Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
en
2. [gedaagde 2]
1..Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 3 september 2021;
- de conclusie van dupliek.
2..De vaststaande feiten
Hoofdelijkheid
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om een geschil tussen BMW Financial Services B.V. en twee gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], in het kader van een financial leaseovereenkomst. De overeenkomst, gesloten op 8 februari 2018, betrof een Mini Cooper. Gedaagde 1 heeft een betalingsachterstand laten ontstaan, en de auto is op 13 mei 2019 gestolen. BMW heeft gedaagden aangesproken op hun verplichtingen uit de leaseovereenkomst en de garantstellingsovereenkomst, waarbij gedaagde 2 als garantsteller fungeerde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde 1 tekort is geschoten in de nakoming van de leaseovereenkomst, waardoor BMW het recht had om het gehele verschuldigde bedrag vervroegd op te eisen. De rechter heeft de vordering van BMW toegewezen, inclusief de contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten, maar heeft de incassokosten gematigd. Gedaagde 2 heeft een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de garantstellingsovereenkomst wegens het ontbreken van toestemming van zijn echtgenote, maar dit beroep werd afgewezen. De rechter heeft beide gedaagden hoofdelijk aansprakelijk verklaard voor de betaling van het verschuldigde bedrag, inclusief proceskosten.