ECLI:NL:RBROT:2021:12978

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
9373977 \ CV EXPL 21-26007
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van huurovereenkomsten met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 oktober 2021, hebben de eiseressen, [eiseres A] en [eiseres B], vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, [gedaagde], wegens het niet nakomen van huurovereenkomsten. De eiseressen hebben bij exploot van dagvaarding van 26 juli 2021 de gedaagde aangesproken op zijn betalingsverplichtingen, waarbij zij een totaalbedrag van € 4.790,43 van [eiseres A] en € 18.391,49 van [eiseres B] vorderen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft geen conclusie van antwoord ingediend en heeft derhalve geen verweer gevoerd tegen de vorderingen van de eiseressen.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseressen toegewezen, aangezien deze niet zijn weersproken. De rechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim is en heeft de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.111,52 aan verschotten en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde van de eiseressen. De kantonrechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9373977 \ CV EXPL 21-26007
uitspraak: 29 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres A],
t.h.o.d.n. [handelsnaam A] ,
gevestigd te: [vestigingsplaats 1] ,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres B] ,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseressen bij exploot van dagvaarding van 26 juli 2021,
gemachtigde: mr. P. Smit te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
vertegenwoordigd door M. Pinas.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres A] , [eiseres B] en [gedaagde] .

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • de e-mail van dhr. M. Pinas van 5 augustus 2021 waarin hij om uitstel voor het indienen van de conclusie van antwoord verzoekt;
  • de brief van de griffier van 6 augustus 2021 waarin [gedaagde] de gelegenheid krijgt om op de rolzitting van 15 september 2021 voor antwoord te concluderen.
1.2
[gedaagde] heeft geen conclusie van antwoord ingediend.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vorderingen

2.1
[eiseres A] en [eiseres B] hebben bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
Primair
tot betaling aan [eiseres A] van een bedrag van (€ 3.933,96 + € 338,07 + € 518,40) =
€ 4.790,43, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over
€ 3.933,96, vanaf 11 juni 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag
der algehele voldoening;
tot betaling aan [eiseres B] van een bedrag van (€ 16.629,59 + € 820,60 + € 941,30) =
€ 18.391,49, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over
€ 16.629,59 vanaf 11 juni 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening,
subsidiair:
tot betaling aan [eiseres A] van een bedrag van (€ 3.933,96 + € 518,40 =) € 4.452,36, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de openstaande factuurbedragen, vanaf de respectieve vervaldata van de openstaande facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
tot betaling aan [eiseres B] van een bedrag van ( € 16.629,59 + € 941,30 =) € 17.570,89, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de openstaande factuurbedragen, berekend vanaf de respectieve vervaldata van de openstaande facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
primair en subsidiair:
in de kosten van het onderhavige geding, het salaris van de gemachtigde van [eiseres A] en [eiseres B] daaronder begrepen, alsmede in de nakosten.
2.2
[eiseres A] en [eiseres B] hebben -zakelijk weergegeven- het volgende aan hun vorderingen ten grondslag gelegd.
[eiseres A]
2.2.1
Tussen [eiseres A] en [gedaagde] zijn huurovereenkomsten met betrekking tot de onderstaande woningen gesloten:
- [adres 1] te [postcode 1] Spijkenisse;
- [adres 2] te [postcode 2] Spijkenisse;
- [adres 3] te [postcode 3] Rozenburg.
2.2.4
[gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomsten door, ondanks daartoe te zijn aangemaand, in totaal een bedrag van € 3.933,96 aan uit hoofde van deze huurovereenkomsten verschuldigde facturen onbetaald te laten. [eiseres A] vordert dit bedrag aan hoofdsom.
2.2.5
[eiseres A] heeft haar vorderingen uit handen gegeven aan haar gemachtigde en is daardoor buitengerechtelijke incassokosten aan haar gemachtigde verschuldigd geworden. Zij vordert vergoeding van deze kosten van € 518,40 van [gedaagde] .
2.2.6
[eiseres A] vordert op grond van artikel 6:119a wettelijke handelsrente die berekend vanaf de vervaldata van de facturen tot 11 juni 2021 € 338,07 bedraagt. Subsidiair vorder zij de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW.
[eiseres B]
2.2.1
Tussen [eiseres B] en [gedaagde] zijn huurovereenkomsten met betrekking tot de onderstaande woningen gesloten:
- [adres 4] te [postcode 4] Hoogvliet;
- [adres 5] te [postcode 5] Spijkenisse,
2.2.1
[gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten huurovereenkomsten door, ondanks daartoe te zijn aangemaand, in totaal een bedrag van € 16.629,59 aan uit hoofde van deze huurovereenkomsten verschuldigde facturen onbetaald te laten. [eiseres B] vordert dit bedrag aan hoofdsom.
2.2.2
[eiseres B] heeft haar vorderingen uit handen gegeven aan haar gemachtigde en is daardoor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden. Zij vordert vergoeding van deze kosten van € 941,30 van [gedaagde] .
2.2.3
[eiseres B] vordert op grond van artikel 6:119a wettelijke handelsrente die berekend vanaf de vervaldata van de facturen tot 11 juni 2021 € 820,60 bedraagt. Subsidiair vordert zij de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW.

3..Het verweer

[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de door [eiseres A] en [eiseres B] en gevorderde hoofdsommen van respectievelijk € 3.933,96 en 16.629,59. Deze vorderingen worden als niet weersproken en op de wet gegrond toegewezen.
4.2
De door [eiseres A] en [eiseres B] gevorderde vervallen wettelijke handelsrente van respectievelijk € 338,07 en € 820,60 wordt als niet weersproken eveneens toegewezen. Hetzelfde geldt voor de lopende wettelijke handelsrente.
4.3
De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van respectievelijk € 518,40 en € 941,30 worden eveneens toegewezen nu [gedaagde] in verzuim is, (de gemachtigde van) [eiseres B] en [eiseres A] incassohandelingen heeft verricht waartoe zij in redelijkheid kond overgaan en de gevorderde vergoedingen zijn berekend volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
4.4
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de kant van [eiseres A] en [eiseres B] vastgesteld op € 1.111,52 aan verschotten (waarvan
€ 98,52 aan dagvaardingskosten en € 1.013,00 aan griffierecht) en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt).
4.5
De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om [eiseres A] te betalen een bedrag van (€ 3.933,96 + € 338,07 +
€ 518,40 =) € 4.790,43, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 3.933,96, vanaf 11 juni 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres B] tegen kwijting te betalen een bedrag van (€ 16.629,59 +
€ 820,60 + € 941,30 =) € 18.391,49, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over € 16.629,59 vanaf 11 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres A] en [eiseres B] vastgesteld op € 1.111,52 aan verschotten (waarvan
€ 98,52 aan dagvaardingskosten en € 1.013,00 aan griffierecht) en € 498,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt);
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,00 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.L.M. van der Wildt en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
426