In deze zaak heeft de besloten vennootschap Van Vliet Bedrijfsmakelaars B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die niet heeft gereageerd op de dagvaarding. De procedure begon met een exploot van dagvaarding op 24 juni 2021, waarbij Van Vliet vorderde dat de gedaagde een bedrag van € 2.282,33 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde had een verhuuropdracht aan Van Vliet gegeven en was overeengekomen een courtage van 14% te betalen. Van Vliet stelde dat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van de factuur van 30 maart 2021, die een bedrag van € 1.980,77 betrof. Ondanks dat de gedaagde de gelegenheid had gekregen om te reageren, heeft deze geen verweer gevoerd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van Van Vliet niet ongegrond of onrechtmatig zijn en heeft deze toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Van Vliet zijn vastgesteld op € 610,83 aan verschotten en € 187,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 17 september 2021 door de kantonrechter A.M. van Kalmthout en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.