ECLI:NL:RBROT:2021:12908
Rechtbank Rotterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van rechter na einduitspraak in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 augustus 2021 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker. De verzoeker had eerder, op 21 mei 2021, een einduitspraak ontvangen in zijn zaak, die betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 2 september 2020. Het wrakingsverzoek werd echter pas op 15 augustus 2021 ingediend, wat leidde tot de vraag of de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking van de rechter, mr. F.P.J. Schoonen.
De rechtbank overwoog dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. Volgens artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een rechter gewraakt worden, maar dit is niet meer mogelijk als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan. Aangezien de rechter op 21 mei 2021 een eindbeslissing had genomen, was de behandeling van de zaak beëindigd en kon het wrakingsverzoek niet meer worden gehonoreerd.
De rechtbank verklaarde de verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, omdat de rechter op het moment van indienen van het verzoek niet meer betrokken was bij de zaak. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de andere rechters in aanwezigheid van de griffier.