In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die is aangemerkt als gedupeerde van de toeslagenaffaire, en het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin het schuldhulpverleningstraject van eiseres werd beëindigd. Dit besluit was gebaseerd op de constatering dat eiseres wijzigingen in haar persoonlijke situatie niet had doorgegeven, waardoor zij haar inlichtingenverplichting niet was nagekomen.
Tijdens de zitting op 12 maart 2021 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven om met de schuldeisers van eiseres overeenstemming te bereiken over de voortzetting van de schuldregeling. In een brief van 12 oktober 2021 heeft verweerder meegedeeld dat eiseres is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire en dat haar schulden zijn kwijtgescholden.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder met zijn brief van 12 oktober 2021 tegemoet is gekomen aan de bezwaren van eiseres, waardoor het beroep gegrond moet worden verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht en heeft zelf in de zaak voorzien door de brief van verweerder van 12 oktober 2021 in de plaats te stellen van het vernietigde besluit. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.