In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker die kampt met aanzienlijke schulden. Verzoeker heeft op 4 november 2021 een verzoek ingediend om een drietal schuldeisers te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. Deze regeling voorziet in een betaling van 3,45% aan de preferente schuldeisers en 1,73% aan de concurrente schuldeisers, gebaseerd op de NVVK-norm. Verzoeker, die verblijft in een zorginstelling na meerdere hersenbloedingen, heeft zijn schuldenlast van € 90.216,90 gepresenteerd en heeft aangegeven dat hij al het mogelijke heeft gedaan om zijn schuldeisers een regeling aan te bieden.
Tijdens de zitting op 8 december 2021 zijn de weigerende schuldeisers, [schuldeiser 2] en [schuldeiser 3], niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat twaalf van de veertien schuldeisers met de aangeboden regeling instemden. De rechtbank heeft de argumenten van de weigerende schuldeisers, die de aangeboden regeling te laag vonden en niet goed gedocumenteerd, in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers, die gezamenlijk een meerderheid van de schuldenlast vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en hen veroordeeld in de kosten van de procedure. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de aangeboden regeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.