ECLI:NL:RBROT:2021:12910

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
625629 / HA RK 21-1094
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met meerdere verdachten en complexe juridische beoordeling

Op 11 november 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verdachte die in voorlopige hechtenis zat. De wraking was gericht tegen mr. P.M. van Russen Groen, de rechter-commissaris die de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling had beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat er een niet irreële mogelijkheid bestond dat de rechter-commissaris later nog betrokken zou zijn bij de strafzaak. De wrakingskamer stelde vast dat de rechter-commissaris geen eindbeslissing had genomen en dat er geen sprake was van vooringenomenheid of de schijn daarvan. De rechtbank benadrukte dat een voor een partij onwelgevallige beslissing op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. De rechter-commissaris had de vordering tot inbewaringstelling niet behandeld, maar had wel de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling getoetst. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter-commissaris voldoende gelegenheid had gegeven aan de verdediging om hun standpunten kenbaar te maken en dat er geen blijk was van vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 625629 / HA RK 21-1094
Beslissing van 11 november 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
thans in voorlopige hechtenis in de P.I. [naam] ,
verzoeker,
advocaat mr. H.E. Berman,
strekkende tot wraking van:
mr. P.M. van Russen Groen, rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam, team kabinet RC (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

1.1
Verzoeker wordt verdacht van witwassen, computervredebreuk, oplichting en deelname aan een criminele organisatie. Er zijn verschillende verdachten aangehouden. Het gaat om een onderzoek met een groot aantal deelonderzoeken met de naam “Dwarsfluit”. Die procedure draagt als kenmerk/parketnummer 10/125145-21.
1.2
De officier van justitie heeft een vordering tot inbewaringstelling ingediend. De verdachte is op 17 september 2021 voor de rechter-commissaris geleid. De rechter-commissaris heeft besloten om de vordering tot inbewaringstelling niet te behandelen en heeft zich beperkt tot het beoordelen van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. Het verhoor van verzoeker heeft plaatsgevonden in de rechtbank Rotterdam middels videoverbinding met het politiebureau. Bij gelegenheid van dat verhoor heeft de raadsvrouw van verzoeker wraking van de rechter-commissaris verzocht.
1.3
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevindt:
- het proces-verbaal van het hiervoor bedoelde verhoor, met het wrakingsverzoek;
- de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek.
1.4
Verzoeker en zijn advocaat, de rechter-commissaris en de officier van justitie zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
1.5
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brieven van 18 en 22 oktober 2021.
1.6
Ter zitting van 28 oktober 2021, waarop het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verzoeker en zijn advocaat verschenen. De advocaat van verzoeker heeft haar standpunt nader toegelicht. De rechter-commissaris was daarbij niet aanwezig, zoals al was aangekondigd in zijn schriftelijke reactie. Ook de officier van justitie is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
1.7
De wrakingskamer heeft tevoren inlichtingen ingewonnen bij het openbaar ministerie omtrent de beperkingen van de verdachte en de vraag of – gezien het feit dat het onderzoek ter terechtzitting nog niet is aangevangen – opsporingsbelangen in de weg staan aan publicatie van de uitspraak. De correspondentie hierover is ter zitting gedeeld met verzoeker.

2.Het verzoek en de reactie daarop

De advocaat van verzoeker heeft op 17 september 2021 – verkort en zakelijk weergegeven –de volgende twee wrakingsgronden gesteld:
De rechter-commissaris heeft kenbaar gemaakt dat hij niet in staat is geweest om het dossier te lezen, maar hij heeft wel kunnen oordelen dat de inverzekeringstelling rechtmatig was aan de hand van dat – niet bestudeerde – dossier.
De rechter-commissaris heeft de verdediging niet in de gelegenheid gesteld om haar standpunt kenbaar te maken ten aanzien van de inverzekeringstelling.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust en heeft verzocht verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek. Het verzoek tot wraking is gedaan nadat hij de beslissing over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling had genomen en meegedeeld.
Ten aanzien van de inhoudelijke gronden heeft de rechter-commissaris verzocht het verzoek af te wijzen. Voor de beoordeling of de inverzekeringstelling rechtmatig is, is het niet nodig het hele dossier te lezen en te doorgronden. De rechtmatigheidstoets is een meer marginale toets. Het is niet juist dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt kenbaar te maken. De rechter-commissaris heeft de raadsvrouw van verzoeker gevraagd haar standpunt kenbaar te maken en de rechter-commissaris verkeerde in de veronderstelling dat zij dat had gedaan. Van enige vooringenomenheid is geen sprake geweest. Ook de schijn daarvan kan niet zijn gewekt.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan en de behandeling van de zaak is geëindigd, kan een wrakingsverzoek dat doel niet meer dienen en is het daarom niet-ontvankelijk.
3.2
In de hiervoor omschreven strafzaak is door de rechter-commissaris geen eindbeslissing genomen waarmee de behandeling van de zaak door de rechter-commissaris is geëindigd. Er is sprake van een niet irreële mogelijkheid dat deze rechter-commissaris ook naderhand nog betrokken zal zijn in de strafzaak van verzoeker. Niet-ontvankelijkverklaring blijft dan ook achterwege.

4.De inhoudelijke beoordeling van het verzoek

beoordelingskader
4.1.1
Bij de inhoudelijke beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
4.1.2
Een tweede uitgangspunt is, dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
de eerste wrakingsgrond
4.2.1
De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken is de rechterlijke instantie aan wie is opgedragen de toetsing van de rechtmatigheid van een inverzekeringstelling en de behandeling van een vordering tot inbewaringstelling van een verdachte.
4.2.2
Bij de rechtmatigheidstoets beoordeelt de rechter-commissaris de beslissing van een ander (de (hulp)officier van justitie), naar de feiten en omstandigheden van het nemen van die beslissing. De rechter-commissaris dient na te gaan of de vormen en normen in acht zijn genomen en kan de opportuniteit van de inverzekeringstelling slechts terughoudend beoordelen. De rechter-commissaris moet bij zijn oordeel onder meer nagaan of sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
4.2.3
Bij de beoordeling van een vordering tot inbewaringstelling is het kader anders. De rechter-commissaris heeft hier te beoordelen of – op het moment van zijn beslissing – sprake is van ernstige bezwaren ten aanzien van de verdachte; dat is een zwaarder criterium dan een verdenking. Ook de redenen waarom in bewaring mag worden gesteld verschillen van de redenen die voor inverzekeringstelling kunnen gelden. Ten slotte beoordeelt de rechter-commissaris niet de opportuniteitsafweging van een ander, maar neemt hij een eigen beslissing.
4.2.4
Wanneer de officier van justitie de inbewaringstelling vordert, wordt in de regel ook de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling getoetst en wordt de verdachte op beide punten in één keer gehoord. Het komt zeer sporadisch voor dat de verdachte niet in verzekering is gesteld voorafgaand aan de inbewaringstelling. Het komt vaker voor dat de inverzekeringstelling al eerder afzonderlijk is getoetst. In deze twee gevallen vallen de beoordeling van de inverzekeringstelling en de vordering tot inbewaringstelling niet samen.
4.3.1
De rechter-commissaris voert regie over de zaken die aan hem worden voorgelegd. Hij bepaalt het verloop, de voortgang van het verhoor en de wijze van behandeling. Daarbij heeft de rechter-commissaris een eigen verantwoordelijkheid hoe hij een zaak voorbereidt, behandelt en beslist. Het is aan de rechter-commissaris om te bepalen of hij zich al dan niet voldoende ingelicht acht of heeft ingelezen om een beslissing over de inbewaringstelling te nemen en/of om (slechts) de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling te toetsen. Daarvoor hoeft de rechter-commissaris geen verantwoording aan de verdediging af te leggen.
4.3.2
Hoewel het proces-verbaal van verhoor het niet met zoveel woorden zegt, blijkt uit het samenstel van de aan de voorgeleiding voorafgaande correspondentie tussen de raadsvrouw en de rechter-commissaris, het proces-verbaal van verhoor en de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris op het wrakingsverzoek, dat hij zich
welvoldoende ingelezen en voorgelicht achtte om de inverzekeringstelling te kunnen toetsen, maar
nietvoldoende ingelezen en voorgelicht achtte om de vordering tot inbewaringstelling te kunnen beoordelen. Tegen de achtergrond van de verschillen in de beoordelingskaders is de wrakingskamer van oordeel dat het wel uitvoeren van de rechtsmatigheidstoets, maar het niet in behandeling nemen van de vordering tot inbewaringstelling, geen blijk geeft van vooringenomenheid of de schijn daarvan oproept. Of de gang van zaken rechtens juist is, ligt aan de wrakingskamer niet ter beoordeling voor.
de tweede wrakingsgrond
4.4.1
Uit de correspondentie tussen rechter-commissaris en raadsvrouw valt op te maken dat zowel voorafgaand aan de voorgeleiding als tijdens de voorgeleiding de rechter-commissaris aan de verdediging had aangekondigd dat indien mocht blijken dat de vordering tot inbewaringstelling niet adequaat zou kunnen worden beoordeeld, de rechter-commissaris slechts de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling zou toetsen. De verdediging was hiervan dus tevoren op de hoogte.
4.4.2
In het algemeen ligt het op de weg van de verdediging om alle argumenten in één keer op tafel te leggen. Een regeling voor preliminaire verweren, zoals die ter terechtzitting geldt, is niet voor beslissingen van de rechter-commissaris voorgeschreven. Van de rechter-commissaris wordt in het algemeen niet verwacht dat hij, nadat hij één argument heeft afgewezen, de verdediging in de gelegenheid stelt een volgend argument te berde te brengen.
4.4.3
Tegen de achtergrond van de omstandigheid dat de raadsvrouw de gelegenheid heeft gekregen haar standpunt mee te delen en bij die gelegenheid zich ook heeft uitgelaten over de rechtmatigheidstoets – zij deelde immers mee dat naar haar mening de rechter-commissaris die niet kon verrichten –, heeft de rechter-commissaris geen blijk gegeven van vooringenomenheid door na zijn beslissing over hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, haar niet nog een gelegenheid te geven nadere standpunten in te nemen.
4.4.4
De raadsvrouw heeft nog betoogd dat de rechter-commissaris na haar wrakingsverzoek pas de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling heeft beoordeeld. Als de raadsvrouw dit als wrakingsgrond heeft bedoeld, slaagt dit betoog niet, omdat zowel uit het proces-verbaal van het verhoor, als uit haar eigen opmerking dat de rechter-commissaris al had beslist voor zij haar standpunt kenbaar kon maken, volgt dat de beslissing al was genomen ten tijde van het wrakingsverzoek.
conclusie
4.5
Gelet op het voorgaande leiden de aangevoerde gronden afzonderlijk noch in samenhang bezien tot gegrondverklaring van het verzoek. De wrakingskamer zal het verzoek dan ook ongegrond verklaren.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. P.M. van Russen Groen.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. J. van den Bos, voorzitter, mr. M. de Geus en mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, rechters, en is door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 11 november 2021 in tegenwoordigheid van mr. H.C.C. Kan, griffier.