Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding, met producties;
- de aantekeningen van de griffier van het op de rolzitting van 17 juni 2021 door [gedaagde] gegeven mondelinge antwoord.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft Achmea Schadeverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeert, met betrekking tot een onverschuldigde betaling van een autoverzekeringspremie. De procedure is gestart met een dagvaarding op 26 mei 2021, waarin Achmea vorderde dat de gedaagde een bedrag van € 144,71 zou betalen, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat hij de premie al had betaald. Echter, hij heeft geen bewijsstukken overgelegd om zijn verweer te onderbouwen, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid was gesteld tijdens de rolzitting op 17 juni 2021.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een autoverzekering bij Achmea had afgesloten en dat deze verzekering was beëindigd. Achmea heeft gesteld dat de gedaagde ten onrechte een bedrag van € 94,78 heeft ontvangen, dat betrekking had op een ten onrechte geïncasseerde premie. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer en heeft de vordering van Achmea toegewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.
De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat Achmea aan de vereisten van artikel 6:96 BW heeft voldaan. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 234,22 aan verschotten en € 37,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 13 augustus 2021 door mr. K.J. Bezuijen en is uitvoerbaar bij voorraad.