ECLI:NL:RBROT:2021:12974

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
9322996 CV EXPL 21-22881
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van courtage en proceskosten in het kader van een verhuuropdracht

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Van Vliet Bedrijfsmakelaars B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die niet heeft gereageerd op de dagvaarding. De procedure begon met een exploot van dagvaarding op 24 juni 2021, waarbij Van Vliet vorderde dat de gedaagde een bedrag van € 2.282,33 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde had een verhuuropdracht aan Van Vliet gegeven en was overeengekomen een courtage van 14% te betalen. Van Vliet stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de factuur van 30 maart 2021, die een bedrag van € 1.980,77 betrof. Ondanks dat de gedaagde de gelegenheid had gekregen om te reageren, heeft deze geen verweer gevoerd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van Van Vliet niet ongegrond of onrechtmatig zijn en heeft deze toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Van Vliet zijn vastgesteld op € 610,83 aan verschotten en € 187,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 17 september 2021 door de kantonrechter A.M. van Kalmthout en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9322996 \ CV EXPL 21-22881
uitspraak: 17 september 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Van Vliet Bedrijfsmakelaars B.V.,
gevestigd te: Ridderkerk,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 24 juni 2021,
gemachtigde: mr. A. Quispel te Rotterdam,
tegen
[gedaagde]
,
gevestigd te: [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. K.A. Krikke te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als Van Vliet respectievelijk [gedaagde] .

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding, met producties;
  • het faxbericht van de gemachtigde van [gedaagde] van 12 juli 2021 waarin om uitstel voor het indienen van de conclusie van antwoord wordt verzocht;
  • de brief van de griffier van 14 juli 2021 waarin aan de gemachtigde van [gedaagde] is meegedeeld dat [gedaagde] uiterlijk op de rolzitting van 19 augustus 2021 op de dagvaarding mag reageren.
1.2
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vordering en de grondslag

2.1
Van Vliet heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan Van Vliet te betalen een bedrag van € 2.282,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.980,77 vanaf 24 juni 2021, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2
Van Vliet heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij op verzoek en voor rekening van [gedaagde] een verhuuropdracht in behandeling heeft genomen. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] een courtage van 14% aan haar verschuldigd is.
[gedaagde] is in gebreke gebleven met de nakoming van de op hem rustende betalingsverplichting door de factuur van 30 maart 2021, waarbij genoemde courtage van
€ 1.980,77 in rekening is gebracht, niet te voldoen. Van Vliet vordert dit bedrag aan hoofdsom. Van Vliet vordert verder een bedrag van € 297,12 (incl. btw) aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente die berekend tot en met 23 juni 2021 € 4,44 bedraagt.

2..De beoordeling

2.1
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd. De vorderingen komen de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en worden toegewezen.
2.2
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de kant van Van Vliet vastgesteld op € 610,83 aan verschotten (waarvan € 103,83 aan dagvaardingskosten en € 507,00 aan griffierecht) en € 187,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt van € 187,00).

3..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Van Vliet tegen kwijting te betalen een bedrag van € 2.282,33, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.980,77 vanaf 24 juni 2021 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Van Vliet vastgesteld op € 610,83 aan verschotten en € 187,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
426