ECLI:NL:RBROT:2021:12960

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
29 december 2021
Zaaknummer
8975724 \ CV EXPL 21-2374
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na bewijslevering over schadeposten na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 24 september 2021, is een eindvonnis uitgesproken na bewijslevering over schadeposten die zijn ontstaan na het einde van een huurovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door gerechtsdeurwaarder R.P.M. van den Boogert, heeft de gedaagde aangeklaagd voor schade aan bomen, planten, tuinmeubilair en de keukenvloer. De gedaagde heeft in reconventie geprocedeerd en heeft bewijs gepresenteerd in de vorm van een akte met producties en een usb-stick met documenten en foto's. De kantonrechter heeft de gedaagde toegelaten tot het leveren van tegenbewijs met betrekking tot de schade aan de bomen, planten en het tuinmeubilair, evenals de keukenvloer. Echter, de gedaagde is er niet in geslaagd om overtuigend bewijs te leveren dat de schade is ontstaan tijdens de huurperiode.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in het bewijs is geslaagd en heeft geoordeeld dat de eiser niet aansprakelijk is voor de gestelde schade. De kantonrechter heeft wel geoordeeld dat de eiser aansprakelijk is voor een schadevergoeding van € 100,00 voor de schade aan een lamel en het frontpaneel van de vaatwasser, wat resulteert in een totaalbedrag van € 1.682,50 dat de gedaagde aan de eiser moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 343,83 aan verschotten en € 420,75 aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8975724 \ CV EXPL 21-2374
uitspraak: 24 september 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
woonplaats: [woonplaats eiser],
eiser in conventie bij exploot van dagvaarding van 8 januari 2021,
gedaagde in reconventie,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarder R.P.M van den Boogert te Utrecht,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] respectievelijk [gedaagde].

1..Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 7 mei 2021;
  • de akte aan de kant van [gedaagde] van 2 juni 2021, met producties en een usb-stick;
  • de aantekeningen van de griffier van de rolzitting van 2 juni 2021 waar [gedaagde] is verschenen;
  • de akte aan de kant van [eiser] van 25 augustus 2021.
1.2
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
Met betrekking tot de bomen, planten en het tuinmeubilair is [gedaagde] in genoemd tussenvonnis toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands aangenomen stelling dat [eiser] de bomen en planten op het balkon in dode toestand en het tuinmeubilair in beschadigde staat (met gaten) heeft ontvangen.
Ten aanzien van de keukenvloer is [gedaagde] toegelaten tot het leveren van bewijs dat de vloer is beschadigd en dat deze schade is ontstaan in de periode dat [eiser] het appartement huurde.
[gedaagde] is daarnaast in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de specificatie van de door haar gevorderde schade.
2.2
Allereerst zal beoordeeld worden of [gedaagde] in het haar opgedragen bewijs is geslaagd.
2.3
[gedaagde] heeft ter voldoening aan haar bewijsopdracht een akte in het geding gebracht met daarbij producties en een usb stick.
2.4
Op de usb-stick staan de volgende documenten opgeslagen:
  • een taxatierapport met foto’s van de [adres 1], opgemaakt door NWWI op 20 jun 2017;
  • een makelaarsfilmpje van de [adres 2];
  • 40 foto’s van het appartement en het dakterras, inclusief een screenshot van een door de buren genomen foto van het dakterras;
  • de door [naam] tussen [gedaagde] en [eiser] opgemaakte huurovereenkomst;
  • de overeenkomst van opdracht tussen [naam] en [gedaagde];
  • een offerte van de [naam bedrijf 1] voor het vervagen van de beplanting op het dakterras van € 18 september 2018 van € 2.914,14;
  • een offerte van [naam bedrijf 2] van 29 november 2018 van € 847,-- - een screenshot van een fauteuil van Ikea van € 288,--;
  • een screenshot van een 2-zits buitenbank van Ikea van € 477,--
  • een screenshot van een set lamellen van Jysk van € 88,99;
  • een screenshot van een vaatwasser deur van Hornbach van € 115,00;
De offertes van de firma’s [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] zijn tevens als schriftelijke producties bij genoemde akte overgelegd.
2.5
Indien wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling van [gedaagde] dat de tuin onderdeel uitmaakt van de huurovereenkomst, hetgeen [eiser] bij antwoordakte van 25 augustus 2021 gemotiveerd heeft betwist, is [gedaagde] niet geslaagd in het leveren van tegenbewijs. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
2.6
Uit geen van de door [gedaagde] overgelegde stukken blijkt de toestand van de bomen en de planten en het tuinmeubilair op het moment van aangaan van de huurovereenkomst, te weten 7 mei 2018. [gedaagde] stelt weliswaar dat de overgelegde foto’s zijn gemaakt in april 2018, maar zij heeft die stelling niet onderbouwd. Op de usb-stick staat bij de data alleen 5 april 2021, de kennelijke aanmaakdatum, vermeld.
Met betrekking tot het makelaarsfilmpje heef [gedaagde] gesteld dat dit in augustus 2018 is gemaakt. Ook deze stelling is niet onderbouwd, nu als datum bij het filmpje alleen de kennelijke aanmaakdatum 5 april 2021 staat vermeld. Dit filmpje zegt dus niets over de toestand op het moment van aangaan van de huurovereenkomst. Hetzelfde geldt voor de bij het taxatierapport gevoegde foto’s. Dit rapport dateert immers van juni 2017, een jaar voor aanvang van de huurovereenkomst.
2.7
[gedaagde] is evenmin geslaagd in het bewijs dat de keukenvloer is beschadigd in de periode dat [eiser] het appartement huurde. Uit de door [gedaagde] overgelegde foto’s blijkt weliswaar dat de keukenvloer vlekken bevat, maar [gedaagde] is er niet in geslaagd te bewijzen dat deze vlekken zijn ontstaan in de periode dat [eiser] het appartement huurde. Ook hier geldt dat onbekend is wanneer deze foto’s zijn gemaakt. [gedaagde] stelt bovendien dat zij de vlekken eerst niet heeft opgemerkt en dat de foto’s daardoor enige tijd na het vertrek van [eiser] zijn gemaakt. Daarmee staat niet vast dat de vlekken zijn ontstaan in de periode dat [eiser] het appartement huurde, dit kan evengoed daarna zijn gebeurd.
2.8
Nu [gedaagde] niet in het haar opgedragen (tegen)bewijs is geslaagd wordt ex artikel 7:224 lid 2 BW verondersteld dat [eiser] het gehuurde heeft opgeleverd in de staat waarin hij het gehuurde heeft ontvangen. Het voorgaande brengt met zich dat [eiser] niet aansprakelijk is voor de door [gedaagde] gestelde schade aan de bomen en planten, het tuinmeubilair en de keukenvloer.
2.9
In het tussenvonnis van 7 mei 2021 is onder 4.3 overwogen dat [eiser] gehouden is de schade aan de lamel en het paneel van de vaatwasser te vergoeden.
[gedaagde] heeft de schade aan de lamel onderbouwd met een screenshot van een set lamellen van Jysk van € 88,99. De schade aan het paneel van de vaatwasser heeft zij onderbouwd met een screenshot van een vaatwasser deur van de Hornbach van € 115,--.
2.1
[eiser] heeft hier tegenin gebracht dat [gedaagde] slechts de kosten op [eiser] kan verhalen die [eiser] ook had moeten maken om de schade te herstellen, maar dat [gedaagde] bij de onderbouwing van haar schade is uitgegaan van een volledig nieuwe set lamellen en een geheel nieuwe vaatwasser deur. Hiermee heeft [gedaagde] haar schade onvoldoende onderbouwd, aldus [eiser].
2.11
De schade van [gedaagde] bestaat uit een kapotte lamel en het frontpaneel van de vaatwasser. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] geen concrete aanknopingspunten voor het begroten van deze specifieke schade heeft aangedragen. Nu de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld zal de kantonrechter de schade op grond van artikel 6:97 BW ex aequo et bono vaststellen op een totaalbedrag van € 100,00. De kantonrechter is daarbij uitgegaan van de prijzen van de op de door [gedaagde] overgelegde screenshots, maar heeft daarbij in aanmerking genomen dat slechts 1 lamel beschadigd was en niet de gehele set en dat niet de gehele vaatwasser deur, maar alleen het frontpaneel is beschadigd. Daarnaast heeft de kantonrechter de omstandigheid dat de goederen al enige tijd in gebruik waren meegewogen bij het begroten van de schade. Het bedrag van € 100,00 wordt aan schadevergoeding toegewezen.
2.12
Het voorgaande brengt met zich dat [eiser] gehouden is om een bedrag van € 100,00 aan schade aan [gedaagde] te vergoeden. Dit bedrag wordt verrekend met de verder niet weersproken borg van € 1.550,00, zodat [gedaagde] een bedrag van € 1.450,00 aan [eiser] dient te voldoen.
2.13
Omdat de in conventie gevorderde hoofdsom niet geheel wordt toegewezen kan het aan vervalen wettelijke rente berekende en gevorderde bedrag niet juist zijn. De wettelijk rente wordt daarom als niet weersproken toegewezen zoals hierna vermeld.
2.14
De in conventie gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt voor toewijzing in aanmerking. Met het versturen van de brief van 14 augustus 2019 die bij dagvaarding als productie 14 is overgelegd is voldaan aan de vereisten zoals neergelegd in artikel 6:96, zesde lid BW. Daarnaast is het gevorderde bedrag van € 232,50 in overeenstemming is met de tarieven volgens welke zodanige kosten aan de opdrachtgevers gewoonlijk in rekening worden gebracht.
2.15
[gedaagde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 343,83 aan verschotten (waarvan
€ 240,00 ziet op het griffierecht en € 103,83 op de dagvaardingskosten) en € 420,75 aan salaris voor de gemachtigde (2,25 punt van € 187,-- per punt).

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 1.682,50, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.450,00 vanaf de dag van verzuim tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 343,83 aan verschotten en € 420,75 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
426