persoon A] ;
  • de pleitaantekeningen aan de zijde van FESCO, met één productie.
1.2
De mondelinge behandeling heeft in aanwezigheid van partijen plaatsgevonden op
22 november 2021. Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten (nader) toegelicht. [persoon A] heeft ter zitting haar primaire verzoek tot vernietiging van de opzegging ingetrokken.
In reactie daarop heeft FESCO vervolgens het (voorwaardelijk) verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingetrokken.
1.3
De beschikking is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In de onderhavige procedure zal - voor zover van belang - worden uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.
2.1
FESCO is een onderneming die internationale transportdiensten over onder meer de weg, de zee en het spoor aanbiedt. FESCO maakt onderdeel uit van de beursgenoteerde FESCO Transportation Group.
2.2
[persoon A] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 juli 2013 in dienst getreden bij FESCO in de functie van administratief medewerkster.
2.3
In de door partijen op 27 mei 2013 getekende arbeidsovereenkomst is opgenomen dat het loon van [persoon A] € 2.750,00 bruto per maand bedraagt, te vermeerderen met emolumenten.
In de arbeidsovereenkomst is voorts - voor zover van belang - het volgende opgenomen:
(…)”
Artikel 11: Nevenwerkzaamheden
Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever is het werknemer niet toegestaan op enigerlei wijze, al dan niet betaalde, nevenwerkzaamheden, uit te oefenen.
Artikel 12: Geheimhouding
De werknemer is verplicht tot geheimhouding van alle vertrouwelijk te achten informatie die hij in het kader van deze overeenkomst van de werkgever of van de klanten of overige relaties van de werkgever heeft verkregen. Deze verplichting blijft ook gelden na het einde van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 13: Boete
Indien de werknemer handelt in strijd met één of meerdere van de in deze overeenkomst omschreven bepalingen aangaande nevenwerkzaamheden (artikel 11 van deze overeenkomst) of geheimhouding (artikel 12 van deze overeenkomst), verbeurt de werknemer een terstond opeisbare, tot voordeel van de werkgever strekkende, niet voor matiging vatbare boete van € 1850,00 per overtreding en tevens een boete van
€ 1.250,00 voor elke dag dat de werknemer in gebreke is.
Daarnaast blijft de werkgever gerechtigd haar overige rechten voortvloeiend uit deze overeenkomst of de Wet jegens de werknemer uit te oefenen. Zoals onder meer het vorderen van nakoming van de overtreden bepaling, schadevergoeding in plaats van de overeengekomen boete of een verbod al dan niet met dwangsom (…) op overtreding van de overeengekomen bepaling”. (…)
2.4
[persoon A] en FESCO (vertegenwoordigd door [persoon B] ) zijn op 31 augustus 2018 een aanvulling op de arbeidsovereenkomst van 27 mei 2013 overeengekomen. De functie van [persoon A] is daarbij vanaf 1 september 2018 gewijzigd in Financieel Manager tegen een salaris van € 6.500,00 bruto per maand.
2.5
[persoon A] heeft op 29 juni 2020 tezamen met haar partner (en voormalig [naam functie 2] van FESCO) [persoon C] (hierna: [persoon C] ) de besloten vennootschap [naam vennootschap] opgericht. [persoon A] heeft tezamen met [persoon C] op 2 april 2021 de besloten vennootschap [naam holding] . opgericht, waarvan zij tezamen met [persoon C] bestuurder is. [naam vennootschap] Global Holding is enig aandeelhouder van [naam vennootschap] B.V . (hierna: [naam vennootschap] ). [naam vennootschap] is gevestigd aan de [adres 1] te Papendrecht.
2.6
In het Handelsregister is opgenomen dat de activiteiten van [naam vennootschap] B.V betrekking hebben op goederenvervoer over de weg, expediteurs, cargadoors, bevrachters en andere tussenpersonen in het goederenvervoer, dienstverlening voor vervoer over land (het bemiddelen bij het tot stand komen van overeenkomsten op het gebied van transport en vervoer van goederen, zowel nationaal als internationaal, alsmede het verrichten van alle voorkomende werkzaamheden op het gebied van logistieke dienstverlening en de daarmee verband houdende formaliteiten.
2.7
[persoon A] en [persoon C] zijn gezamenlijk eigenaar van de woning gelegen aan de [adres 1] te Papendrecht.
2.8
[persoon A] heeft zich op 8 januari 2021 ziekgemeld. Tot de datum van het ontslag op staande voet heeft [persoon A] geen werkzaamheden meer voor FESCO verricht.
2.9
FESCO heeft met [persoon C] op 26 januari 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In deze vaststellingsovereenkomst is - kort gezegd - opgenomen dat [persoon C] per
1 maart 2021 uit dienst treedt en dat FESCO aan [persoon C] een ontslagvergoeding van
€ 50.000,00 zal betalen. Partijen zijn daarbij voorts overeengekomen dat de in artikel 13 van de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsverplichting onverkort zal gelden, dat het in artikel 8.3 opgenomen verbod op nevenactiviteiten van kracht zou blijven tot het einde van de arbeidsovereenkomst en dat het in artikel 16 opgenomen non-concurrentiebeding (gedeeltelijk) zal komen te vervallen.
2.1
FESCO heeft 20 januari 2021 aan [persoon A] gevraagd of zij nog woonachtig was op het adres [adres 2] in Tilburg. [persoon A] heeft per e-mail van 21 januari 2021 bevestigd aan FESCO dat het adres in Tilburg haar huidig adres was.
2.11
FESCO en [persoon A] hebben in de maanden januari en februari 2021 onderhandeld over een einde van de arbeidsovereenkomst in verband met een door FESCO gestelde boventalligheid.
2.12
De gemachtigde van FESCO heeft op 1 maart 2021 aan de gemachtigde van [persoon A] geschreven:
“Finally and as already requested in my previous email,
is the company is not aware of the in 2020 signed employment agreementand approval for a salary increase to EUR 8,000 gross. Therefore, can you provide a copy of the employment agreement reference is being made to so we can amend clause 8.1 if needed?”
2.13
In reactie daarop heeft de gemachtigde van [persoon A] op 1 maart 2021 geantwoord met:
“As indicated earlier, the client simply fulfils the obligation under the employment contract. The most recent employment contract is known within the company and available in the administration.”
2.14
De voorzieningenrechter heeft op 18 mei 2021 aan FESCO verlof verleend voor het leggen van derdenbeslag ten laste van [persoon C] onder de Rabobank, [naam vennootschap] . en [naam holding] . Tevens is verlof verleend voor het leggen van bewijsbeslag op diverse gegevensdragers en is beslag gelegd op het aandeel van de woning [persoon C] en zijn aandelen in [naam holding] .
2.15
De e-mail van FESCO aan [persoon A] van 27 mei 2021 luidt - voor zover van belang - als volgt:
(…) “It has come to light that you have been actively involved in the establishment and management of a
company named [naam vennootschap] (hereafter: ' [naam vennootschap] '), with a website live ( [naam vennootschap]
( [naam website] ), administered by you. [naam vennootschap] appears to have been established in June 2020
and to perform activities that are - at least partly - in direct competition with the activities of FESCO.
[naam vennootschap] Services which are in direct competition with FESCO include: pre/on carriage; FCL (Full Container
Load), or full container: the client's goods are transported in a filled an sealed container. In the
registers of the Chamber of Commerce you are registered as board member. On several occasions you
have emailed confidential information from your FESCO work email address to [naam vennootschap] .
In our view, your actions constitute an urgent cause that justifies immediate dismissal. We are,
however, very interested in your reaction/defence to the above and invite you for an interview via MS
Teams on Friday 28 May 2021 at 11am. (…)
In that case, we invite you to send us your reaction/defence in writing, before the date and time
mentioned above, so that we can take it into account in the further decision-making process
concerning the measures to be taken. If you do not respond at all, we will assume that you have no
defence and that our findings are correct. (…)”
2.16
FESCO heeft [persoon A] op 1 juni 2021 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is
- voor zover van belang - het volgende opgenomen:
(…) “You have been employed by FESCO since 1 July 2013 and lastly worked in the position of Financial
Manager . In your employment contract it is agreed that you may not perform any side activities (paid
or unpaid) unless with the prior written approval of FESCO. Also a secrecy clause is agreed.
It has come to light that you have been actively involved in the establishment and/or management of
a company named [naam vennootschap] (hereafter: ' [naam vennootschap] '), with a website live
( [naam vennootschap] ( [naam website] ), administered by you. [naam vennootschap] appears to have been established
in June 2020 and to perform activities that are - at least partly - in direct competition with the
activities of FESCO. [naam vennootschap] Services which are in direct competition with FESCO include: pre/on carriage;
FCL (Full Container Load), or full container: the client's goods are transported in a filled and sealed
container by sea or railroad. In the registers of the Chamber of Commerce you are registered as
board member. On several occasions you have emailed confidential information from your work
email address at FESCO to [naam vennootschap] . (…)
What we have found, as reflected above, is not acceptable to FESCO. You have violated both the
contractual prohibition not to perform any side activities unless with the prior approval of FESCO as
well as the secrecy clause sharing characteristics regarding the household of FESCO which you were
expected to keep confidential. In addition we mention the fact that your job description explicitly
mentions the necessity of a high level of integrity. You have caused an inconceivable impairment of
the professional relationship with FESCO and crudely neglected the obligations imposed on you by
the employment agreement. In our view, you have made yourself guilty of deceit and other
indictable offences as a result of which you have become unworthy of our trust. (…)
Your actions as described above, together but also apart, constitute an urgent reason for us to
terminate your employment contract as of today, 1 June 2021.
This means that your employment was terminated with immediate effect on and from 1 June 2021
on the basis of an urgent reason, namely that you have crudely neglected the obligations imposed on
you by the employment agreement and/or you have made yourself guilty of deceit or other
indictable offences as a result of which you have become unworthy of FESCO's trust and/or you have,
shared characteristics regarding the household of FESCO which you were expected to keep secret
and/or you have caused an inconceivable impairment of the professional relationship with FESCO. (…)”
2.17
FESCO heeft op verzoek van [persoon A] op 8 juni 2021 haar personeelsdossier aan haar verstrekt. Van dit personeelsdossier maakte onderdeel uit een op 2 januari 2020 tussen FESCO (vertegenwoordigd door de [naam functie 2] [persoon C] ) en [persoon A] gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.18
In de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020 is opgenomen dat het loon van [persoon A]
€ 8.000,00 bruto (zegge: vierduizend
euro) per maand bedraagt (inclusief dertiende maand en winstuitdelingsuitkering). In de voornoemde arbeidsovereenkomst is geen nevenwerkzaamhedenbeding, geheimhoudingsbeding of boetebeding opgenomen.
2.19
In de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020 is onder artikel 7: (de dertiende maand en winstuitdelingsuitkering) het volgende opgenomen:
(…)”Indien de bedrijfsresultaten dit toelaten kan een winstdelingsuitkering wordt toegekend. De beslissing daartoe staat elk jaar opnieuw volledig ter vrije beoordeling van de werkgever. Toekenning van en winstuitdelingsuitkering in één of meerdere jaren geeft de werknemer geen recht op een winstdelingsuitkering in een volgend jaar”
2.2
FESCO heeft bij dagvaarding van 16 juli 2021 [persoon C] en [naam vennootschap] . in een bodemprocedure betrokken. FESCO heeft daarbij onder meer (in de hoofdzaak) gevorderd te verklaren voor recht dat de vaststellingsovereenkomst rechtsgeldig door FESCO (partieel) buitengerechtelijk is vernietigd en dat [persoon C] en [naam vennootschap] op onrechtmatige wijze concurrentie hebben toegebracht aan FESCO alsmede dat zij onrechtmatig hebben gehandeld jegens FESCO. Daarnaast heeft FESCO gevorderd [persoon C] te veroordelen de uitgekeerde ontslagvergoeding van € 50.000,00 terug te betalen, alsmede tot betaling van een bedrag van € 224.000 en
een bedrag van € 282.400,00 aan boetes wegens schending van het non-concurrentiebeding
en een bedrag van € 960.000,00 aan boetes wegens schending van het geheimhoudingsbeding. FESCO heeft voorts gevorderd te verklaren voor recht dat [naam vennootschap] jegens FESCO aansprakelijk is uit hoofde van onrechtmatige daad, alsmede [persoon C] te gebieden zijn werkzaamheden voor [naam vennootschap] te staken en hem te verbieden contacten te onderhouden met relaties van FESCO en zich te houden aan de bedingen uit de arbeidsovereenkomst. FESCO heeft voorts gevorderd [persoon C] en [naam vennootschap] te verbieden nog langer gebruik te maken van de bedrijfsgeheimen van FESCO en hem te veroordelen diverse zaken te vernietigen dan wel te retourneren.
2.21
FESCO heeft vanaf de maand april 2021 het loon van [persoon A] onbetaald gelaten.

3..Het geschil

in het verzoek ex artikel 7:681 BW
3.1
Het gewijzigde (en thans primaire) verzoek van [persoon A] strekt tot veroordeling van FESCO tot betaling van het loon van [persoon A] over de periode van 1 april 2021 tot 1 juni 2020, te vermeerderen met emolumenten, een billijke vergoeding ter hoogte van € 200.000,00 bruto, een transitievergoeding ter hoogte van € 20.855,03 bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging ter hoogte van € 24.000,00 bruto, een bonus (over 2019, 2020 en 2021) ten bedrage van € 46.400,00 bruto, niet genoten vakantiedagen tot een bedrag van € 14.035,88 bruto, alsmede bedrijfskosten tot een bedrag van € 615,19, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke verhoging, onder verstrekking van deugdelijke bruto-netto specificaties en met veroordeling van FESCO in de kosten van het geding.
3.2
[persoon A] heeft (thans subsidiair) verzocht FESCO te veroordelen tot betaling van het loon van [persoon A] over de periode van 1 april 2021 tot 1 juni 2020, te vermeerderen met emolumenten, een bonus (over 2019, 2020 en 2021) ten bedrage van € 46.400,00 bruto, een transitievergoeding ter hoogte van € 20.855,03 bruto, niet genoten vakantiedagen tot een bedrag van € 14.035,88 bruto, alsmede bedrijfskosten tot een bedrag van € 615,19, een en ander te vermeerderen met wettelijke rente, wettelijke verhoging, onder verstrekking van deugdelijke bruto-netto specificaties en met veroordeling van FESCO in de kosten van het geding.
3.3
[persoon A] heeft - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
Het ontslag op staande voet is ten onrechte gegeven wegens het ontbreken van een dringende reden. In de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020 is geen verbod tot het verrichten van nevenwerkzaamheden opgenomen, alsook geen geheimhoudingsclausule. FESCO baseert het ontslag op staande voet ten onrechte op bedingen uit een arbeidsovereenkomst die niet zijn overeengekomen. Evenmin heeft [persoon A] zich schuldig gemaakt aan bedrog dan wel aan andere strafbare feiten. Van onrechtmatige concurrentie is geen sprake en het oprichten van een vennootschap is niet strafbaar. [persoon A] betwist dat zij vertrouwelijke informatie heeft gedeeld met [naam vennootschap] of dat zij haar geheimhouding heeft geschonden (die niet is overeengekomen). Dat [persoon A] het vertrouwen van haar werkgever zou hebben beschaamd kan evenmin leiden tot een ontslag op staande voet.
3.4
[persoon A] stelt voorts dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven.
Nu de dringende reden is gebaseerd op het vermeende concurrerende handelen en het in strijd handelen met het verbod op nevenwerkzaamheden had het ontslag op staande voet al in januari 2021 gegeven kunnen worden. FESCO heeft [persoon A] pas op 27 mei 2021 aangesproken op haar vermeende onrechtmatig handelen/nalaten. In ieder geval was FESCO al eerder op de hoogte van het feit dat [persoon A] tezamen met [persoon C] een vennootschap had opgericht en daarmee van de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het ontslag op staande voet. FESCO heeft geen enkele zorgvuldigheid betracht, heeft (te lang) stilgezeten en heeft geen nader onderzoek verricht.
3.5
In het geval is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW maakt [persoon A] aanspraak op een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging. De ernstige verwijtbaarheid is door de opzegging in strijd met artikel 7:671 BW reeds gegeven, maar ook daarnaast heeft FESCO onrechtmatig gehandeld door een arbeidsongeschikte werkneemster met een lang dienstverband op staande voet te ontslaan. FESCO heeft [persoon A] onder druk gezet, heeft haar in strijd met de waarheid van alles verweten en heeft alles in het werk gezet om het leven van [persoon A] zo zuur mogelijk te maken. Naast het feit dat [persoon A] door het ontslag op staande voet geen inkomsten meer genereert heeft FESCO ook beslag gelegd op de vermogensbestanddelen van haar partner. [persoon A] maakt tenslotte aanspraak op bonussen, openstaande verlofdagen en overige gemaakte bedrijfskosten alsmede betaling van het loon vanaf 1 april 2021.
3.6
Het verweer van FESCO strekt tot afwijzing van de verzoeken van [persoon A] , met veroordeling van [persoon A] in de kosten van het geding.
3.7
FESCO heeft daartoe - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
FESCO heeft [persoon A] op goede gronden op staande voet ontslagen. [persoon A] en [persoon C] hebben met de heimelijk en nog tijdens hun dienstverband opgerichte vennootschap [naam vennootschap] - in strijd met diverse bepalingen uit hun arbeidsovereenkomst - FESCO beconcurreerd en beconcurreren haar nog steeds. [naam vennootschap] kan daarbij profiteren van alle knowhow en bedrijfsgeheimen die [persoon A] en [persoon C] hebben weggesluisd vanuit FESCO. [persoon A] was uit hoofde van haar arbeidsovereenkomst gebonden aan een nevenwerkzaamhedenbeding, een geheimhoudingsbeding en een boetebeding. Subsidiair stelt FESCO zich op het standpunt dat, indien en voor zover [persoon A] niet aan enig beding gebonden zou zijn, sprake is van onrechtmatige concurrentie die een dringende reden voor ontslag oplevert.
3.8
FESCO was tot voor kort niet bekend met het bestaan van de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020 en ontkent de rechtsgeldigheid daarvan. FESCO beschikte enkel over de arbeidsovereenkomst van 27 mei 2013 (en het addendum van 2018). Voor Fesco leidt het geen enkele twijfel dat [persoon A] in samenwerking met [persoon C] de arbeidsovereenkomst heeft gefabriceerd en zelf aan haar personeelsdossier heeft toegevoegd. Alleen [persoon A] beschikte over een sleutel van de kluis, die zij niet heeft willen retourneren, waardoor FESCO genoodzaakt was de kluis open te breken. Het is voor FESCO onbegrijpelijk dat een arbeidsovereenkomst met een [naam functie 1] , die toegang heeft tot alle concurrentiegevoelige informatie, wordt gesloten zonder beperkende bedingen, terwijl de salarisverhoging niet is goedgekeurd door de Management Board. Nadat FESCO onderzoek heeft gedaan naar het handelen van [persoon C] is gebleken dat hij in de maanden voorafgaand aan zijn vertrek bij FESCO meer dan 120 e-mails (met bijlagen) met bedrijfsgevoelige informatie heeft verstuurd naar zijn privé e-mailadres en dat hij andere medewerkers van FESCO heeft ingeschakeld om hem aan verdere knowhow te helpen. Dit handelen kan aan [persoon A] worden toegerekend. [persoon A] en [persoon C] stonden in een affectieve relatie tot elkaar en waren de enig oprichters en bestuurders van [naam vennootschap] op het moment dat de gewraakte handelingen hebben plaatsgevonden. Ook [persoon A] zelf heeft in strijd met haar arbeidsovereenkomst, althans oneerlijk, gehandeld en heeft e-mails met bedrijfsgevoelige informatie verzonden naar haar privé e-mailadres. Wanneer [persoon A] eerder haar woonadres in Papendrecht had doorgegeven zou FESCO eerder op de hoogte zijn geweest van de affectieve relatie van [persoon A] met [persoon C] alsook hun onoorbare activiteiten met betrekking tot [naam vennootschap] . [persoon A] en [persoon C] hebben zich sinds januari 2020 tijdens werktijd beziggehouden met hun eigen concurrerende onderneming. FESCO heeft ten onrechte haar [naam functie 1] en [naam functie 2] blind vertrouwd.
3.9
FESCO stelt zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven. Tot het moment van de adreswijziging was FESCO niet op de hoogte van de relatie tussen [persoon A] en [persoon C] . FESCO is uiteindelijk achter het bestaan van [naam vennootschap] gekomen, doordat [persoon C] wervelende berichten op zijn LinkedIn-pagina heeft geplaatst. FESCO heeft vervolgens onderzoek ingesteld naar het handelen van [persoon C] . Tijdens dit onderzoek heeft FESCO ontdekt dat [persoon A] naast [persoon C] bestuurder van [naam vennootschap] was. Nadat het onderzoek is afgerond zijn diverse beslagen gelegd en heeft FESCO [persoon A] geconfronteerd met de gedane ontdekkingen.
3.1
Voor toekenning van een billijke vergoeding aan [persoon A] bestaat geen reden.
Het handelen van [persoon A] kwalificeert bovendien als ernstig verwijtbaar, zodat zij niet in aanmerking komt voor een transitievergoeding. Het verzoek tot toekenning van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging dient eveneens te worden afgewezen. FESCO heeft de betaling van het loon over de maanden april en mei 2021 alsook de betaling van de verlofdagen van [persoon A] opgeschort en verrekend, omdat zij meent dat [persoon A] met haar gedragingen boetes heeft verbeurd. Ook bestaat bij FESCO het gerechtvaardigde vermoeden dat de handelwijze van [persoon A] heeft geleid tot schade voor FESCO. FESCO betwist daarnaast de overige bedrijfskosten van [persoon A] in die zin dat die betrekking zouden hebben op FESCO. Ten onrechte stelt [persoon A] bovendien dat zij recht zou hebben op een bonus van 20% van haar jaarsalaris.
in het tegenverzoek
3.11
Het (gewijzigde) verzoek van FESCO strekt tot veroordeling van [persoon A] tot betaling aan haar van een bedrag € 577.450,00 aan verbeurde boetes, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, ter vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [persoon A] in de proceskosten.
3.12
FESCO heeft - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aan haar (gewijzigde) verzoek ten grondslag gelegd.
[persoon A] is boetes aan FESCO verschuldigd, omdat zij de bedingen uit artikel 11 en 12 van de arbeidsovereenkomst van 27 mei 2013 heeft overtreden. [persoon A] heeft op 29 juni 2020 [naam vennootschap] opgericht en heeft daarnaast vanaf haar e-mailaccount van FESCO e-mails met vertrouwelijke bedrijfsgegevens van FESCO verstuurd naar privé e-mailadressen. Vooruitlopend op betaling van de verschuldigde boetes heeft FESCO de betaling van het loon van [persoon A] over de maanden april en mei 2021 alsook de verlofdagen opgeschort en verrekend.
3.13
Het verweer van [persoon A] strekt tot afwijzing van het tegenverzoek.
3.14
De overige stellingen van partijen worden - voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang - bij de beoordeling betrokken.

4..De beoordeling

in het verzoek ex artikel 7:681 BW
4.1
Nu [persoon A] heeft berust in het ontslag staat daarmee vast dat de arbeidsovereenkomst door opzegging is geëindigd per 1 juni 2021.
4.2
Op grond van artikel 7:681 BW kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding toekennen indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. De kern van het geschil betreft derhalve de vraag of FESCO [persoon A] op goede gronden op staande voet heeft mogen ontslaan.
dringende reden
4.3
In artikel 7:671 lid 1 sub c juncto artikel 7:677 lid 1 BW is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang kan opzeggen vanwege een dringende reden. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Alle omstandigheden van het geval dienen daarbij, in onderling verband en samenhang bezien in aanmerking te worden genomen.
onverwijlde opzegging
4.4
Partijen zijn verdeeld over de vraag of het op 1 juni 2021 gegeven ontslag rechtsgeldig is gegeven. Voor de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het ontslag dient hetgeen FESCO in de ontslagbrief heeft opgenomen als uitgangspunt te worden genomen, namelijk dat [persoon A] verplichtingen uit haar arbeidsovereenkomst (van 27 mei 2013) heeft geschonden door overtreding van het nevenwerkzaamhedenbeding en het geheimhoudingsbeding en/of wegens bedrog en het schuldig maken aan strafbare feiten als gevolg waarvan zij het vertrouwen van FESCO onwaardig is geworden.
4.5
Indien er naar de mening van de werkgever sprake is van een dringende reden moet zij de arbeidsovereenkomst onverwijld opzeggen onder gelijktijdige mededeling van de reden voor het ontslag. De verplichting van onverwijlde mededeling van artikel 7:677 lid 1 BW strekt ertoe te waarborgen dat voor de werknemer onmiddellijk duidelijk is welke eigenschappen of gedragingen de werkgever hebben geleid tot het beëindigen van de dienstbetrekking.
Voor het antwoord op de vraag of een ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden tot dat ontslag ter kennis is gekomen van de tot ontslag bevoegde persoon. Indien bij een werkgever een vermoeden is gerezen dat zich een dringende reden tot ontslag voordoet en hij zich van de juistheid van dat vermoeden wil vergewissen wordt daarbij een bepaalde mate van voortvarendheid verwacht, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Gegeven die maatstaf wordt als volgt overwogen.
4.6
Uit de processtukken en het ter zitting verhandelde blijkt dat de twee genoemde gronden voor het ontslag al geruime tijd vóór 1 juni 2021 bij FESCO bekend waren. Door FESCO is in het kader van de onverwijldheid aangevoerd dat de LinkedIn berichten van [persoon C] van april 2021 haar als het ware op het spoor hebben gezet van de activiteiten van [naam vennootschap] en daarmee de betrokkenheid van [persoon A] . In ieder geval is FESCO op de hoogte geweest van de aan [persoon A] verweten gedragingen ten tijde van het uitbrengen van het beslagrekest op 29 april 2021.
In dat verzoekschrift is immers opgenomen dat [persoon A] samen met [persoon C] in juni 2020
(de concurrerende onderneming) [naam vennootschap] . heeft opgericht, dat door [persoon A] in juni 2020 een domeinnaam is geregistreerd, dat zij op 1 april 2021 de holdingmaatschappij hebben opgericht,
dat [persoon A] en [persoon C] een affectieve relatie hadden en dat zij samen eigenaar zijn van een woning in Papendrecht. Meer in het bijzonder is onder punt 9.13 expliciet opgenomen dat het FESCO is gebleken dat ook [persoon A] in strijd met haar arbeidsovereenkomst heeft gehandeld en dat haar handelen onderwerp van verder onderzoek zal zijn, maar dat in ieder geval gebleken is dat [persoon A] nog voor haar ziekmelding een excelsheet naar zichzelf heeft gestuurd. Ter zitting is door FESCO bovendien naar voren gebracht dat zij de kluis met daarin het personeelsdossier van [persoon A] in april 2021 heeft laten openbreken. Dat FESCO het loon over de maand april en mei 2021 niet heeft betaald, omdat zij meende dat [persoon A] wegens schending van het nevenwerkzaamhedenbeding en het geheimhoudingsbeding boetes had verbeurd is eveneens een aanwijzing dat zij vanaf dat moment op de hoogte was van de [persoon A] verweten gedragingen. Immers, juist die schendingen zijn door FESCO ten grondslag gelegd aan het ontslag op staande voet.
4.7
Uitgaande van de hiervoor geschetste gang van zaken had het op de weg van FESCO gelegen om in ieder geval rond het indienen van het beslagrekest over te gaan tot het geven van het ontslag op staande voet. Gelet op het tijdsverloop tussen april 2021 en 1 juni 2021, is de kantonrechter van oordeel dat FESCO niet voldoende voortvarend heeft gehandeld bij het geven van het ontslag op staande voet. Dat FESCO ervoor heeft gekozen om eerst de beslagen ten laste van [persoon C] en [naam vennootschap] af te wachten, alvorens met [persoon A] te communiceren over de aan haar verweten gedragingen komt voor haar risico. Door FESCO is in zoverre ook erkend dat er tussen het ontdekken van de betrokkenheid van [persoon A] bij [naam vennootschap] en het ontslag op staande voet de nodige tijd is verstreken. Dat door FESCO in de tussenliggende periode nader onderzoek is verricht, is niet gebleken. Dat sprake is van zo een uitzonderlijk geval, zoals door FESCO is betoogd, in die in zin dat een ruime termijn voor nader onderzoek noodzakelijk en gerechtvaardigd was, is evenmin gebleken.
4.8
Los van de vraag of de verwijten aan het adres van [persoon A] een dringende reden in de zin van artikel 7:678 juncto artikel 7:677 BW opleveren, brengt het voorgaande met zich dat FESCO niet aan de onverwijldheidseis heeft voldaan. Het woord ‘onverwijld’ geeft de partij die een opzegging wegens een dringende reden overweegt weliswaar enig respijt, voordat daadwerkelijk tot ontslag wordt overgegaan, maar gezien het hiervoor beschreven tijdsverloop heeft FESCO ten aanzien van beide gedragingen niet voortvarend genoeg gehandeld en heeft zij een onaanvaardbare lange tijd laten verstrijken, voordat zij [persoon A] op grond van deze redenen op staande voet ontsloeg. Het ontslag op staande voet van 1 juni 2021 is reeds daarom niet rechtsgeldig gegeven.
conclusie
4.9
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is sprake van opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er grond is om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 7:681 lid 1 BW.
arbeidsovereenkomst
4.1
De door [persoon A] verzochte vergoedingen zijn door haar gebaseerd op een loon van
€ 8.000,00 bruto per maand (inclusief vakantietoeslag) en houden daarmee rechtstreeks verband met de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020. In de litigieuze arbeidsovereenkomst is opgenomen dat FESCO bij het sluiten daarvan rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door [persoon C] , in de functie van [naam functie 2] (hierna te noemen: de werkgever). Relevante feiten of omstandigheden waaruit zou blijken dat sprake is geweest van onbevoegde vertegenwoordiging door [persoon C] zijn door FESCO niet gesteld en zijn evenmin op andere wijze gebleken. De algemene stelling van FESCO ter zitting dat [persoon C] als [naam functie 2] enkel bevoegd was tot het sluiten van overeenkomsten namens Fesco ‘binnen enkele kaders’ is daartoe onvoldoende. Door FESCO is niet nader geconcretiseerd wat deze kaders exact inhouden. Dit houdt in dat in rechte zal worden uitgegaan van de gebondenheid van FESCO aan de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020, waarin voor [persoon A] geen beperkende bedingen (meer) zijn opgenomen. Deze overeenkomst is op geen enkele wijze door FESCO in rechte bestreden c.q. aangetast, anders dan met de opmerking dat deze niet rechtsgeldig zou zijn. Door FESCO is niet - ook niet desgevraagd ter zitting - toegelicht wat zij met niet rechtsgeldig heeft bedoeld.
achterstallig loon
4.11
De loonvordering van [persoon A] wordt aldus begrepen dat zij aanspraak maakt op betaling van het loon vanaf 1 april 2021 tot de datum van het ontslag op staande voet. Hoewel in de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020 zowel een bedrag van € 8.000,00 als “vierduizend euro” is opgenomen volgt uit de door [persoon A] overgelegde loonstrook van januari 2021 dat daarop een brutoloon van € 8.000,00 is opgenomen. FESCO heeft zich weliswaar uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat over het bedrag van € 8.000,00 bruto per maand geen overeenstemming is bereikt, maar het voorgaande neemt niet weg dat FESCO aan [persoon A] vanaf januari 2020 een brutoloon van € 8.000,00 per maand heeft uitbetaald. Voor zover Fesco daarvoor geen toestemming heeft gegeven, maar zij de betaling van deze bedragen niet zou hebben opgemerkt valt dit geheel in haar risicosfeer als werkgeefster. Nu door FESCO ter zitting niet is weersproken dat bij ziekte 100% van het loon wordt doorbetaald en, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4.10 en hierna onder 4.26 is overwogen, het beroep van FESCO op verrekening wordt verworpen omdat [persoon A] geen boetes heeft verbeurd, is de loonvordering toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld. Wettelijke rente en wettelijke verhoging over het achterstallige loon zijn eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat aanleiding bestaat de wettelijke verhoging te matigen tot 10%.
billijke vergoeding
4.12
Indien een werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW is, gelet op de wetsgeschiedenis, reeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid van de werkgever. Hoewel in het onderhavige geval is geoordeeld dat niet is voldaan aan de eisen van artikel 7:677 BW voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet heeft de kantonrechter een discretionaire bevoegdheid voor betreft de toekenning van een billijke vergoeding.
4.13
Uit de processtukken en hetgeen door partijen ter zitting voren is gebracht komt een beeld naar voren van een werkneemster die, een en ander zoals door FESCO terecht is gesteld, bewust op enkele punten geen openheid van zaken heeft willen geven, dan wel bewust heeft gezwegen. Illustratief voor het voorgaande is de houding van [persoon A] ten aanzien van de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020, waarvan het bestaan voor FESCO in eerste instantie onbekend was. Zo blijkt uit de door partijen overgelegde correspondentie niet dat [persoon A] zich voorafgaand aan deze procedure, onder meer in het kader van de door FESCO aangekondigde boventalligheid en de onderhandelingen over het einde van de arbeidsovereenkomst in januari en februari 2021, expliciet heeft beroepen op de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020.
Waarom [persoon A] de arbeidsovereenkomst niet eerder - ook niet op verzoek van FESCO - heeft overgelegd, laat zich niet verklaren. [persoon A] heeft onomwonden verklaard dat het niet aan haar is om de arbeidsovereenkomst aan FESCO te verstrekken, maar zij heeft vervolgens niet nagelaten om zelf na het ontslag op staande voet haar personeelsdossier op te vragen, terwijl [persoon A] kennelijk wist dat de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020 daarvan onderdeel uitmaakte en het dossier in een kluis lag waarvan zij zelf de sleutel had. Ook in de brief van 31 mei 2021 van de gemachtigde van [persoon A] is geen melding gemaakt van de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2021, terwijl wel expliciet melding is gemaakt van het feit dat FESCO en [persoon C] in het kader van het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk hebben onderhandeld over het schrappen van zijn concurrentiebeding. Door [persoon A] is bovendien pas in de onderhavige procedure het standpunt ingenomen dat het nevenwerkzaamhedenbeding uit artikel 11 van de arbeidsovereenkomst met instemming van FESCO reeds in 2014 is komen te vervallen, met dien verstande dat door FESCO onder verwijzing naar de verklaring van [persoon D] (de voormalige [naam functie 2] ) is aangevoerd dat deze toestemming slechts betrekking had op eventuele werkzaamheden van [persoon A] voor het bedrijf van haar toenmalige partner, en dat de tekst van de brief van 21 februari 2014 geen aanknopingspunten biedt voor de stelling dat het nevenwerkzaamhedenbeding in zijn geheel is komen te vervallen.
4.14
Dat FESCO gebonden is aan de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020 laat onverlet dat deze arbeidsovereenkomst is gesloten tussen [persoon A] en [persoon C] , die op dat moment al een affectieve relatie hadden. Dat een en ander in het licht van de oprichting van [naam vennootschap] . in juni 2020 vragen bij FESCO heeft opgeroepen is alleszins begrijpelijk. Een dergelijke gang van zaken doet vermoeden dat [persoon A] met het aangaan van de arbeidsovereenkomst wellicht andere bedoelingen heeft gehad. Uit de door [persoon A] naar voren gebrachte omstandigheid dat de oude arbeidsovereenkomst ‘niet meer relevant’ was, in die zin dat bepaalde bepalingen niet meer
van toepassing waren en dat haar functie was veranderd blijkt niet de noodzaak van het aangaan van een geheel nieuwe arbeidsovereenkomst, te meer nu partijen in het verleden steeds met een aanvulling van de arbeidsovereenkomst hebben gewerkt. In de aanvulling van 2018 was bovendien al de functie van Financieel Manager opgenomen, waarbij wel is verwezen naar de arbeidsovereenkomst van 2013, maar niet naar een aanvulling in 2014. Dat de arbeidsovereenkomst op enig moment is goedgekeurd door HR of de directie of dat daarvan een mutatie is gedaan is niet gebleken. Minstens zo opvallend is dat bij FESCO geen aanvullingen in het personeelsdossier na 2018 bekend zijn, terwijl door [persoon A] is verklaard dat normaalgesproken de getekende arbeidsovereenkomsten ten behoeve van het personeelsdossier worden opgestuurd naar HR in Moskou.
4.15
Het voorgaande geldt eveneens voor de handelwijze van [persoon A] ten aanzien van haar relatie met [persoon C] en haar woonadres (in Papendrecht). FESCO heeft naar aanleiding van de ziekmelding op 8 januari 2021 gevraagd naar het juiste woonadres van [persoon A] . Door [persoon A] is bij monde van haar gemachtigde op 21 januari 2021 bevestigd dat het adres in Tilburg haar huidige adres was. Anderzijds is door [persoon A] erkend dat zij samen met [persoon A] vanaf maart 2020 eigenaar is van de woning aan [adres 1] te Papendrecht, zijnde het vestigingsadres van [naam vennootschap] . Ook ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [persoon A] desgevraagd geen helderheid willen verschaffen over haar woonadres in de voornoemde periode.
4.16
Vaststaat dat de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020 geen concurrentiebeding, nevenwerkzaamhedenbeding, geheimhoudingsbeding, boetebeding of een ander beperkend beding bevat, die naar hun hun aard betrekking hebben op de activiteiten van de werknemer gedurende of na beëindiging van het dienstverband. Het stond [persoon A] , die daarmee in haar handelen niet beperkt wordt vrij een concurrerend bedrijf te beginnen. Wel zitten er grenzen aan die vrijheid, in die zin dat het (stelselmatig) beconcurreren door een ex-werknemer met gebruikmaking van de werkgever opgedane specifieke informatie in bepaalde omstandigheden onrechtmatig kan zijn. Vaststaat dat [persoon A] en [persoon C] [naam vennootschap] hebben opgericht in de periode dat zij beiden nog [naam functie 1] respectievelijk [naam functie 2] bij FESCO waren. Uit de oprichtingsakte van [naam vennootschap] . volgt dat het doel en de activiteiten (vrijwel) gelijksoortig zijn aan de activiteiten van FESCO. Voor zover [persoon A] al moet worden gevolgd in haar standpunt dat door [naam vennootschap] in 2020 geen activiteiten zijn verricht zijn in ieder geval wel door [persoon A] gedurende haar dienstverband en tijdens haar ziekte werkzaamheden voor [naam vennootschap] verricht.
Zo is de jaarrekening 2020 van [naam vennootschap] door [persoon A] op 8 februari 2021 ondertekend. De door FESCO aan [persoon C] gemaakte (ernstige) verwijten, waaronder het versturen van 120 e-mails met bedrijfsgevoelige informatie, kunnen in deze procedure niet rechtstreeks aan [persoon A] worden toegerekend. Wel moeten de aan [persoon A] verweten gedragingen, zoals het in december 2020 versturen van een bestand met de titel “ [naam vennootschap] .” met daarin een excelsheet naar haar privé e-mailadres, worden gezien in het licht van de gedragingen van [persoon C] . Gelet op de samenwerking tussen [persoon A] en [persoon C] heeft deze gang van zaken er begrijpelijkerwijs aan bijgedragen dat er bij FESCO twijfels zijn gerezen omtrent de betrouwbaarheid van [persoon A] .
4.17
[persoon A] heeft zich weliswaar geconfronteerd gezien met een plotseling einde van haar arbeidsovereenkomst en stopzetting van haar loon, maar hierna zal blijken dat [persoon A] recht heeft op een transitievergoeding en een vergoeding als bedoeld in artikel 7:672 lid 11 BW.
Bij de vergelijking tussen de situatie zonder de vernietigbare opzegging en de situatie waarin [persoon A] zich thans bevindt worden ook deze vergoedingen betrokken. Compensatie van het misgelopen loon vindt met de vergoeding wegens onregelmatige opzegging immers al gedeeltelijk plaats. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen wordt in aanmerking genomen dat sprake is van beperkte verwijtbaarheid aan de zijde van FESCO en dat daarnaast aan [persoon A] zelf een verwijt kan worden gemaakt. In de gegeven omstandigheden kan bovendien beslist niet worden uitgesloten dat de arbeidsovereenkomst op verzoek van FESCO wegens het bestaan van een redelijke grond, zoals een verstoorde arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW, op korte termijn zou zijn ontbonden. Dat sprake is van een opzegverbod, zoals door [persoon A] is betoogd, is niet gebleken.
4.18
Dit leidt dit alles ertoe dat in de onderhavige situatie geen reden is voor toekenning van een billijke vergoeding.
transitievergoeding
4.19
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever is opgezegd. Niet gebleken is dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van [persoon A] . Dat [persoon A] zich zou hebben schuldig gemaakt aan onrechtmatige concurrentie, bedrog of andere strafbare feiten is door FESCO onvoldoende onderbouwd. Daartoe heeft zij onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden gesteld.
De door [persoon A] verzochte transitievergoeding is door FESCO (cijfermatig) niet weersproken, zodat een bedrag van € 20.855,03 bruto toewijsbaar is. De eveneens gevorderde wettelijke rente zal ingevolge artikel 7:686a lid 1 BW toewijsbaar zijn vanaf 1 juli 2021.
vergoeding onregelmatige opzegging
4.2
De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Vaststaat dat FESCO de arbeidsovereenkomst met [persoon A] onverwijld heeft opgezegd en dat zij daar niet toe bevoegd was. Daarmee heeft FESCO onregelmatig opgezegd. Door FESCO niet is weersproken dat de arbeidsovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden voor het eerst op 1 september 2021 had kunnen eindigen. Evenmin is door FESCO weersproken dat de hoogte van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging € 24.000,00 bruto bedraagt. Deze vergoeding is aldus toewijsbaar. De eveneens gevorderde wettelijke rente zal in overeenstemming met artikel 7:686a lid 1 BW hierover worden toegewezen vanaf 1 juni 2021.
bonussen
4.21
De gevorderde bonussen over 2019, 2020 en 2021 tot een bedrag van € 46.400,00 zijn bij gebrek aan grondslag niet toewijsbaar. In de arbeidsovereenkomst van 2 januari 2020 is in artikel 7, waarvan de inhoud hiervoor onder 2.19 is weergegeven, opgenomen dat een winstuitdelingsuitkering
kanworden toegekend indien de bedrijfsresultaten dit toelaten, waarbij de beslissing ieder jaar weer ter vrije beoordeling van de werkgever staat. Toekenning van een uitkering in vorige jaren geeft de werknemer geen recht op een uitkering in een volgend jaar.
In de arbeidsovereenkomst van 27 mei 2013 was reeds een gelijkluidende bepaling opgenomen. Voor [persoon A] kon daarmee geen enkele twijfel bestaan over het feit dat sprake was van een discretionaire bevoegdheid van FESCO. Nu door FESCO is aangevoerd dat de bedrijfsresultaten geen aanleiding gaven tot toekenning van een bonus kan [persoon A] daarop geen aanspraak maken.
niet genoten vakantiedagen
4.22
De gevorderde openstaande vakantiedagen zijn door FESCO niet betwist, zodat deze toewijsbaar zijn. Ook ten aanzien van deze post heeft te gelden dat FESCO niet tot verrekening over mocht gaan. Een bedrag van € 14.035,88 bruto is aldus toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente als in het dictum vermeld. De wettelijke verhoging over de betaling van de niet genoten vakantiedagen zal worden gesteld op nihil. Wettelijke verhoging is immers bedoeld als prikkel tot nakoming en dat is in dit geval niet aan de orde.
bedrijfskosten
4.23
[persoon A] heeft aanspraak gemaakt op een bedrag € 615,19 aan bedrijfskosten. Door FESCO is betwist dat deze kosten ten behoeve van FESCO zijn gemaakt. [persoon A] heeft tegen deze achtergrond haar vordering onvoldoende (nader) onderbouwd, zodat deze kosten niet toewijsbaar zijn.
specificaties
4.24
FESCO zal worden veroordeeld tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto specificaties over de nabetalingen.
overig
4.25
De overige (subsidiaire) verzoeken behoeven geen nadere bespreking en beoordeling meer.
in het tegenverzoek
4.26
Onder verwijzing van hetgeen hiervoor onder 4.10 is overwogen worden de door FESCO gevorderde boetes wegens gebrek aan grondslag afgewezen.
in beide verzoeken
4.27
FESCO moet als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu het debat in het verzoek en in het tegenverzoek samenliep worden de proceskosten toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld.
nakosten
4.28
De apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

de kantonrechter:
in het verzoek ex artikel 7:681 BW
veroordeelt FESCO tot betaling aan [persoon A] van het achterstallige loon van € 8.000,00 bruto per maand (inclusief vakantietoeslag) over de periode van 1 april tot 1 juni 2021, te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en het aldus verhoogde bedrag te vermeerderen met wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de bedragen tot aan de dag van algehele voldoening onder verstrekking van een bruto/netto specificatie;
veroordeelt FESCO tot betaling aan [persoon A] van een transitievergoeding tot een bedrag van
€ 20.855,03 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag van algehele voldoening onder verstrekking van een bruto/netto specificatie;
veroordeelt FESCO tot betaling aan [persoon A] van een bedrag van € 24.000,00 bruto aan vergoeding als bedoeld in artikel 7:672 lid 11 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente
ex artikel 6:119 BW vanaf 1 juni 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt FESCO tot betaling aan [persoon A] van een bedrag van € 14.035,88 bruto aan niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening onder verstrekking van een bruto/netto specificatie;
in het tegenverzoek
wijst het verzoek van FESCO af;
in beide verzoeken
veroordeelt FESCO in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [persoon A] vastgesteld op:
  • € 507,00 aan verschotten;
  • € 747,00 aan salaris voor de gemachtigde;
en indien FESCO niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart deze beschikking ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
829