ECLI:NL:RBROT:2021:12903

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
10/244393.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met verwerping beroep op noodweer en toekenning smartengeld

Op 28 december 2021 heeft de politierechter in de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 september 2021, waarbij de verdachte de aangever, [naam slachtoffer], heeft mishandeld in de hal van het oude Havenziekenhuis te Rotterdam. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, heeft de aangever meerdere keren geslagen, wat resulteerde in een gebroken neus en andere verwondingen. De officier van justitie eiste een taakstraf van 140 uren, maar de politierechter oordeelde dat de zware mishandeling niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte werd vrijgesproken van de zware mishandeling, maar de politierechter achtte de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel bewezen. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de eerste klap door de verdachte werd uitgedeeld en niet als noodzakelijke zelfverdediging kon worden beschouwd. De politierechter legde een taakstraf op van 120 uren en kende de benadeelde partij een schadevergoeding toe van € 2025,99, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/244393.21
Datum uitspraak: 28 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. L. Huigsloot, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van
14 december 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. Voor zover de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten bevat, zal de politierechter deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3..Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze politierechter is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4..Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J.A. Kramer, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis, waarbij reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met aftrek van voorarrest;

5..Waardering van het bewijs

5.1
Vr
ijspraak feit 1 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de politierechter van oordeel dat de onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat niet is komen vast te staan dat het slachtoffer [naam slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Weliswaar liep hij een gebroken neus op, maar een dergelijke breuk wordt volgens de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet zonder meer als zwaar lichamelijk letsel beschouwd. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
5.2
Bewijswaardering feit 1 subsidiair en meer subsidiair
5.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarbij heeft hij zich onder andere gebaseerd op de aangifte, het letsel van de aangever, en de verklaringen van getuigen [naam getuige 1] , [naam getuige 2] en [naam getuige 3] .
5.2.2
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd is dat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken, omdat niet is komen vast te staan dat verdachte het opzet heeft gehad om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
5.3
Beoordeling
Op basis van de inhoud van het proces-verbaal alsmede de verklaringen van de verdachte en de aangever die ter zitting als getuige werd gehoord, stelt de politierechter het navolgende vast.
Op 12 september 2021, omstreeks 04.00 u bevond de aangever zich met meerdere personen in de hal van het oude Havenziekenhuis te Rotterdam. Hij was daar ter gelegenheid van een verjaardag aanwezig.
De verdachte, die daar toen als bewoner verbleef, is in die hal aangever tegengekomen. Hij was op dat moment onder invloed van alcohol; een latere ademtest gaf 505 ug/l als uitslag.
De verdachte heeft aangever gesommeerd om de hal te verlaten. Ter zitting verklaarde verdachte dat hij dit deed omdat hij als bewoner niet wilde opdraaien voor eventuele schade aan het gebouw. Verder verklaarde hij, daarnaar gevraagd, dat hij geen toezichthoudende rol had in het gebouw. Evenmin kon hij uitleggen waarom hij nu juist aangever had aangesproken.
Over wat daarna gebeurde lopen de verklaringen van de verdachte enerzijds, en de aangever en de overige getuigen anderzijds, uiteen.
5.3.1
De eerste klap
De aangever verklaart dat verdachte voor hem stond en heel hard aan zijn jast trok, waardoor deze scheurde. Direct hierna werd hij door verdachte met een vuist in zijn gezicht geslagen. Daarna werd alles voor hem wazig.
Die verklaring wordt bevestigd door de getuige [naam getuige 1] , die zag dat een man (de politierechter begrijpt: verdachte) het slachtoffer (de politierechter begrijpt: aangever) met gebalde vuist op zijn neus sloeg.
De getuige [naam getuige 3] verklaart dat de verdachte de aangever (extreem) agressief en boos sloeg.
De verdachte verklaart dat aangever de eerste klap uitdeelde. Deze sloeg hem op zijn wenkbrauw en legde een nekklem aan waardoor hij bijna flauwviel. Daarna is hij begonnen terug te slaan. Ter onderbouwing van deze stelling toonde de raadsvrouw ter zitting foto’s van de nek van de verdachte, kort na het incident gemaakt, waarop krasverwondingen aan de zijkant van diens hals zichtbaar zijn.
De aangever is ter zitting als getuige gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid de verklaring bevestigd die hij bij de politie heeft afgelegd. De getuige verklaarde verder dat hij, voor zover hij het zich kan herinneren, gevochten heeft met de verdachte en dat het mogelijk is dat hij aangever bij de hals of nek heeft gepakt.
De verdachte en zijn raadsvrouw zijn ter zitting in de gelegenheid gesteld om de getuige te ondervragen en het waarheidsgehalte van zijn verklaring nader te beproeven. Naar aanleiding van die ondervraging en ook overigens zijn bij de politierechter evenwel geen twijfels gerezen over het waarheidsgehalte van de verklaringen van de aangever en die van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 3] .
De politierechter is daarom van oordeel dat verdachte degene is geweest die de eerste (harde) stoot heeft uitgedeeld.
5.3.2
Het vervolg
De aangever verklaart dat hij na de eerste klap(pen) een tijdje buiten bewustzijn is geweest. Hij kan zich herinneren dat hij op de grond lag en stemmen hoorde. De gewaarschuwde politie zag aangever op de grond liggen. De politie zag bloed aan de muur en ook dat -nadat het gezicht van aangever omhoog was gedraaid- veel bloed van diens gezicht afstroomde. De foto’s van de verwondingen van aangever en van het bloed op de vloer bevinden zich in het dossier.
De getuige [naam getuige 1] verklaart dat verdachte na de eerste confrontatie achter aangever aanrende en hem bleef slaan in de hal. In de toiletruimte sloeg hij hem nogmaals in het gezicht. Toen het slachtoffer op de grond lag, sloeg en schopte hij hem meermaals.
De getuige [naam getuige 3] verklaart dat de verdachte maar bleef gaan, zij door hem werd weggeduwd om door te gaan. Zelfs toen aangever niet meer functioneerde en zich niet meer kon verdedigen bleef hij doorgaan.
5.3.3
Vrijspraak poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
De politierechter moet beoordelen of voldoende bewijs aanwezig is dat verdachte het opzet heeft gehad om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte heeft hierover niet verklaard. De raadsvrouw heeft betoogd dat het bewijs van het opzet ontbreekt.
De politierechter stelt vast dat verdachte de aangever vele harde klappen en schoppen heeft toegebracht, met een gebroken neus tot gevolg. Uit de aangifte en de medische verklaring blijkt niet dat de aangever daarnaast ander letsel heeft opgelopen. Evenmin bevat het dossier voldoende bewijs dat de
wijze waaropde verdachte de aangever heeft mishandeld, geschikt was om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verklaringen hierover zijn te weinig specifiek. Verder kan de politierechter bij gebrek aan nadere gegevens niet tot de conclusie komen dat de omstandigheid dat aangever (even) buiten bewustzijn is geweest, had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. Daarmee is niet vast komen te staan dat door het handelen van de verdachte de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De vraag of de verdachte met zijn handelen al dan niet (voorwaardelijk) opzet op het gevolg daarvan heeft gehad, kan daarom buiten beschouwing blijven.
De verdachte zal om die reden worden vrijgesproken van het onder 1. subsidiair tenlastegelegde.
5.3.4.
Verwerping beroep op noodweer(exces)
Ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling is een beroep op noodweer gedaan. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte door aangever in een nekklem werd genomen; het geweld dat hij gebruikte was noodzakelijk om zich hiertegen te verdedigen. Hierdoor ontstond tevens bij hem een hevige gemoedsbeweging, waaruit het door hem daarna toegepaste geweld valt te verklaren (noodweerexces).
5.3.4.1 Beoordeling
Hierboven (onder 5.3.1) heeft de politierechter geoordeeld dat verdachte tijdens de confrontatie met aangever als eerste een (harde) klap heeft uitgedeeld.
Het beroep op noodweer wordt verworpen, omdat de door de verdachte uitgedeelde eerste klap niet als noodzakelijke zelfverdediging kan worden beschouwd.
Dat de aangever bij de verdachte tijdens de confrontatie een nekklem heeft aangelegd waardoor hij in ademnood kwam, is niet aannemelijk geworden. De getuigen zwijgen hierover en de foto’s die door de verdediging zijn ingebracht, bieden hierover onvoldoende uitsluitsel.
Evenmin is aannemelijk geworden dat, zelfs als er sprake zou zijn geweest van deze nekklem, de wijze waarop de verdachte aangever heeft geslagen, een
noodzakelijkevorm van verdediging was. Ook om die reden wordt het beroep op noodweer verworpen.
Nu er geen sprake was van noodweer, zal het beroep op noodweerexces worden gepasseerd.
5.3.5
Mishandeling bewezen
De politierechter acht daarom de aan verdachte meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling van aangever wettig en overtuigend bewezen.

6..Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de politierechter de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de politierechter een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring van voor het onder 2. tenlastegelegde redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat:
hij, op 12 september 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] :
- meermalen, in/op/tegen het gezicht te slaan/stompen, waardoor die [naam slachtoffer] op de grond is gevallen en
- vervolgens terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag [hem] meermalen in/op/tegen het lichaam te slaan/stompen en te trappen/schoppen;
2.
hij, op 12 september 2021 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een jas, die aan [naam slachtoffer] , toebehoorde(n) heeft vernield;

7..Strafbaarheid feiten

De politierechter is van oordeel dat er overigens geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De bewezenverklaarde feiten leveren op:

1..mishandeling, meermalen gepleegd

2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

8..Strafbaarheid verdachte

Onder 5.3.4 werd het beroep op noodweerexces verworpen
.Er zijn daarnaast geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is derhalve strafbaar.

9..Motivering straf

9.1
De vordering van de officier van justitie
Zoals vermeld heeft de officier van justitie heeft gevorderd verdachte terzake van het subsidiair ten laste gelegde te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat aan de verdachte uitsluitend een geldboete wordt opgelegd.
9.3
De gronden voor een straf of maatregel
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft -terwijl hij onder invloed was- zonder dat daartoe aanleiding bestond, de confrontatie opgezocht met het slachtoffer. Daarbij heeft de verdachte de jas van het slachtoffer kapotgescheurd en hem ernstig mishandeld in het bijzijn van anderen. Vervolgens heeft de verdachte zich niet na eerste confrontatie teruggetrokken, maar is hij het slachtoffer op agressieve wijze achterna gelopen en doorgegaan met de mishandeling, zelfs toen het slachtoffer weerloos op de grond lag.
Als gevolg van deze mishandeling is het slachtoffer bloedend gewond geraakt en werd zijn neus op twee plaatsen gebroken. Deze mag van geluk spreken dat de mishandeling voor hem niet nog ernstiger lichamelijke gevolgen heeft gehad.
De mishandeling heeft voor het slachtoffer daarnaast psychisch leed veroorzaakt, zo bleek uit de verklaring die namens hem ter zitting werd voorgelezen.
De politierechter rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De door de verdachte toegepaste mishandeling -door sommigen aangeduid als zinloos geweld- pleegt diepe indruk te maken op degenen die daarbij huns ondanks tegenwoordig zijn en draagt bij aan gevoelens van angst en onveiligheid.
Bij zijn beslissing heeft de politierechter verder rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie d.d. 16 november 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De politierechter heeft bij de bepaling van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Hoewel het bewezenverklaarde feit formeel kan worden gebracht onder de rubriek b:
‘mishandeling, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend’,heeft de politierechter, anders dan door de verdediging bepleit, aansluiting gezocht bij rubriek c:
‘Mishandeling met behulp van een slagwapen of door een kopstoot, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend.’
Het slachtoffer werd immers door de mishandeling zwaar toegetakeld, heeft enige tijd het bewustzijn verloren en heeft zich gedurende langere tijd onder behandeling van een specialist moeten stellen.
Onder genoemde omstandigheden kan niet worden volstaan met een geldboete. Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten zal de politierechter een taakstraf van na te noemen duur opleggen. De politierechter acht deze straf passend en geboden.

10..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam slachtoffer] ter zake van het ten laste gelegde feit waarmee bij de strafoplegging rekening is gehouden. De benadeelde partij, ter zitting bijgestaan door een vertegenwoordiger van Bureau Slachtofferhulp, vordert een vergoeding van € 2410,99 aan materiële schade en een vergoeding van € 1500,00 aan immateriële schade. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 385,- eigen risico zorgverzekering;
  • € 75,- jas;
  • € 109,- telefoon;
  • € 38,13 lidmaatschap rugbyclub;
  • € 1.776,00 verlies arbeidsvermogen
  • € 27,86 reiskosten.
10.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd van de vordering van de benadeelde partij het materiële gedeelte in zijn geheel toe te wijzen en het immateriële gedeelte tot
€ 1.000,- te matigen, vermeerderd met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.
Standpunt verdediging
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert als bedoeld in artikel 361 lid 3 Sv.
10.3
Beoordeling
De politierechter is van oordeel dat de behandeling van de schadeposten geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Hij heeft daarbij acht geslagen op HR 19 mei 2020, ECLI: NL:HR:2019:793, dat de rechter uitnodigt om terughoudend te zijn bij het hanteren van deze grond.
10.4
Ontvankelijkheid benadeelde partij
Aan de verdachte straf zal worden opgelegd. Er is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De benadeelde partij is ontvankelijk in zijn vordering.
10.5
De vordering in haar onderdelen
Hierna zullen de verschillende posten van de vordering worden behandeld, waarbij telkens zal worden ingegaan op het als subsidiair naar voren gebrachte standpunt van de verdediging.
.
10.5.1
Eigen risico zorgverzekering
De benadeelde partij vordert vergoeding van het eigen risico tot een bedrag van
€ 385,00. De raadsvrouw heeft verzocht dit deel van de vordering af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Van het eigen risico ontbreekt immers een nota of factuur. Dit is het minimale vereiste om aan te kunnen nemen dat het eigen risico niet al verbruikt was op het moment dat de aangever naar het ziekenhuis ging.
Beoordeling
Bij de vordering is een screenshot gevoegd waarop de naam van de benadeelde partij is weergegeven, alsmede de stand van het eigen risico. De politierechter kent aan dit screenshot dezelfde bewijskracht toe als aan een nota, nu in de praktijk zorgverzekeraars nog uitsluitend elektronisch communiceren met de verzekerde. Gesteld, noch aannemelijk is geworden dat het eigen risico van de benadeelde partij voor iets anders is gebruikt dan voor de nasleep van de mishandeling.
De vordering zal in haar geheel worden toegewezen.
10.5.2
De jas
De benadeelde partij vordert vergoeding van de schade aan de jas ten bedrage van
€ 75,00.
De raadsvrouw heeft verzocht dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel te matigen. Ten aanzien van de jas bestaat onduidelijkheid of de jas niet meer bruikbaar is en/of de schade nog te herstellen was. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de afschrijvingskosten.
Beoordeling
Bij de vordering is een nota gevoegd waaruit blijkt dat de jas twee dagen voor het incident werd aangeschaft voor een bedrag van € 75,00. Uit de bijgevoegde foto’s blijkt dat de jas bebloed en beschadigd is. Naar het oordeel van de politierechter is in voldoende mate komen vast te staan dat de jas door het incident definitief onbruikbaar is geworden. Nu de jas kort daarvoor werd aangeschaft, zal de politierechter geen afschrijving toepassen.
De vordering zal in haar geheel worden toegewezen.
10.5.3
De telefoon
De benadeelde partij vordert vergoeding van de schade aan zijn mobiele telefoon, begroot op € 109,00.
De raadsvrouw heeft verzocht dit deel van de vordering af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Uit het dossier niet gebleken dat de telefoon van aangever kapot is gegaan tijdens de vechtpartij. Daardoor ontbreekt het causaal verband tussen het strafbare feit en de schade.
Beoordeling
Hoewel het aannemelijk is dat de telefoon tijdens de vechtpartij werd beschadigd, kan op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet worden vastgesteld dat de schade het gevolg is geweest van het bewezenverklaarde strafbare handelen van de verdachte.
Op dit onderdeel zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
10.5.4
Lidmaatschap rugbyclub
De benadeelde partij vordert vergoeding van de schade, bestaande uit de contributie die hij aan de rugbyclub moest betalen in de periode dat hij niet kon spelen, ten bedrage van
€ 38,13.
De raadsvrouw heeft verzocht dit deel van de vordering af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van het lidmaatschap bij de rugbyclub ontbreekt een voldoende onderbouwing. Er worden mailtjes overlegd van augustus 2021, waarin gesproken wordt over toekomstige incasso’s, maar er is geen bewijs dat ook daadwerkelijk werd betaald.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van zijn neusfractuur gedurende zes weken niet heeft kunnen spelen. Uit het overlegde Whatsapp bericht blijkt dat de betaling van de contributie steeds plaatshad door middel van automatische incasso. Gesteld noch gebleken is dat deze incasso niet heeft plaatsgehad gedurende de ziekte van de benadeelde partij.
De vordering zal daarom in haar geheel worden toegewezen.
10.5.5
Verlies van arbeidsvermogen
De benadeelde partij vordert vergoeding van de schade die is ontstaan doordat hij tijdens zijn ziekte niet kon werken ten bedrage van € 1776,00.
De raadsvrouw heeft verzocht dit deel van de vordering af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Zij twijfelt aan de echtheid van de documenten. De gegevens van de werkgever ontbreken zowel op de arbeidsovereenkomst, als ook op de loonstroken en de losse verklaring. Daarnaast komt de handtekening van de werkgever op de arbeidsovereenkomst niet overeen met die op de losse verklaringen. Subsidiair geldt dat oproepkrachten met een nul-urencontract doorgaans recht hebben op doorbetaling van het loon van 70%. Afhankelijk van de cao kan dit zelfs oplopen tot 100%. Nu op de onderbouwing van de vordering blijkt dat alle gegevens van de werkgever zijn weggelaten, is nu niet te controleren of aangever recht had op doorbetaling van zijn loon.
Beoordeling
In voldoende mate is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van zijn letsel enige tijd niet heeft kunnen werken. Ter verdere onderbouwing van zijn vordering heeft de benadeelde partij een arbeidsovereenkomst, loonstroken en een werkgeversverklaring overgelegd. Hierop ontbreken echter de naam van de werkgever en de plaats van ondertekening van de arbeidsovereenkomst. De politierechter kan daarom de getrouwheid van deze documenten niet beoordelen, zodat hij deze buiten beschouwing zal laten.
Nu de vordering wordt betwist en verdere onderbouwing ontbreekt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
10.5.6
Reiskosten
De benadeelde partij vordert vergoeding van de reiskosten voor het bijwonen van de zitting ten bedrage van € 27,86. Deze vordering wordt niet betwist en zal worden toegewezen.
10.5.7
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1500,00 als vergoeding van zijn immateriële schade. Hij verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank van 29 oktober 2020.
De raadsvrouw concludeert (impliciet) tot afwijzing van de vordering. De psychische schade is niet met concrete stukken onderbouwd en de aantasting in de persoon kan niet zonder meer worden aangenomen vanwege de aard en de ernst van de normschending.
Beoordeling
Uit de slachtofferverklaring die namens het slachtoffer ter zitting is voorgelezen, komt naar voren dat hij de nodige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van de mishandeling en het letsel dat daardoor ontstond. Zoals hiervoor werd overwogen werd de benadeelde partij door de mishandeling zwaar toegetakeld, heeft hij enige tijd het bewustzijn verloren en heeft hij zich gedurende langere tijd onder behandeling van een specialist moeten stellen. Het incident heeft grote invloed op zijn psychisch welzijn gehad hij heeft het er nog vaak moeilijk mee. Als gevolg van het letsel is hij zijn basisplaats in zijn rugbyteam verloren en miste hij zijn training nodig voor zijn selectie tot officier-vlieger. Daardoor liep hij vertraging op met zijn studie.
Bij het ontbreken van een verdere concrete onderbouwing zal de politierechter de hoogte van de immateriële schade bepalen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
Het hiervoor overwogene leidt ertoe dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel zal worden toegewezen.
10.6
Wettelijke rente
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De politierechter bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 september 2021.
10.7
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 525,99 aan materiële schade en € 1500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

11..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

12..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13..Beslissing

De politierechter:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1. meer subsidiaire tenlastegelegde feit en het onder 2. tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
116 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
58 dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen een bedrag van
€ 2025,99 (zegge: tweeduizendvijfentwintig euro 99/100),bestaande uit € 525,99 aan materiële schade en € 1500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 2025,99(hoofdsom,
zegge: zegge: tweeduizendvijfentwintig euro 99/100), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
dertig dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.A.F. Gerding, politierechter,
in tegenwoordigheid van C. Fioole, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 december 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 12 september 2021 te Rotterdam aan [naam slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een gescheurde oogkas,
heeft toegebracht door die [naam slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht te slaan/stompen, waardoor die [naam slachtoffer] op de grond is gekomen/gevallen en/of
- (vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 september 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor die [naam slachtoffer] op de grond is gekomen/gevallen en/of
- (vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 september 2021 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door die [naam slachtoffer] :
- meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht te slaan/stompen, waardoor die [naam slachtoffer] op de grond is gekomen/gevallen en/of
- (vervolgens) (terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of te trappen/schoppen;
2.
hij, op of omstreeks 12 september 2021 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een jas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;